
In 1898 maakten de Duitse keizer Wilhelm II en zijn echtgenote Auguste Victoria een rondreis door het Ottomaanse Rijk. In Constantinopel, dat later Istanbul genoemd zou worden, gelastte hij de bouw van “de Duitse fontein” op de plaats waar ooit de startboxen van de Byzantijnse paardenracebaan hadden gestaan. In Damascus schonk hij een nieuwe sarcofaag voor het graf van Saladdin. In Jeruzalem waren wat problemen: geen vorst mocht te paard door de Jaffapoort rijden terwijl een keizer protocolair niet overal te voet mag gaan. Een oplossing werd gevonden door een bres te maken in de muur naast de stadspoort.
Overal liet Wilhelm II inscripties achter. Ook in Baalbek. De keizer was met de trein vanuit Damascus naar Zahlé in de Bekaavallei gereisd – Duitse ingenieurs hadden de spoorlijn aangelegd – en reisde op 10 november naar Baalbek. De dag erna bezocht hij de ruïnes, die hem zeer aanspraken omdat de tempels zouden zijn gebouwd de Romeinse keizer Antoninus Pius, die door Wilhelm II werd beschouwd als rolmodel. De dag eindigde met de onthulling van een plaquette die sultan Abdulhamid II had laten maken: links een tekst ter ere van de Duitse vorst, rechts ter ere van zijn gastheer.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.