
In 2005 werd Marion True, conservator van de klassieke afdeling van het Getty Museum, in Italië aangeklaagd voor betrokkenheid bij de handel in illegale oudheden. In hun in 2011 verschenen boek Chasing Aphrodite beschreven de Los Angeles Times-journalisten Jason Felch en Ralph Frammolino dat True niet alleen handelde en dat er veel meer mis was bij het Amerikaanse museum. De gang van zaken blijkt te passen in een criminologisch model dat corruptie bij instellingen beschrijft.
Het Getty Museum
De stichter van het museum, J. Paul Getty (1892-1976), legde zelf al de basis voor hebzucht en vriendjespolitiek binnen de organisatie. Rijk geworden in de olie-industrie was hij begonnen met het verzamelen van oudheden. Aan een eigen museum had hij geen moment gedacht. Het was zijn accountant die met het idee kwam: schenkingen aan andere musea leverden immers belastingvoordelen op, en als hij zijn eigen museum zou beginnen zou hij nog veel meer aftrekposten krijgen. Getty liet daarop bij Los Angeles een museum bouwen dat was gebaseerd op de Villa dei Papyri in Herculaneum. Ondanks zijn rijkdom kon Getty zeer gierig zijn: airconditioning in het museum vond hij te duur en zijn museummedewerkers moesten bij wijze van spreken de aanschaf van de spreekwoordelijke puntenslijper verantwoorden. Tegelijkertijd overwoog hij afluisterapparatuur te installeren om te kunnen horen wat medewerkers zeiden.
Lang heeft Getty niet van zijn nieuwe aftrekpost kunnen genieten, want twee jaar na de opening in 1974 overleed hij.
Bij zijn dood blonk de collectie oudheden nog niet uit door topkwaliteit. Maar door Getty’s testament werd het museum wel in een klap het rijkste ter wereld. De staf, die door Getty altijd kort was gehouden, zag zijn kans schoon en stortte zich op spectaculaire aankopen. De eerste aankoop was een bronzen beeld, de Getty Bronze, voor bijna 4 miljoen dollar. Getty zelf had het beeld al willen kopen, maar had de vraagprijs te hoog gevonden. Het feit dat het beeld, dat door Italiaanse vissers bij Fano was opgevist, illegaal het land was uitgevoerd was geen bezwaar.

Prijsopdrijving
De aankopen werden gedaan door conservator Jiří Frel, in 1923 geboren in Tsjechoslowakije. Sinds zijn aanstelling in 1973 was hij een favoriet van Getty geweest. Hij liep daardoor niet alleen rond als ware hij een Romeins keizer, maar gedroeg zich ook zo. Van de Raad van Toezicht van de Getty Trust, die het vermogen beheerde, kreeg hij zoveel vrijheid dat hij nauwelijks verantwoording hoefde af te leggen.
Frel wilde dat het Getty Museum ook op wetenschappelijk gebied een rol van betekenis zou gaan spelen. Daarom had het museum ook een studiecollectie nodig. Rijke Amerikanen die schenkingen zouden willen doen, hadden echter vooral interesse voor topstukken. Dat veranderde toen Frel in samenwerking met kunsthandelaar Robert Hecht een speciale constructie bedacht: rijke Amerikaanse relaties van het museum kochten bij Hecht of een bevriende handelaar voor een laag bedrag eenvoudige oudheden die ze daarna aan het museum schonken. Door met een wetenschappelijke publicatie de waarde te verhogen en de prijs op te drijven, kregen zulke donateurs een veel hogere belastingaftrek. Zo kocht de Texaanse radioman Gordon McLendon, die het Top 40-format heeft bedacht en niet bekend stond als kunstverzamelaar, zesenvijftig kleine Griekse en Etruskische objecten. Daarvoor betaalde hij in totaal 20.000 dollar, maar toen hij ze aan het Getty Museum had geschonken, nam de waarde ineens tot tot twintig miljoen dollar.
De giften stroomden hierna binnen. De museumdirecteur was gelukkig en deed er niet moeilijk over toen Frel 25.000 dollar wilde lenen voor de aanleg van een zwembad.
[Deze gastbijdrage van archeologiejournalist Theo Toebosch wordt om 9:00 vervolgd. Dit stukje verscheen oorspronkelijk op zijn eigen, helaas ter ziele gegane blog maar was aardig genoeg om te bewaren.]
Getty, die wilde toch niet eens losgeld betalen voor zijn ontvoerde kleinzoon? (‘I will not give a cent’). De ontvoerders sneden de jongen een oor af…
Fijn om te weten dat wetenschap en cultuur toch zoveel baat hebben bij dergelijke ‘filantropen’…