Er is veel aan te merken op ’s Neêrlands spoorwegbedrijven, en veel van die kritiek is ontzettend terecht, maar er valt op het spoor ook weleens iets leuks te beleven. Twee ontmoetingen, eerder deze week.
Op maandag reisde ik vanuit Amsterdam naar Gouda. Ik probeerde wat te werken op mijn laptop maar had daarmee weinig succes, aangezien er een klas pubers bij me neerstreek. Op mij hebben zulke uitgelaten groepen altijd hetzelfde effect, namelijk dat ik er zelf ook blij van word. Ik heb dezelfde ervaring als ik een bruidspaar zie lopen. Een aanstekelijk soort blijdschap. Daarmee ben ik trouwens niet de enige: toen we op de trouwdag van mijn goede vriend Richard bij de Stopera foto’s maakten van hem en zijn echtgenote, zag ik bij elke passerende fietser een glimlach doorbreken.
Terug naar de trein. Voor me kinderen, naast me kinderen. Zo te horen bezig met een project waarbij ze de grote steden bezochten; zo te zien afkomstig uit alle geledingen van onze pluriforme samenleving. De ouders van de jongen voor me zouden wel van de Antillen zijn gekomen, de grootouders van de meiden naast me uit Marokko.
Het was moeilijk de conversatie niet af te luisteren. De drie bakvissen naast me hadden het over de jongens uit Rotterdam, die ze de mooiste hadden gevonden van alle steden, en over de mensen in Den Haag, die ze op de mouw zouden spelden dat ze in Marokko zouden worden uitgehuwelijkt. Het was dat ik in feite luistervink was, maar anders zou ik er onbedaarlijk om hebben gelachen. Met deze meiden zou het wel goed komen.
De volgende dag, dinsdag dus, reisde ik van Zutphen naar Apeldoorn. Het was laat in de middag en een groep meiden stapte met me in. Niet als enigen: er was ook wat tegenwoordig “een verwarde man” heet. Dat beviel me allerminst. Hij zat naast me en luisterde naar de conversatie van de meisjes, die hij soms, in zichzelf pratend, woord voor woord herhaalde. Het kwam op mij nogal obsessief over en ik hield er rekening mee dat ik zou moeten ingrijpen.
We bereikten de halte bij Empe en de man stond op om naar de uitgang te lopen.
“Die is heel lief,” zei een van de meiden toen hij hen passeerde. “Straks zwaait hij ons na.”
Hij stapte uit en toen hij buiten gehoorsafstand was, zei een van de andere meiden dat ze de man maar raar vond. “Nee, hij is onschuldig,” hield de ander vol, terwijl de trein zich in beweging zette. De man zwaaide ons na en de meiden wuifden terug.
Dit stukje heeft geen echte pointe, of het moest zijn dat ik pubers verschrikkelijk onderschat. Het ene meisje zag scherper dan ik dat haar medereiziger geen vlieg kwaad zou doen, de andere meiden staken de draak met de vooroordelen die over Marokkanen de ronde doen. Ze zagen de dingen scherper dan menig volwassene – in elk geval scherper dan ik.
fijn blog
Jouw stukjes over treinreizen geven mij nog meer reden om meer met de trein te reizen
“anders zou ik er onbedaarlijk om hebben gelachen”
Als ik pubers nog een beetje begrijp kun je dat best doen, hoor. Dan kijken ze eerst verbaasd; dan maak je even je excuses voor het afluisteren (tussen het schaterlachen door) en vervolgens zeg je ze om het ook echt te doen, omdat je het de mooiste grap sinds 80 jaar vindt.
Het is de perfecte manier om vooroordelen te saboteren: verwarring zaaien door ze te bevestigen en mensen zo dwingen erover na te denken.
Prachtig optimistisch makend blog
Dankjewel.
Vrolijke groet,