Vorige week had ik het op deze plaats over de Perzische Oorlogen en wees ik erop hoe boterzacht de standaardinterpretatie van dat conflict is. Bij de beoordeling ervan is namelijk impliciet een speculatie aanwezig over alternatieve uitkomsten. Toen ik dat stukje aan het schrijven was, dacht ik aan degenen die me ooit voorhielden dat een professioneel historicus zich überhaupt niet met speculaties moest bezighouden. Mij lijkt dat een wat al te gemakkelijke redenering. Het probleem is: speculatie is altijd impliciet aanwezig en daarover kun je, als historicus, het beste expliciet zijn.
Alvorens daarop in te gaan eerst even een analogie die ik ontleen aan een persoonlijke ervaring van een paar jaar geleden. Ik zou met vrienden op vakantie gaan en er waren een paar landen in het voormalige Romeinse Rijk die we nog niet hadden bezocht: Algerije, Cyprus, Libanon, Marokko en Tunesië. Ik neigde naar Tunesië, mijn reisgenoten naar Libanon en dus vlogen we naar Beiroet. We waren op slag verliefd op dat land; we maakten vrienden; we zijn later die vrienden nog eens wezen opzoeken; de vrienden zijn in Nederland geweest; we zijn de vrienden opnieuw wezen opzoeken; over een paar maanden hoop ik er opnieuw te zijn. Kortom, we hebben er een ervaring bij.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.