Jeita

Nahr al-Kalb

In de negentiende eeuw moet Beiroet een van de interessantste steden ter wereld zijn geweest. De lokale heerser Bashir Shahib II streefde, net als de Egyptenaar Mohammed Ali, naar een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van de Ottomaanse sultan. Voor westerse adviseurs en kooplieden was in Libanon altijd ruimte: ze brachten kennis en koopwaar, en het is niet makkelijk te bepalen aan welke van deze twee de Beiroeti’s de grootste waarde hechtten.

Een van de gasten was de Amerikaan William Thomson, die wel eens ging jagen aan de Nahr al-Kalb, de “hondsrivier” waarover ik al eens blogde. In 1836 zat hij tijdens een van die jachtpartijen uit te rusten, toen hij water hoorde ruisen in de berg. Hij begreep dat er een onderaardse stroom moest zijn, vond de ingang, loste een schot en begreep uit de echo dat er een enorme grot moest zijn. Vanaf 1873 zou de onderaardse rivier worden benut voor de watervoorziening van het snel groeiende Beiroet.

Inmiddels is bekend dat het in feite gaat om twee kolossale complexen van grotten en gangen. Het onderste staat deels onder water, het bovenste staat droog en is tijdens de burgeroorlogen door de christelijke milities gebruikt als wapenopslagplaats. Tegenwoordig is het een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Libanon. De website is hier.

Ik was er nog niet geweest en heb gisteren die omissie goed gemaakt. Het is (als je je ogen kunt sluiten voor de weinig geslaagde moderne sculptuur die het terrein ontsiert) inderdaad de moeite waard. Een kabelbaantje brengt je over een modderige Nahr al-Kalb naar de ingang van de bovenste grot, waar een betonnen pad is aangelegd dat je ruim 800 meter het complex binnenleidt. Overal zie je de druipstenen hangen en staan.

De langste stalactiet is zeven meter lang en schijnt de grootst-bekende ter wereld te zijn. Ik begreep dat ze in deze pegels een soort jaarringen hebben, waarmee ze kunnen vaststellen hoe oud die zijn. Een stalactiet van een kleine anderhalve meter lang bleek zo’n 12.000 jaar oud, zodat we mogen aannemen dat zijn zeven meter lange broer misschien wel 60.000 jaar oud is. Ook was ergens een bassin te zien dat nog het meeste deed denken aan de afzettingen bij het Turkse Pamukkale.

Dit alles onder een gewelf dat zich soms wel vijftig meter boven het betonnen pad verhief, of wel honderd meter de diepte in ging. Het was heel suggestief verlicht, zodat je soms het idee had te staan aan de mond van de Onderwereld.

De benedengrot is veel minder interessant, al is het natuurlijk leuk dat je er in een bootje vaart. Het gewelf is aan het begin heel laag, zodat je moet bukken om er onderdoor te kunnen varen; verderop is het hoger, maar de stalactieten zijn hier minder indrukwekkend. Ik heb het in de Iraanse Ali Sadr-grotten spectaculairder gezien.

Iets wat ik niet heb begrepen, is hoe de temperatuur in de bovengrot 22⁰ en in de benedengrot 16⁰ kan zijn. Dát de temperatuur constant dezelfde is, verbaast me niet (in Valkenburg zijn de mergelgrotten altijd 17⁰), maar ik snap niet waarom de grotten een zo verschillende temperatuur hebben. Misschien heeft iemand een idee?

Deel dit: