
Het Getty Museum in Malibu liet, zo zagen we in het vorige stukje, rijke Amerikanen bij kunsthandelaar Robert Hecht eenvoudige oudheden kopen, die ze vervolgens schonken aan het museum. Dat dreef, door een wetenschappelijke publicatie te doen, de prijs op, waarna de donateurs een enorme belastingaftrek konden opvoeren.
Arthur Houghton
Door de groei van het museum vond de Trust het wel nodig een nieuwe museumdirecteur te benoemen. Conservator Jiří Frel kon het met hem niet goed vinden en zorgde ervoor dat hij een assistent kreeg die als buffer moest fungeren. Dat pakte verkeerd uit, want deze Arthur Houghton vertelde de Trust over de door Frel ontworpen donatieconstructie. De bestuurders van de Trust besloten de zaak binnenshuis te houden en stuurden Frel met behoud van salaris terug naar Europa.
Houghton werd echter ook aangestoken door de Getty-cultuur en bedacht het principe van de ‘optische’ due dilligence: het museum deed zogenaamd oprecht onderzoek naar de herkomst van mogelijke aankopen en zorgde er voor dat iedere aankoop een ‘betrouwbare’ herkomst had. Maar het museum lette er ook op dat er niet te diep onderzoek werd gedaan naar een mogelijk onbetrouwbare en illegale herkomst. Op deze manier zou het museum nooit iets te verwijten zijn.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.