Het Palmyra van Paul Veyne

palmyra

Palmyra is zoiets als Isfahan of Samarkand: een karavaanstad van legendarische schoonheid. Ook als je er nooit bent geweest, ben je geschokt als je hoort dat vandalen daar moedwillig de monumenten kapot hebben gemaakt. Palmyra is werelderfgoed in de meest letterlijke zin van het woord: als er schade wordt aangericht, zijn niet alleen de Syriërs gedupeerd, maar voelt ieder mens zich getroffen.

Werelderfgoed wordt echter nooit zomaar werelderfgoed. Het heeft doorgaans een diepere betekenis. Het drietal Venetië – Antwerpen – Amsterdam documenteert bijvoorbeeld het ontstaan van een in alle aspecten door het kapitalisme doortrokken samenleving. Palmyra, Isfahan en Samarkand staan voor een ouder economisch systeem, waarin de landbouw domineerde en de handel een aanvulling was. Des te bijzonderder waren deze handelssteden, waar niet alleen producten van vér konden worden gevonden maar waar ook nieuwe ideeën werden uitgewisseld.

In zijn Palmyra. De onvervangbare schat probeert de stokoude Franse geleerde Paul Veyne uit te leggen wat de betekenis van Palmyra nu eigenlijk was. Het boekje is wel vergelijkbaar met de reeks “Verloren Oudheid” waarmee Daan Nijssen uitlegt wat de zogenaamde Islamitische Staat heeft vernietigd in Irak.

In twaalf hoofstukken schetst Veyne de identiteiten van Palmyra: een monumentale stad in de woestijn, een handelsrepubliek van aanzienlijke ouderdom, hoofdstad van een gedurende enkele jaren onafhankelijk keizerrijk, en vooral een vergriekste Aramees-Arabische stamsamenleving in het Romeinse Rijk. Veyne vertelt het vlot, met leuke voorbeelden, en benadrukt voortdurend de culturele pluriformiteit. Die helpt om een gevarieerd boekje te schrijven, vol exotische en minder exotische voorbeelden, die samen een beeld oproepen van wat de vandalen hebben gesloopt. Vandalen die willen dat mensen maar één identiteit hebben, de islamitische, terwijl mensen – en in elk geval de vergriekste Aramees-Arabische Palmyrenen in het Romeinse Rijk – normaal gesproken diverse identiteiten tegelijk hebben.

Steeds weer voel je dat er over Palmyra een wind van vrijheid, van non-conformisme, van “multicultualisme” waait.

Dit is echter wat problematisch. Veyne beschouwt deze pluriformiteit namelijk als de normale gang van zaken en als iets goeds. Dat ben ik toevallig met hem eens. Ik denk óók dat een beschaafd mens per definitie tweetalig is en ik zie in pluriformiteit en variatie een heel groot goed. Ook ik vind dat, zoals Veyne het verwoordt

Wie maar één cultuur – zijn eigen cultuur – kent en wil kennen, zichzelf ertoe veroordeelt te leven onder een stolp.

Dat ik deze waardering van pluriformiteit met Veyne deel, wil echter niet zeggen dat ik niet herken dat dit een politiek standpunt is, waar ook anders over gedacht kan worden.

Helaas gaat Veyne nog een stap verder om zijn standpunt uit te dragen. Om te bewijzen dat pluriformiteit normaal is en hoe ontzettend fout het “monoculturalisme” van ISIS is, suggereert Veyne dat ook de islam pluriform is begonnen. Dat kan waar zijn – er zat in elk geval een oecumenisch element in – maar wat Veyne schrijft lijkt onwaar: dat de manicheeërs (aanhangers van een bepaalde religie) die ooit in Palmyra hadden gewoond, waren uitgeweken naar Mesopotamië, en daarvandaan door trokken naar

de oases ten noordwesten van het Arabisch Schiereiland, die onder het gezag stonden van tot het jodendom bekeerde dynasten, en uiteindelijk Medina en Mekka.

Omdat ik zeker wilde weten dat dit niet waar was, heb ik er een boek over de religie in Palmyra op nageslagen en het twee specialisten gevraagd, die weer anderen zijn gaan vragen, en niemand blijkt te hebben gehoord van manicheeërs in de steden waar de islam is ontstaan. Als er geen bewijs is dat multiculturaliteit een door ISIS verraden norm is, zo lijkt het, dan verzint Veyne het.

Ik deel Veynes ideeën over wat waardevol is in het menselijk leven. En ook ik vind dat ons erfgoed in het Midden-Oosten moet worden verdedigd. Maar niet door onwaarheden te debiteren. Daarmee geef je degenen die de waarde van de bestudering van de Oudheid niet zien – en lees dit nog even terug – precies de munitie die ze nodig hebben.

Deel dit:

18 gedachtes over “Het Palmyra van Paul Veyne

  1. Hans van der Valk

    Voor het belang van multiculturaliteit verwijs ik graag naar het boek ‘Wereldrijk voor een dag’ van Amy Chua. Hierin wordt de opkomst en ondergang van zogenoemde hypermachten beschreven aan de hand van openheid voor culturele invloeden van elders.

  2. Iets van manicheïsme is wel in de vroege islam terug te vinden, althans volgens Carsten Colpe, Das Siegel der Propheten. Historische Beziehungen zwischen Judentum, Judenchristentum, Heidentum und frühem Islam. Berlin 1990.

    ‘De steden waar de islam is ontstaan’: zo duidelijk is dat niet, dat dat Mekka en Medina zouden zijn.

      1. rjvbever69

        Jonas, je stelling dat Veyne ongelijk heeft over het feit dat de Manicheërs tot de heilige steden Mekka en Medina zijn doorgedrongen lijkt bevestigd te worden door deze passage in de Encyclopaedia Iranica:

        Manicheism in Arabia: The emergence of Manichean communities among the Arabs already in the third century is proved by a letter of Mani to (Syr.) Ḥaṭṭā (Ar. al-Ḵaṭṭ), on the coast of either Oman or Bahrain or a particular settlement in the gulf of Bahrain (Tardieu, 1994, pp. 66-69; Grohmann, 1978, pp. 1130-31). The letter is attested in MPers. M 733 /10/ as pr[wrd]g ʿy htʾ (Müller, 1904, p. 31) and in Ebn al-Nadim’s Fehrest (ed. Flügel, pp. 76.1, 104; tr. Dodge, p. 801). That Manicheism went further on to the Arabian peninsula, up to the Hejaz and Mecca, where it could have possibly contributed to the formation of the doctrine of Islam, cannot be proven. A detailed description of Manichean traces in the Arabian-speaking regions is given by Tardieu (1994).

        Veyne, een zeer eminente geleerde (ik vind het goed dat je hem de credits geeft die hij verdient, want de laatste tijd wordt er bijna selectief uit Angelsaksische bronnen geput), zou dus hier de bal misslaan. Ik heb helaas het boek nog niet gelezen.

        Ik heb wel een paar boeken over Mani gelezen. Ik stel me de vraag hoe groot de invloed van Mani is geweest op de Islam (die nog steeds dualistisch over goed en kwaad denkt), maar vooral ook op het christendom dat ervan doordrenkt is. Ik ben een agnost van katholieke afkomst en in de katholieke kerk wisten ze ook wel raad met goed en kwaad. De terminologie die je bij de militante islam ziet, doet grote manicheïstische invloeden vermoeden. Het Westen wordt er als de grote Satan (het Kwaad) gezien. Mani’s kernpunt was dat hij de laatste schakel was in de opeenvolging van profeten en hij was een onvermoeibare missionaris (dat weet je zelf natuurlijk ook). Zijn invloed heeft lang doorgewerkt (denk aan de Katharen)

    1. Het is een groot geleerde maar ik denk dat hij, zoals wel meer mensen die werken aan de letterenfaculteiten, denkt dat een leugentje af en toe is toegestaan om de letteren te laten overleven. Het past uitstekend in een cultuur van de overdreven persberichten en de klinkklare leugens over kansen die letterenstudenten zouden hebben op de arbeidsmarkt.

      Het kan overigens ook gaan om een slordigheid. Een buitengewoon onhandige slordigheid, want dit is precies het punt waar de letteren de schijn al tegen hebben (“linkse kerk”, “diversiteitsknuffelaars”).

      Het boek bevat trouwens nogal wat slordigheden. Zo worden Eufraat en Tigris wel eens verwisseld. En op sommige punten is het echt verouderd met bijv. ontologisch-holistische opvattingen.

      Palmyra verdient een betere verdediging.

  3. Ik ben een bewonderaar van Veyne en ik kan moeilijk geloven dat hij maar wat verzint. G. Monnot, Islam et religions (1986) noemt een Arabische bron die vertelt dat het manicheïsme naar Mekka is gebracht door leden van de Kuraisj vanuit Al-Hira. C. Gilliot concludeert dat het plausibel is dat “Islam’s first appearance was as a non-conformist off-shoot of Manicheism.”

    Zie: https://books.google.nl/books?id=WtaGCo3S4IkC&pg=PA32&dq=manicheism+islam&hl=en&sa=X&ved=0ahUKEwiEppfZstfPAhXsJcAKHZRuARYQ6AEIJjAC#v=onepage&q=manicheism%20islam&f=false

    1. Gherardus Havingha

      Aantonen/bewijzen dat ergens iets níet geweest is, is lastiger dan aantonen/bewijzen dat iets wèl ergens geweest is.

      Maar zo de commentaren lezende, lijkt Veyne ergens een noot/verwijzing te zijn vergeten…

      1. Het boek heeft überhaupt geen noten en dat hoeft voor een pamflet ook niet echt.

        Het probleem is dat Veyne geen e-mail heeft en daarmee in praktische zin onbereikbaar is. Er wordt gewerkt aan een met kroontjespen geschreven brief naar het Collège de France.

        1. mnb0

          Houd je ons op de hoogte? Want nou ben ik erg nieuwsgierig geworden hoe het zit met de manicheeërs en vroege moslims.

  4. Wat het manicheïsme betreft kan gesteld worden dat Mani zijn prediking begon in Ctesiphon in Mesopotamië omstreeks het jaar 242 van onze jaartelling. In 276 stierf hij als martelaar in Gundeshahpuhr in het zuidwesten van Perzië. Minder dan een eeuw na zijn dood waren er evenwel nog bloeiende manichese gemeenschappen van Turkestan tot in Carthago. Vooral in Turkestan boekten de manicheeërs hun grootste successen en omstreeks het jaar 1000 was het de meest belangrijke religieuze sekte in de regio. In Afrika was hun eerder matige invloed vooral gekend door de bekering van Augustinus die van 373 tot 382 lid was van hun gemeenschap. Maar met de komst van de Vandalen werd het manicheïsme in Afrika snel de kop ingedrukt. Het hart van de beweging was vooral te situeren in het westen van Azië, in Syrië en in Mesopotamië en zulks tot in de 10e eeuw. Zowel de Zoroastriërs als de Muzelmannen en ook de orthodoxe christenen hebben die religie fel bestreden. In die context bekeken is het dan ook erg onwaarschijnlijk dat het manicheïsme een invloed heeft gehad, laat staan omarmd werd door de islam…

    1. Dirk

      Van die laatste gedachte ben ik niet overtuigd. Fanatici kunnen vaak het hardst van leer trekken tegen ideeën waar ze wel wat gemeen mee hebben, maar op kleine punten van verschillen. Die worden dan gezien als een grotere bedreiging voor de reinheid van de eigen gemeenschap als iets dat als helemaal anders wordt ervaren.

  5. Mohammed Boubkari

    Ik ben zelf niet thuis in het manicheïsme dus ik kan het mis hebben maar naar mijn mening zijn er geen verzen in de Qur’an waarvan men eenduidig kan zeggen: Dit komt uit het manicheïsme.

    Sterker nog de Qur’ân hamert voortdurend op één ding en dat vers na vers op een repetitieve haast manische manier: Er is één God, er is één God, er is één God. De rest van de inhoud is in wezen niet meer dan garnituur ter verduidelijking van die kernboodschap.

    En als er al beïnvloeding is dan zullen die eerder indirect zijn geweest via de andere godsdiensten wier invloed wel terug te zien is in de Qur’ân.

    Na de 8ste zal er ongetwijfeld direct of indirect beïnvloeding zijn geweest toen de moslims zich geconfronteerd zagen met wettische, exegetische, theologische, filosofische, politieke etc. vraagstukken waar ook aanhangers van andere religies voor hen mee geworsteld hadden.

    Bij het vinden van antwoorden op die vragen hebben moslims naast hun eigen inventiviteit ook vaak leentjebuur gespeeld.

  6. Marcel Hulspas

    Ik begrijp uit de link van Joris dat de aanwezigheid van het Manicheisme is al-Hira blijkbaar bevestigd is. Maar verhalen dat leden van de Koeraisj (de ‘stam van Mekka’) al-Hira zouden hebben bezocht en het geloof meengenomen, moeten post-Mohammed zijn – en zijn niet erg betrouwbaar. Dat de Koeraisjieten vreemde goden naar Mekka sleepten, is namelijk onderdeel van de mythe van de jahiliyya, van de ’tijd van het ongeloof’ vóór de komst van de islam. De betreffende bron noemt als ‘bewijs’ voor een manicheïsche invloed op de islam het feit eerst Mani en later Moh zich gelijkstelden aan de beloofde opvolger van Jezus (de paracleet in het evangelie van Johannes). Maar dat is geen bewijs. Het betreffende evangelievers gaf eeuwenlang aanleiding tot speculaties en een beetje profeet in die eeuwen suggereerde zoiets.

    1. Waarom zou die invloed van het manicheïsme in Mekka uitsluitend uit de tijd na Mohammed kunnen komen? Het was blijkbaar vanaf 272 te vinden in Al-Hira, dat nauwe betrekkingen onderhield met de stad, en volgens Ibn Abbas was het dus ook vóór Mohammed in Mekka. Je kunt een boom opzetten over de betrouwbaarheid van die bron en ik weet ook dat voorstellingen van veelgoderij later om ideologische redenen en met terugwerkende kracht werden gemanipuleerd, maar dat sluit natuurlijk niet uit dat er eerder vreemde godsbeelden naar Mekka kwamen. Er zijn meer publicaties over dit boeiende thema, zoals een artikel van Robert Simon, die beweert dat de manicheeërs na de ineenstorting van het koninkrijk Himyar naar Mekka kwamen (kon ik helaas niet online raadplegen).

      Ik pretendeer niet te weten hoe het precies zit. Ik vond alleen de conclusie van de recensie op dit punt – Veyne fantaseert er maar wat bij omdat hij meer bezig is met multiculti-praat dan met wetenschap – een beetje overhaast, overtrokken en onvriendelijk.

Reacties zijn gesloten.