De dood: twee opties – of drie

De opwekking van Lazarus (Catacombe van Callixtus, Rome)

M. Ogulnius …
hic est et non
est.

Marcus Ogulnius …
is hier en is
niet. (CIL 6.4632)

Vijf eenlettergrepige woorden achter elkaar – dat zie je niet vaak in het Latijn. Maar de Romeinse voorbijganger wiens oog op dit grafschrift viel, had iets anders om over na te denken. “Is hier en is (er) niet”: vormt dit spel met taal een paradox, zo van “is hier wel en ook weer niet”? Betekent het dat het belangrijkste, onstoffelijke deel van Marcus Ogulnius elders voortleeft?

Lees verder “De dood: twee opties – of drie”

Allerzielen

Mijn jaarlijkse stukje over Allerzielen is dit keer iets eerder omdat mijn moeder afgelopen week is overleden. U had al begrepen dat het de vrouw is die u hierboven ziet. Haar dood kwam niet als verrassing. Niet alleen was ze vierentachtig, maar we hadden enkele maanden de tijd gehad om eraan te wennen. In februari waren er namelijk al tekenen dat het niet goed ging en in mei kreeg ze een hersenbloeding. Ze herstelde daarvan goed. Dat ze een rollator had, was eerder voor alle zekerheid dan noodzakelijk.

Toch geloof ik – psychologie van de kouwe grond – dat ze door het verblijf in het ziekenhuis en het verpleeghuis een mentale kras heeft opgelopen. Ze was er alleen, er was een lockdown, ze mocht slechts één keer per dag contact hebben met iemand, en dat moest dan nog per tablet. Weliswaar keerde ze lichamelijk hersteld terug maar ik had de indruk dat er toch iets was geknapt. Uiteindelijk nam een longontsteking haar weg. Maandagmiddag viel ze in een slaap waaruit ze niet meer is ontwaakt. Kort daarvoor had ze haar oudste broer nog gesproken en toen het einde kwam stonden mijn van Curaçao overgekomen zus, mijn broer en ik aan het bed.

Lees verder “Allerzielen”

Allerzielen

Een dorpje in Noord-Brabant. Een zomeravond met zacht licht. Een bescheiden raadhuis, de onvermijdelijke lindebomen, een bakkerij, een muziekkoepel en een café. Op het terras zitten wat mannen luidkeels te brallen over voetbalwijven. In gedachten vraag ik me af hoeveel fictie er eigenlijk zit in “New Kids on the Block”, maar ik negeer mijn ergernis en probeer wat aantekeningen uit te werken op de laptop die opengeslagen staat naast mijn saté.

Ik vraag de eigenaar van het café om een wificode, die blijkt te bestaan uit een meisjesnaam en een datum van twee jaar geleden. “De geboortedatum van uw dochter?” informeer ik, alvast blij om het jonge geluk. De man schudt het hoofd: het is de sterfdag van zijn echtgenote.

Kolere.

Hij is niet veel jonger dan ik, of misschien net zo oud, maar in elk geval al weduwnaar. Ik brom iets van “Ze moet jong zijn geweest toen ze overleed. Wat verschrikkelijk.”

Lees verder “Allerzielen”

Marcus Aurelius’ levensfilosofie

Marcus Aurelius (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

Dit kun je wel zeggen van de mens en zijn leven: de duur ervan is een stip, de materie veranderlijk als stromend water; zijn waarneming is vaag, zijn lichaam bestemd om uit elkaar te vallen en tot ontbinding over te gaan, zijn ziel dolend, zijn lot ondoorgrondelijk, zijn reputatie niet op een redelijk oordeel gegrond. Kortom, al het lichamelijke is als een rivier, al het geestelijke droom en illusie. Het leven is een strijd en een verblijf in een vreemd land, en roem bij het nageslacht is vergeten worden.

Wat kan ons dan een veilige doortocht geven? Enkel en alleen de filosofie. En die bestaat erin de god in je binnenste ongeschonden en ongedeerd te bewaren, boven gevoelens van genot en pijn te staan, niets zomaar te doen, niet te liegen en te huichelen, het niet nodig te hebben dat een ander iets doet of laat. En verder, wat je overkomt en toebedeeld wordt te aanvaarden, omdat je weet dat het daarvandaan komt, vanwaar je zelf gekomen bent.

En bovenal, de dood in vredige gezindheid af te wachten, in de overtuiging dat die niets anders is dan het uiteenvallen van de elementen waaruit ieder levend wezen is samengesteld. Als er voor de elementen zelf niets angstaanjagends is in het voortdurend overgaan van de ene toestand in de andere, waarom zou je dan opzien tegen de verandering en het uiteenvallen van het geheel? Dat is toch volgens de natuur en wat volgens de natuur is, is nooit slecht.

Marcus Aurelius, Persoonlijke notities 2.17; vert. Simone Mooij

Allerzielen

Ingang van een begraafplaats, Medemblik

Vlak voor ik vertrok naar Oezbekistan, werd ik gebeld door een oude vriend, die me vertelde dat hij ernstig ziek was. Het was onwerkelijk om daar in de vertrekhal van Schiphol te spreken over een nare diagnose, medisch onderzoek en de mogelijkheid dat hij nog maar enkele maanden te leven zou hebben.

Afgelopen zondag ging ik op visite. Met zijn echtgenote praatte hij zijn gasten bij over de mogelijke behandelingen en zijn afnemende kans op herstel. In alle jaren dat ik hem ken heeft hij over ziektes nooit dramatisch gedaan, en ook nu was hij realistisch. Hoewel zijn levenseinde nog niet nabij is, weet hij dat het de komende maanden steeds minder zal gaan en het werd ons duidelijk dat hij de hem nog resterende tijd optimaal wilde benutten: hij had het gesprek voorbereid met een A4tje vol aantekeningen, alsof hij dacht “ziezo, dat is afgehandeld, en ik ga nu met volle teugen genieten van wat ik nog krijg”.

Lees verder “Allerzielen”

Sprakeloos

De dood is gemeen. We kennen allemaal de ervaring dat we, zelfs na vele jaren, iets willen delen met iemand die er niet meer is. Ik had mijn mentor Jaap graag meegenomen naar Iran of Libanon. Op de bruiloft van een vriendin ontbrak haar moeder. Op de bruiloft van een vriend ontbrak zijn vader. En bijna niemand is in staat gemis adequaat te verwoorden.

Onze minister-president was niet echt in vorm toen hij eerder deze week namens ons allen de familie van prins Friso condoleerde. Theodor Holman wijdde er gisteren in Het Parool een van zijn beste columns aan. Niet dat Rutte kwaadwillend is, integendeel: hij deed zijn best, maar door te vertellen wat de nabestaanden van prins Friso doormaakten, haalde hij hun wonden eerder open dan dat hij hen troostte. Ik denk dat Holman gelijk heeft.

Lees verder “Sprakeloos”

Graf te Tobroek

Het graf op de foto behoort aan een S.J. Hardingham. De Australische artillerist is op 25 september 1941 gesneuveld bij Tobroek. Ik zou nu willen schrijven “hij was twintig jaar oud”, maar dan zou ik dit stukje beginnen met drie staccato zinnen, zou het accent automatisch komen liggen op de laatste en kortste, en zou ik benadrukken dat de gesneuvelde in feite nog een jongen was. Een cliché.

Een cliché is ook de constatering dat wie schrijft over de dood, merkt dat woorden tekortschieten. Dat is echter niet erg. De ontoereikendheid van onze taal maakt grafschriften aangrijpend. Hier zijn er negen uit Tobroek:

Lees verder “Graf te Tobroek”