
“Luik, je hebt Christus te bedanken voor Notger,” schrijft Notgers anonieme biograaf, “en je hebt Notger te bedanken voor al het overige.” Daarmee zei de auteur van de Vita Notgeri geen woord teveel. Keizer Otto I had de monnik uit Sankt-Gallen in 971 benoemd tot bisschop van Luik en hoewel deze zijn keizer en daarna diens opvolger Otto II, vervolgens regentes Theophanu en tot slot de jonge Otto III altijd loyaal heeft gediend, was hij niet blind voor de belangen van zijn bisdom. In de jaren na de dood van Otto II steunde hij Theophanu door dik en dun, maar wat hij voor haar veroverde, voegde hij vaak toe aan zijn eigen gebieden, zoals Hoei en een deel van de Haspengouw. Hiermee werd hij de grondlegger van wat later het prinsbisdom Luik zou zijn. In zijn hoofdstad bouwde hij diverse kerken, een paleis en een omwalling.
De man was creatief. Een mooi verhaal – ik sta niet in voor de betrouwbaarheid – is dat over de belegering van het bergfort Chèvremont (bij Chaudfontaine), waar hij zijn tegenstanders een gevechtspauze toestond in verband met een bevalling. De volgende dag vroegen die tegenstanders hem of hij dan de doop wilde komen verzorgen, want ze erkenden weliswaar zijn wereldlijke gezag niet, maar hij was wel de hoogste aanwezige geestelijke. Notker stemde in en toog naar de burcht met een grote groep monniken, die bij nader inzien soldaten bleken te zijn, waarmee hij het garnizoen al snel had overmeesterd.
Hierboven ziet u zijn evangelarium, een boek met alleen de vier evangeliën, dat is te zien in het Grand Curtius Museum in Luik. Het is rond 930 in Reims afgeschreven en geïllustreerd, dus Notker zal de eerste bezitter niet zijn geweest. Uit zijn tijd stamt wel de ivoren plaat middenin, die in de twaalfde eeuw, lang na zijn dood, is uitgebreid met de acht plaatjes blauw email, waarop representaties zijn te zien van de vier rivieren uit het Paradijs en de vier evangelisten. Die laatsten zijn natuurlijk logisch op een evangelieboek. Rond 1400 zijn de acht stukken goud toegevoegd, die allerlei plantenmotieven hebben.
Het interessante is het ivoorsnijwerk, dat uit Notkers eigen tijd stamt en waarvoor hij de opdracht zal hebben gegeven. In het bovenste register een tronende Christus met de voeten op de aardbol. Dit is de Mensenzoon die in glorie het Laatste Oordeel zal uitspreken. In de vier hoeken opnieuw de evangelisten.

In het onderste register zien we een geknielde man, die we als een bisschop mogen identificeren omdat hij de bisschopstroon, de cathedra, links heeft verlaten om voor een kapelletje te knielen. De bisschop, opkijkend van een boek, kan met Notker zelf worden geïdentificeerd door het opschrift: “Ik, Notker, buigend onder het gewicht van mijn zonden, zie hier hoe ik mijn knie buig voor U, die het universum beweegt.” Het is intrigerend hoe Notker, als hij dit boek opnam, werd toegesproken door zichzelf en zichzelf vermaande nederig te blijven.
Het is des te opvallender dat hij zichzelf heeft laten afbeelden met een aureool.
Niet alleen afgebeeld met een aureool, maar nog wel met een ronde aureool. Die werd -dacht ik – alleen voor heiligen gebruikt. In die periode was het gebruikelijk nog levende personen van stand met een vierkant aureool af te beelden.
Je zou toch geneigd zijn om te denken dat dit aureool een aanwijzing is voor een latere datering van het ivoor.
Ik heb geen idee hoe het gedateerd is op ‘uit Notkers eigen tijd’, zoals Jona zegt.
Dolletjes, zulk vertoon van christelijke bescheidenheid.
LOL. De ’topos’ is vast een christelijke uitvinding, zeker als het om nederigheid gaat.
Dolletjes? zoals ik als ex-calvinist al leerde over het ijdel vertoon van zoveel nederigheid: naakt voor de Heer ,gebukt onder zonden,maar met een veer in je kont, vindt geen genade in de ogen des Heeren(in dit geval een aureool rond je kop dan)
Die uitspraak van de biograaf intrigeert me. In Antwerpen zeggen we hetzelfde over de Schelde. Kent iemand andere, oudere voorbeelden?
“… maar wat hij voor haar veroverde, voegde hij vaak toe aan zijn eigen gebieden, zoals Hoei en een deel van de Haspengouw. Hiermee werd hij de grondlegger van wat later het prinsbisdom Luik zou zijn.”
Volgens mij is Notger wel te beschouwen als de eerste prinsbisschop van Luik. De eerste bisschop die naast kerkelijke macht ook wereldlijke macht uitoefende (grafelijkheid).
Deze ontwikkeling zien we vanaf de periode rond het jaar 1000 AD in meerdere Oost-Frankische bisdommen.
“…en toog naar de burcht met een grote groep monniken, die bij nader inzien soldaten bleken te zijn, waarmee hij het garnizoen al snel had overmeesterd…” – daarom vrezen protestanten elke bisschop tot op de huidigen dag…
Vandaar ook die discussies over de kinderdoop.
Alle puzzelstukjes vallen op hun plek.
Tewaterlatingen moet men overlaten aan Deskundigen, zoals daartoe opgeleide scheepsbouwkundig ingenieurs. Zowel pro- als postlapsarisch.
Excuses: ‘proto-‘
proto bestaat niet: the temporele begrippenpaar heet pre- en postlapsarisch, wel te onderscheiden van het heilshistorische begrippenpaar infra- en supralapsarisch, waarover Arminius en Gomarus het met elkaar aan de stok kregen.
Maar ik vroeg me af hoe het kan dat die letters op het evangeliarium zo duidelijk leesbaar zijn. Gerestaureerd? Of zijn die van veel later datum.
Gomaristen onderling mochten over beide standpunten van mening verschillen. Mij staat bij dat ik in ‘Nijhoffs Geschiedenislexicon Nederland en België’ – ik moet het ergens in huis hebben, heb het niet bij de hand – aantrof dat op de Dordtse Synode 1618-19 een meerderheid het supralapsarisme aanhing, maar dat aan het gewone volk alleen het infralapsarisme mocht worden geleerd. Ik laat mij graag tegenspreken als iemand het beter weet.
Klopt, infra- en supralapsarisch valt niet samen met remonstrants versus contraremonstrants. Het was een kwestie door de Synode van Dordrecht open werd gelaten (en waarover veel misverstanden bestaan: het gaat om de orde van Gods besluiten, een puur (theo)logische kwestie dus).