
“Archeologie? Ik zou liever opgraven.” Het hangt aan de muur van de werkkamer van Eric Cline. Een archeoloog die al meer dan dertig jaar opgravingen achter de rug heeft in de Oude en Nieuwe Wereld. Deze professional verdient lof dat hij de moeite neemt om voor een algemeen publiek het verhaal van zijn vakgebied te vertellen. Het boek ontstond uit de colleges die hij door de jaren heen aan studenten van George Washington University heeft gegeven. Three Stones Make a Wall is een “page-turner”.
De auteur geeft een uitgebalanceerd overzicht van historische en recente opgravingen. Van Amerika tot het oude Griekenland, van Egypte tot China. Hij heeft een neus voor pakkende citaten en “petite histoire”. Voorbeelden blijven hier achterwege om toekomstig leesplezier niet te bederven. Veel aandacht in het boek gaat uit naar interpretatie van vondstmateriaal. Simpele verklaringen gooien hogere ogen dan complexe, krijgt de lezer voorgehouden. Behoedzaamheid is altijd geboden. Waar archeologen bij een gebrek aan aanknopingspunten vroeger nog wel eens hun toevlucht tot religieuze verklaringen namen, prikkelt dat nu lachspieren. Ronduit intrigerend zijn de voorbeelden van opgravingen die nog op stapel staan, onder meer in Azië. De bodem gaat nog heel veel geheimen prijsgeven, onder meer door nieuwe technieken om in de bodem te “kijken”, zonder de boel te verstoren. Het is de verwachting dat dit soort technieken definitief afrekenen met het adagio dat archeologie gelijk staat aan vernietiging.
Cline behandelt opgravingstechnieken, dateringsmethoden en ethische dilemma’s. Nooit eerder werd de wereld geteisterd door zulke grote vernietiging en plundering van het erfgoed. Handel in oudheden wil hij subiet verbieden. Ook waarschuwt hij tegen het gebruik van archeologie voor politieke doeleinden, zoals dat in – bijvoorbeeld – Israël nog steeds gebeurt. Merkbaar geïrriteerd wordt de auteur als de hulp van buitenaardse wezens wordt ingeroepen. Dat laat zich eenvoudig verklaren. Archeologie werkt wereldwijd met beperkte budgetten, terwijl iemand als Erich von Däniken met het verkopen van quatsch miljoenen heeft verdiend. TV-kanalen realiseren met kwakarcheologie hoge kijkcijfers en navenante inkomsten. Serieuze wetenschappers zien vervolgens hun mailbox vol lopen met onzinvragen.
Cline heeft zich alle moeite getroost om de stof verteerbaar te maken voor iedereen: soepele stijl, weinig moeilijke woorden, korte paragrafen en hoofdstukken, comfortabele samenvattingen, pakkende anekdotes. Hij is diep door de knieën gegaan. Misschien wel te diep. Wie een beetje voorkennis heeft, zal weinig nieuws over opgravingstechnieken aantreffen. Het heeft er alle schijn van dat een begrip als “dendrochronologie” zo slecht wordt uitgelegd om het boek niet te moeilijk te maken. Daar is verbetering mogelijk.
Het verlangen om voor iedereen duidelijk te zijn, leidt tot storende redundantie op zinsniveau. Passages die dubbelen met eerdere passages wijzen eerder op slordigheid. Dat wordt pijnlijk duidelijk als hetzelfde grapje een pagina verder terugkomt. Ik vraag me af of de redacteur van Princeton University Press, die aan het slot uitvoerig wordt geprezen, de eindversie wel heeft gelezen. Enfin, bij volgende drukken – die zeker gaan komen – zijn dit soort tekortkomingen simpel te verhelpen.
Ik pleit er verder voor om de sluikreclame voor National Geographic Magazine en Channel eruit te halen. Die namen vallen net iets te vaak. De formulering dat Homeros de Ilias “schreef” (p. 25) kan dan ook meteen worden aangepast. Een bijschrift op pagina 61, waar een leeuw voor een stier wordt aangezien, verraadt dat men haast heeft gehad om het boek op tijd af te krijgen.
En als we dan toch aan het zeuren zijn: doe iets aan de kaft. Die bezorgt namelijk, heel toepasselijk bij een boek over opgraven, zwarte vingers. Repareer dit soort dingen en de wereld is een prachtig boek rijker.
“Archeologie? Ik zou liever opgraven.” Ik ken de oorspronkelijke Engelse versie niet, maar ik vermoed dat er stond “Archeology? I rather dig it”. En in dat geval is het een woordgrapje “Archeologie? Ik vind het wel tof”.
Dat valt eenvoudig te googelen – en zelfs op te zoeken op Wikipedia. En dan blijkt u het slachtoffer te zijn van een ander grapje: de Engelse titel is meteen de titel van deze recensie.