Ik denk dat ik iets snap van de passie van catalogusmakers ofwel catalografen. Niet dat ik ooit een catalogus heb vervaardigd, en zeker niet met de moderne digitale systemen, maar ik heb tienduizenden foto’s gemaakt en daarvan heb ik er, werkend in Tresoar in Leeuwarden, twee jaar geleden met een aardige collega 27.000 beschreven om ze in het publieke domein te plaatsen. Je werkt binnen een systeem en daarbinnen zijn nogal eens twijfelgevallen en uitzonderingen; even vaak is er de voldoening als je daarvoor een goede oplossing weet te vinden.
En geloof me of niet: je krijgt er honger van, van al dat puzzelen en peinzen. Ik herinner me de wandelingen van Tresoar naar De Broadsje Bakker, een vast ijkpunt in de dag. Mijn buurtgenote Diana Tjin schrijft in haar derde roman, De catalograaf, over de enorme hoeveelheden eten die catalogusmakers tot zich nemen.
Als ze dat niet zouden doen, zouden ze hun concentratie verliezen en fouten maken. En fouten maken was op hun afdeling een doodzonde, en dus geen optie.
Heel herkenbaar, zowel de eetlust als de obsessieve neiging een perfecte beschrijving te maken. Die obsessie verklaart de ondertitel van de roman: De catalograaf is een liefdesgeschiedenis. Er is weliswaar ook een amoreuze verwikkeling, die een letterlijker uitleg van de ondertitel suggereert, en vanzelfsprekend is ook de hoofdpersoon van de roman een mens met verlangens, maar hij kan daaraan pas werkelijk toegeven na zijn pensioen.
Eetlust en passie om een perfecte greep op informatie te krijgen: het waren niet alleen details als dit die maakten dat ik De catalograaf met plezier heb gelezen. Het is een op zich eenvoudig verhaal over de Surinaams-joodse Edgar die na zijn afscheid van een universiteitsbibliotheek nog een laatste klus aanneemt, terugblikt op zijn leven en een geliefde vindt. Een thematiek die in wel meer boeken en films is te vinden en die des te overtuigender is als in zo’n boek of film geen echt slechte mensen in zitten. Edgars opdrachtgever mag dan niet het sympathiekste personage uit de wereldliteratuur zijn, hij blijkt uiteindelijk toch net zo goed slachtoffer. Het is zoals het leven is.
Een leven dat af en toe verrassend gunstig is. Het meest overtuigende deel van De catalograaf vond ik het hoofdstuk waarin Edgar, seculier en Amsterdams in hart en nieren, peinst over zijn joodse achtergrond en die tijdens een bezoek aan een Portugees dorp leert plaatsen: een “allesoverheersend gevoel deel uit te maken van een eeuwenoude familielijn”. Het gaat naadloos over in een natuurbeschrijving waarin Nederland en Portugal worden vergeleken – de kust is altijd nabij – en waarin Tjin een gevoel van harmonie weet op te roepen dat me aansprak.
Er zit ook iets melancholieks in De catalograaf. Het is ook een terugblik op het verval van de humaniora.
Wanneer en waarom was het dan misgegaan? … Op het moment dat bibliotheken in het hele land tot overbodige kostenposten werden verklaard? Of was de neergang ingezet door een nieuw type manager dat een hekel aan boeken had en vond dat die niet langer thuishoorden in een bibliotheek? Omdat boeken slechts geld kostten wat betreft opslag, onderhoud, uitgifte, vervoer, licenties voor de catalogussystemen en de personele inzet. [Edgar] weet het niet.
Dit zullen ongetwijfeld de sentimenten zijn bij de mensen die werken in een universiteitsbibliotheek: het is de schuld van het management. Ik denk dat er nog een factor is geweest: de wetenschap, die de afgelopen halve eeuw steeds verder gespecialiseerd is geraakt, heeft de ambitie laten varen kennis op te vatten als geheel, informatie te ordenen en te ontsluiten en inzichten over te dragen aan de gemeenschap. Het generalisme van catalogusmakers is uitbesteed aan de Wikipedia. Het werd zo vrij simpel bibliotheken af te doen als kostenpost en boeken als dingen die slechts geld kostten.
U merkt dat ik in dialoog treed met de ideeën in De catalograaf en dat dit geen recensie is. Dat kan ook niet, want ik ken Diana Tjin persoonlijk. Ze woont vijf minuten verderop en ze is in mijn buurt, waar alle straten zijn vernoemd naar dode auteurs, bij mijn weten de enige levende schrijfster. Daarmee wil ik niets zeggen ten nadele van Beets, Bilderdijk, Da Costa, Deken, Ten Kate, Kinker, Van Lennep, Tollens of Wolff, maar het is wel waarom Tjins romans, die zo herkenbaar zijn gesitueerd in mijn eigen wereld, me erg aanspreken.
“hij kan daaraan pas werkelijk toegeven na zijn pensioen”
Wat verdrietig.
Wel erg Nederlands.
Zul je zien dat hij een paar maanden na zijn pensioen verlamd raakt of zo, zodat het met het vervullen van die verlangens ook niets meer wordt.
Heeft hij voor niets al die decennia gewacht.
Het is dan geen wel boekbespreking, maar je geeft genoeg redenen om het boekje meteen te bestellen. Een Bijlmerliedje vond ik ook heel aardig. Ik hou wel van catalogi. De oudste die ooit heb geraadpleegd waren de Leidse boekjes van de Koninklijke Bibliotheek(die zijngelukkig al lang verdwenen) waar ik als middelbare scholier regelmatig kwam. Mijn leraar Duits had een introductiebrief voor me geschreven. Dat je tegenwoordig vanuit je huis de catalogus van de Staatsbibliotheek in Berlijn of die van de British Library in Londen kunt raadplegen, dat is pas echte vooruitgang. De Staatsbibliotheek is een aangenaam gebouw en fantastisch goed uitgerust. Het verdwijnen van instituutsbibliotheken met hun open opstelling in Amsterdam is een vorm van ongekende cultuurvernietiging waar de verantwoordelijken de eeuwige hel voor verdienen.
“Het verdwijnen van instituutsbibliotheken met hun open opstelling in Amsterdam is een vorm van ongekende cultuurvernietiging waar de verantwoordelijken de eeuwige hel voor verdienen.”
Vergelijkbare sentimenten heb ik van menig ander gehoord, vaak even drastisch uitgedrukt.
De open bibliotheek van het Instituut voor Geschiedenis in Amsterdam bestaat nog steeds. U moet eens weten wat voor genot het is om daar te werken.
Je spreekt over jouw eigen buurt, Jona. Laat mij daar een stukje aan de rand uitlichten; het hoekpand Jacob van Lennepkade – Eerste Constantijn Huygensstraat [ Taco Mundo ]. Daar bevond zich voor de WW II de sigarenwinkel van mijn Groningse grootvader Harm Meijer. Vlak na de oorlog woonden mijn pasgetrouwde ouders enkele jaren in het souterrain onder de winkel en later in het begin van de Overtoom. Ikzelf ben geboren in het voormalige Wilhelminagasthuis en gedoopt in de Vondelkerk.
Intellectuele arbeid vergt zeer veel energie – en wel in hoogst geconcentreerde en makkelijk toegankelijke vorm, te weten het enkelvoudige druivensuiker. Iets anders lusten onze grijze cellen niet. Alles het voedsel moet dus eerst zorgvuldig uit elkaar worden genomen, een klusje op zichzelf waar wij niet veel van merken.
Over open opstelling van bibliotheken: vorig jaar was ik op zoek naar de bladmuziek van een werkje van Berthold Brecht. In de openbare bieb (geen lid !) mocht ik zelfs op mijn gemak in de magazijnen gaan bladeren in de verzamelde partituren. Het was daar niet te vinden maar ik kreeg het vriendelijk advies het plaatselijk conservatorium te bevragen. Botte weigering viel mij ten deel; men wilde mij eigenlijk niet eens te woord staan, ik stond niet ingeschreven !
Hoezo kennisinstituut betaald met gemeenschapsgeld ?
Dit laatste speelt zich af in Enschede/
Over specialisatie: in bv de natuurkunde is het belangrijk om een brede basis te hebben in de klassieke wiskunde. In de jaren 1950 waren er mensen die gewoon van alles opschreven omdat iedereen dat begreep. 70 jaar later zie je publicaties waarvan je denkt: je weet niet waarover je het hebt. Het heeft met geduld te maken en met het inzicht dat een brede basis van groot nut is. Ik vermoed dat dat ook in de humaniora van groot belang is. Er zijn mensen die menen dat je geen geschiedenis hoeft te lezen omdat toch alles op het internet staat, wat volgens mij een heel domme opvatting is. Het probleem is dus de vermomming.
Oh nee, spellingscorrectie:
Vermomming -> verdomming
Ja, toen ik lang geleden voor mijn afstuderen de bieb van het Amsterdamse conservatorium wilde raadplegen had ik een pasje van mijn opleiding nodig.
Puur speculatief: zou het denkbaar zijn dat dat een vorm van een soort klassenstrijd is? Dwz.: de nederige HBO-opleiding die die bekakte lui van de universiteit een koekje van eigen deeg geeft, of iets wat zo voelt?