
Ik moest zondag in Apeldoorn zijn. Vanuit Amsterdam is dat een vrije lange treinreis, maar je kunt in de trein wel wat werken, zeker als je een kaartje neemt voor de eerste klasse. Die is op dit traject in de regel vrij stil. Helaas moet je bijna altijd een overstap maken in Hilversum of Amersfoort, waar je, omdat er op de perrons te weinig banken zijn, ruim een kwartier staat te wachten. Twintig minuten die je dus niet productief kunt benutten.
Omdat ik dit reisje regelmatig maak, kan ik deze moeilijkheden dromen, maar zondagavond had ik toch een ervaring die nieuw was. Ik koos op de terugreis een van de wél doorgaande treinen – die van acht uur, om precies te zijn – maar juist toen ik me had ingericht en we het station verlieten, floepte het licht uit. De passagiers haalden de conducteurs erbij, maar ondanks hun verwoede pogingen gingen de lampen niet meer aan, en dat bleef zo.
Er brandde wel licht in de tweede klasse, waar het echter zo druk was dat er niet te werken viel. Ik zette me uiteindelijk neer op de vloer in het compartiment tussen twee afdelingen, in de hoop nog iets te hebben aan mijn reistijd, maar er waren ook hier teveel mensen. Een Duitser vertelde aan een medereiziger hoe zijn opa vroeger met explosieven had gewerkt in een steenmijn, wat ik onder andere omstandigheden interessant zou hebben gevonden. Maar dit keer niet. Ik had er vooral de balen van dat ik kon fluiten naar een productieve toepassing van mijn reistijd. Eenmaal thuis in Amsterdam kon ik nog een uur aan het werk om het geleden tijdverlies goed te maken.
Ik zou nu kunnen schrijven naar de klantenservice. De ervaring leert dat ik dan vrij snel een nette brief terug ontvang en dat men niet moeilijk of krenterig doet. Vermoedelijk krijg ik dan financiële compensatie geboden voor het feit dat ik tweede- in plaats van eerste klas heb moeten reizen. Ongeveer zoals je gecompenseerd kunt worden bij al te grote vertragingen.
Dat is goed bedoeld, maar het klassenverschil is mijn probleem niet. Ik reis niet in de eerste klasse vanuit standsbewustzijn, maar omdat ik mijn reistijd zinvol wil besteden. Mijn frustratie tijdens de rit van Apeldoorn naar Amsterdam is dezelfde die ik voel als mensen praten in de stiltecoupé. Ik ben dan zomaar een deel van mijn schaarse tijd kwijt.
Ik heb niet het idee dat de openbaar-vervoerbedrijven daar veel van begrijpen. Ze richten zich vooral op forenzen: mensen die op weg zijn naar een kantoor om dáár te werken. Ze werken niet in de trein. Deze groep neemt echter in belang af. Steeds meer mensen hebben geen vaste werkplaats en moeten woekeren met hun tijd. De trein mag dan niet primair zijn bedoeld als flexwerkplek, ze is dat inmiddels wel degelijk, en er zijn elke maand weer meer reizigers die in een trein de gelegenheid tot werken belangrijker vinden dan vertragingen of een zitplaats in een andere klasse.
Hoewel er inmiddels steeds meer treinen zijn met internetmogelijkheden, lijkt men bij het spoor te leven in een wereld waaraan de veranderingen in de arbeidsmarkt voorbij lijken te gaan. Daarom blijven er te weinig banken staan op de perrons, daarom grijpt men nauwelijks in als er in de stiltecoupés wordt gesproken en daarom kan ik wél worden gecompenseerd voor klassenverschil maar niet voor tijdverspilling.
De trein kan zo heerlijk zijn. Je kunt er lezen en schrijven en, zoals ik al aangaf, het internet gebruiken. Ik zou niet goed weten hoe ik mijn reistijd even productief kan gebruiken als ik in een auto door de spits zou reizen. Ik zal ook niet klagen over die kapotte lampen, want zoiets kan nu eenmaal gewoon gebeuren. Maar wat zou ik er veel voor over hebben als men bij het spoor iets beter zou begrijpen dat een trein niet slechts een vervoermiddel is.
Wat zal ik er van zeggen? Een trein is en vervoermiddel, punt. Komma, je kunt een trein zo inrichten dat er andere dingen gedaan kunnen worden tijdens een treinreis. Men kan met elkaar kletsen (of in een telefoon), men kan muziek luisteren (die op de oren van anderen speelt), men kan de krant (mee)lezen, of uit het raam kijken (mits dat niet door cultuurvandalen is dichtgespoten met grafitti).
Punt van deze opsomming is dat de trein niet ingericht is voor een gerichte besteding van onze reistijd. De bus ook niet, net zo mis als de tram of de metro, maar daar lijkt zich verder niemand aan te storen, wat pas gebeurd als de reistijd langer is dan een minuut of 10, 20.
het gevoel van ergernis over het ‘missen van iets’ treedt dus pas op bij een specifiek gebruik van het vervoermiddel. Maar de trein is hier niet voor. Men betaalt voor de zetel, dwz voor een eerste- of tweede klasse zitplaats. Maar als de trein zo vol is dat ik moet staan, krijg ik geen compensatie voor het niet genieten van een zitplaats. Zo ook werken. Mits de gelegeheid het toelaat is dat mogelijk. Maar er wordt geen extra heffing betaald voor het reizen in een stilte/werkcoupé. Misschien zou dat moeten.
Waar het mij om gaat, is dat “kunnen werken” nu net het enige is dat de trein van de auto onderscheidt. Als ik niet kan werken in de trein, kan ik beter een auto aanschaffen en daarmee naar mijn werk gaan: dat is comfortabeler en je komt van precies je eigen huis bij precies je bestemming, zonder dat je eerst naar haltes moet lopen.
Als het echt alleen om verplaatsingen zou gaan, zou iedereen die de middelen daartoe heeft, de auto kiezen. Door geen rekening te houden met de trein als flexwerkplek, ontkennen de spoorwegbedrijven hun eigen unique selling point.
Ik heb nooit in de trein kunnen werken, vandaar miscchien mijn andere standpunt in deze. wat lezen ja, naar buiten kijken (mits het raam schoon was) ook, maar de trein is mij te druk om geconcentreerd iets te doen. ook die stiltecoupés zijn daarop geen uitzondering. Ik blijf erbij: je hebt een punt, maar dan zou de NS er meer mee moeten doen: betere uitvoering/handhaving tegen een hoger reisbedrag.