
Tijdens zijn studententijd verdiende een van mijn beste vrienden iets bij voor een bedrijfje dat zich bezighield met telefonische verkoop. Op een dag verzocht zijn baas hem of hij, als mensen belden om iets te kopen, ook nog wat andere zaken wilde noemen die ze konden aanschaffen. “Maar die hebben ze niet nodig,” wierp mijn vriend tegen. “Dat is onze zaak niet,” was het antwoord, “wij willen omzet draaien, ongeacht of ze het nodig hebben.” Voor mijn vriend was dit de aanleiding om ontslag te nemen.
Ik moet daaraan bijna altijd weer denken als ik op het station een kop koffie koop en de verkoper me, alsof ik zelf niet zou weten of ik trek heb, vraagt of ik er een koek bij wil. Het ergerlijke is niet dat me iets wordt opgedrongen: aan reclame, die in feit niets anders is, stoor ik me een stuk minder. Wat me ergert is de verandering van een ik-jij-relatie in een ik-het-relatie.
Dat vergt enige toelichting, want wat ik denk is nogal uit de tijd. Ik geef dus ook maar een wat ouderwets voorbeeld: als een jonge man aan een echtpaar vraagt om de hand van hun dochter, dan vraagt hij om de hand van die ene dochter, niet om zomaar een dochter. Met die ene dochter heeft hij een persoonlijke relatie; de andere meisjes zijn vast ook heel aardig, maar hij heeft er niet zo’n band mee.
Een goede verkoper neemt zijn klant serieus. Mijn boekverkoopster weet ongeveer waar mijn belangstelling ligt en adviseerde me laatst een boek over Paulus: niet omdat ze nog wat extra omzet wilde draaien, maar omdat ze wist dat ik er voordeel van zou hebben. Haar collega ontried me laatst een boek dat ik al had besteld omdat hij meende dat het te duur was. Met mijn boekverkopers heb ik zo een redelijk persoonlijke band, en die heb ik eveneens met de mevrouw van de chocoladewinkel, vader en zoon fietsenmaker, de mensen van de drie cafés waar ik wel eens neerstrijk, twee kassameisjes bij de Albert Heijn, de man van de stripboekwinkel, de tijdschriftenverkoper en nog zo wat mensen die ik van tijd tot tijd zie.
Bij de broodjeszaken op het station is de benadering heel anders: ik ben niets meer dan een portemonnee met geld dat naar de eigen kassa moet. Ik ben er geen “jij” maar een “het”. Ik heb wel eens een verkoper bedankt omdat die me geen extra spullen probeerde aan te smeren, maar dat leidde vooral tot verwarring: terwijl klanten in de rijen naast me mij bijvielen, was de jonge man achter de counter merkbaar uit zijn routine gehaald. Hij begon zich zelfs te verontschuldigingen – blijkbaar zijn onverwachte opmerkingen doorgaans verwijten.
Ik heb op een rustiger station, toen ik de enige klant was en er tijd was voor een praatje, eens gevraagd waarom verkopers me dingen aanboden waarvan ze logischerwijs konden weten dat ik ze niet nodig had. Het aanbod staat immers overzichtelijk opgesteld en je weet doorgaans wel of je dorst of honger hebt.
De verkoper zei dat de officiële reden was dat mensen anders lang zouden zoeken, wat de doorloop in de winkel niet bevorderde, maar hij zag dat ik hem niet geloofde. Toen vertelde hij dat hij en zijn collega’s het eigenlijk ook niet vonden kunnen, maar dat er mystery guests waren die het controleerden. Als je het niet deed, werd je niet ontslagen, zo erg was het nou ook weer niet, maar als je het wel deed, kwam er wel meer geld binnen.
Kortom: de broodjeszaken op de stations betalen hun personeel om je niet te behandelen als klant maar als voorwerp. Ik heb vanmiddag een broodtrommel en een thermosflesje gekocht.
Sorry, Jona, je bent werkelijk een beetje naief. De conclusie in je laatste alinea was je goede vriend uit je studententijd al duidelijk – precies daarom nam hij ontslag. Dat verdient de hoogste bewondering.
Wat je hier beschrijft is precies wat we kunnen verwachten in een economische ordening die winstmaximalisatie en omzetverhoging als de twee belangrijkste doelen heeft.
Ik heb geleerd dit als algemene regel te beschouwen – met name in filialen van ketens – en te genieten van de uitzonderingen. Zo kocht ik vroeger mijn broeken in een eenvrouwswinkel (dochter van de niet zo bekende voetballer Piet Kruiver), die beter dan ikzelf wist wat ik nodig had, zodat ik na maximaal twee keer passen een uitstekende broek had. Ik was een jaar van de rel toen ze er mee op hield.
Dus ik ben aangenaam verbaasd om te lezen over die twee kassameisjes bij AH.
Het is een berekend soort naïviteit, beste Mark; ik neem een bepaalde pose aan die me helpt om scherper een contrast te schilderen.