Oorlogskind (21) We verhuizen opnieuw

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Hoe we de eerste dagen van de Bevrijding leefden, daar weet ik niet zoveel meer van. De slaapplaatsen van de hele familie en van ons waren allemaal vernield, de bedden lagen onder het puin. We zullen wel in het bakhuis of in de schuur geslapen hebben. Misschien sliepen we ook wel in de kelder, want die was tenslotte heel gebleven. Maar het was natuurlijk wel duidelijk dat we daar niet konden blijven. Ook mijn oudste drie broers konden niet op hun evacuatie-adres blijven, want bij de familie Wilting was het huis ook zwaar beschadigd. Een eindje buiten het dorp woonde de zus van mijn moeder met haar man.

De eerste vrouw van oom Gerrit was overleden en hij was achtergebleven met vijf dochters. Toen was hij met mijn tante getrouwd. Een van zijn dochters was die winter overleden, zodat ze nu nog vier meisjes hadden. Die waren toen ongeveer 15 tot 20 jaar oud. Bij die familie zouden we nu met zijn allen gaan wonen. Maar dat gebeurde pas na een paar dagen.

Op de morgen na de bevrijding vroeg ik aan een van mijn broers wat “morgen” in het Engels was. “Morning” zei hij, en hij kon het weten want hij zat al op de mulo (een soort vmbo) en had al Engelse les gehad.

Met mijn nieuw verworven kennis van de Engelse taal ging ik het erf op. Achter bij de stromijten had een Canadese soldaat een veldkeuken ingericht. Hij was net bezig met het klaarmaken van het ontbijt voor de soldaten. Ik liep voorzichtig naar hem toe en zei netjes: “morning”, maar hij keek me raar aan en gaf geen antwoord. En daar liep mijn kennis van het Engels een behoorlijke deuk op… Maar mijn broer had me ook niet verteld dat je “good morning” moest zeggen.

Naast de boerderij was een boomgaard. Die was afgezet met een meidoornhaag, zoals zoveel weilanden toen met hagen waren omheind. Het was diezelfde eerste vrije dag of misschien de volgende dat we een hoop geschreeuw hoorden dat van de straat kwam die langs de boomgaard liep. Wij holden ernaar toe en toen zag ik hoe een grote groep mensen iemand aan een touw voorttrok. De man had een kaal hoofd. De mensen riepen: “Knielen!” en dan ging de man op zijn knieën zitten. Dan trokken ze hem weer op en hij struikelde verder. De mensen scholden hem uit: “Vuile verrader, vuile NSB-er!” en sommige sloegen en schopten hem. Maar mijn moeder stuurde ons weg. Wat er verder met die man is gebeurd, weet ik niet.

Recht voor de boerderij van Snelting was de kerk. Die was zonder veel schade de oorlog doorgekomen. Ik weet nog dat oom Jan erheen was gegaan en het kerkklokje weer luidde. De grote klokken waren er niet meer, die hadden de Duitsers in de oorlog weggehaald om kanonnen van te maken. Zo wisten de mensen dat er ’s zondags weer een heilige mis zou zijn.

Maar de pastorie die achter de kerk stond, was helemaal verwoest, daarvan stonden alleen de vier muren nog overeind. En die werden toen ook maar omver getrokken, het was te gevaarlijk die te laten staan. Maar binnen een paar dagen waren mensen uit het dorp bezig een noodwoning voor de pastoor te bouwen. Waar ze dat gebouwtje vandaan hadden gehaald, weet ik niet. Mijn vader was er heel druk mee, hij was tenslotte timmerman. Wim en ik zochten overal de kromme spijkers bij elkaar en al heel gauw waren we heel handig in het weer recht slaan van die spijkers. Wat vond ik het geweldig dat de door mij recht geslagen spijkers ook gebruikt werden. Na een paar dagen was de noodpastorie klaar en kon de pastoor er gaan wonen.

Daarmee was hij wel veel beter af dan al de andere mensen die geen huis meer hadden. Op allerlei manieren zochten de mensen een onderdak. Schuren en kippenhokken werden zolang als woning ingericht. En voordat alle huizen weer waren opgebouwd, ging wel een paar jaar voorbij.

Wij kwamen dus te wonen bij oom Gerrit en tante Marie. Daar was het lang niet zo leuk als bij oom Jan en tante Sientje. Het huis was veel kleiner, maar er moesten wel dertien mensen slapen. Er waren ook voortdurend kleine ruzietjes met de dochters van oom Gerrit, met wie mijn vader niet uit de voeten kon.

En ik eigenlijk ook niet. Ik moest oom Gerrit een keer helpen bij het aardappelen poten. Hij maakte een kuiltje en ik moest daar dan een pootaardappel ingooien. Op een gegeven moment had ik een heel klein aardappeltje. Ik dacht dat die veel te klein was om voor een nieuwe plant te zorgen, dus gooide ik maar twee van die kleine aardappeltjes in het kuiltje. Aardappelen poten deed je door een kuiltje te scheppen en met dat zand het kuiltje in het vorige rijtje dicht te gooien. Toen hij weer bij het kuiltje met de twee aardappeltjes kwam, kreeg ik toch op mijn donder. Of ik ook bang voor die man was. Maar ik was ook pas acht jaar.

Een andere keer bromde hij naar me dat ik de “lander” moest halen. Ik wist helemaal niet wat dat was, maar hij brulde naar me: “Ga de lander halen”. Dat hielp natuurlijk niet veel, maar ik begon wel te huilen. En hij brulde: “Haal de krant voor me, ver…” En toen pas  begreep ik dat hij met “lander” de “Gelderlander” bedoelde, dat was de krant. Maar ik vond het maar raar dat hij te beroerd was om “Gelderlander” te zeggen.

Achteraf heb ik wel eens gedacht dat het voor iedereen ook heel moeilijk was. Hij was vader van vier opgroeiende dochters die op een leeftijd waren om uit te gaan en waarvan de oudste twee belangstelling hadden voor de Canadese soldaten. Bovendien was een dochter die winter in het ziekenhuis in Doetinchem gestorven. En mijn vader en oom Gerrit konden absoluut niet met elkaar opschieten. Tja, dan wordt het leven niet zo gemakkelijk.

We zijn daar gebleven tot begin augustus, toen mochten we weer terug naar Arnhem. Dus we hebben daar ongeveer vier maanden gewoond.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

5 gedachtes over “Oorlogskind (21) We verhuizen opnieuw

    1. Gherardus Havingha

      Sommige Nederlanders spreken “morning” uit als “mourning”, dat zou ook een verklaring kunnen zijn voor het raar aankijken.

  1. mnb0

    MULO is geen soort VMBO. Dat kan ik weten, want ik geef les aan een MULO in Suriname. MULO is een soort kruising tussen middenschool en MAVO.

  2. Richard

    Helemaal mee eens. mijn beide ouders hebben MULO gedaan en naar wat ik er zo over heb gehoord, was dat heel wat meer dan wat nu VMBO heet!

Reacties zijn gesloten.