Het graf op de foto behoort aan een S.J. Hardingham. De Australische artillerist is op 25 september 1941 gesneuveld bij Tobroek. Ik zou nu willen schrijven “hij was twintig jaar oud”, maar dan zou ik dit stukje beginnen met drie staccato zinnen, zou het accent automatisch komen liggen op de laatste en kortste, en zou ik benadrukken dat de gesneuvelde in feite nog een jongen was. Een cliché.
Een cliché is ook de constatering dat wie schrijft over de dood, merkt dat woorden tekortschieten. Dat is echter niet erg. De ontoereikendheid van onze taal maakt grafschriften aangrijpend. Hier zijn er negen uit Tobroek:
- The world can never be just the same. Mother.
- He had the grit to do his bit.
- Duty nobly done.
- He was too young to die. Had he lived his normal span, could he have died a better man?
- The stars shine on the grave of one we loved, but could not save.
- We have lost – heaven has gained – one of the best this world contained.
- Virtutis gloria merces (‘roem is het loon van moed’; clanmotto)
- Courage is the price that life exacts for granting peace.
- He gave his life for king an country. In God’s care.
Ik heb bij de graven van Tobroek staan huilen als een kind. Bij het laatste grafschrift voelde ik me echter wat ongemakkelijk, en niet wegens de spelfout. Het probeert namelijk betekenis te geven aan het sneuvelen van een jonge man, die zijn leven zou hebben gegeven voor een groter doel. Zo’n strijdbaar opschrift druist in tegen mijn levensgevoel, waarvan ik aanteken dat dat ook maar betrekkelijk is. Ik ben immers gevormd door een ongekende welvaart, door een ongekende mogelijkheid tot individuele ontplooiing en door een ongekende scepsis ten aanzien van grotere doelen. Leefde ik in een andere cultuur, ik zou het laatste grafschrift misschien inspirerender hebben gevonden.
De grafschriften die mij het meest raken, zijn nummer één en twee. De eerste door zijn rauwheid. De moeder constateert dat alles anders is geworden. Ze geeft er geen nadere invulling aan, ze doet geen uitspraak over de kwaliteiten van haar zoon en zegt zelfs niet dat ze verdriet heeft. Haar reactie is nog directer.
De tweede lijkt een standaardversje, maar een Google-search levert me nul treffers op. Het lijkt bedacht door een Australisch gezin dat ons eraan wilde herinneren dat hun achttienjarige zoon er niet voor was weggelopen zijn bijdrage te leveren.
Het derde grafschrift is dat van S.J. Hardingham. Duty nobly done. De formulering is een van de clichés die je uit piëteit wil vermijden en die, door de beperkingen van onze taal, zo onvermijdelijk zijn. Hardingham deed zijn plicht en hij deed het zonder egoïsme. De rest is bijzaak.
Grafschriften 1 en 4 raken mij het meest, waarmee ik niets ten nadele van de andere wil zeggen, ook niet nummer 9. Inderdaad zie ik niet in waarom sterven voor koning, land en god zo geweldig zou zijn, maar ik kan dit gemakkelijk abstraheren. Sommige zaken zijn het wellicht inderdaad waard om voor te sterven. En een doorgewinterd scepticus mag niet bij voorbaat stellen dat sterven voor koning, land en god niets of minder waard zou zijn.
Afijn, grafschrift 4, die met het voorgaande in verband staat. Deze soldaat greep zijn kans om zijn leven te riskeren voor een zaak die hij als nobel zag en besefte dat hij een dergelijke kans misschien nooit meer kreeg. Dat stemt mij nederig – hoe kan ik volhouden dat ik een beter leven heb geleid tot nu toe met mijn normale levensspanne?
Belgische soldatengraven gaven de nabestaanden deze dichterlijke vrijheid niet. In de Eerste Wereldoorlog was het “Mort pour la patrie”, ook voor de Vlamingen. Katholieke flaminganten ontwierpen de heldenhuldezerkjes, een Keltisch kruis met AVV-VVK: Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Na de oorlog culmineerde dat in de Yzertoren. Verschaeves “”Hier liggen hun lijken als zaden in het zand, hoop op den oogst O Vlaanderland” maakt me niet warm of koud, maar het pacifisme van de Frontbeweging raakt me wel. Op de vier zijden van de Yzertoren staat “Nooit meer oorlog-No more war-Nie wieder Krieg-Plus jamais la guerre”. Dat mis ik op Britse kerkhoven en herdenkingen, waar de graven van verdriet getuigen, maar triomfalisme soms stoort. De Duitse kerkhoven in de Westhoek zijn uiteraard veel ingetogener, maar dat was niet hun eigen keuze. Ook in de dood moest blijken wie de verliezers waren.