Hoe leg je wetenschap uit? Er is maar één manier die werkt, en dat is dat je mensen laat delen in de verbazing en de speurtocht. Zoals de NASA vannacht deed. Wat je niet doet, is je publiekelijk sarcastisch uitlaten over je collega’s, zoals hierboven.
Dat geldt voor elke onderzoeker. Al sinds de zeventiende eeuw is het niet langer mogelijk dat iemand alle wetenschappen beheerst – onze eigen Nederlandse Gerard Vossius moet een van de laatsten zijn geweest die de ambitie nog had – en je weet altijd te weinig over andermans vakterrein. Bescheidenheid is dus gepast en sarcasme niet.
Dit geldt voor alle onderzoekers, maar in het bijzonder voor de geesteswetenschappen, waar het wetenschappelijk niveau inmiddels verontrustend laag is. Wie in de jaren zeventig een middelbaar onderwijs-akte Nederlands haalde, wist en kon meer dan een universitair student momenteel. De geschiedvorsing laat de physics of society links liggen, en zal daarom zelf binnenkort wel links worden gelegd. Als geesteswetenschappers het hebben over andere vakterreinen, kun je er donder op zeggen dat er fouten in de artikelen zitten. En mensen zien dat, want een derde van de bevolking heeft inmiddels een HBO-opleiding of hoger.
Ik geef hier, ik weet het, een hard oordeel. Ik haast me erbij te zeggen dat de betrokkenen te maken hebben gehad met ruim een kwart eeuw wanbeleid, ongeveer vanaf het moment dat ZWO veranderde in NWO. De geesteswetenschappen zijn sindsdien vrij systematisch uitgekleed en het niveau is momenteel alleen nog acceptabel voor bureaucraten, die kijken naar toetsingscriteria als publicatieaantallen. Wetenschappers, die kijken of de informatie de burger ook bereikt, hebben een veel somberder beeld.
De burger ziet dat er fouten worden gemaakt, wéét dat hij de sluitpost is en begrijpt al zeker tien jaar niet meer waarom hij belasting moet betalen voor geesteswetenschappelijk onderzoek. Hij reageert inmiddels met minachting. Letterenstudies, dat zijn maar een fopwetenschappen.
Wat het publiek ondertussen niet te zien krijgt, is dat er nog altijd prachtige dingen mogelijk zijn, zoals het archeologische onderzoek in Israël waar ik vorige week over blogde: de keuze tussen twee theoretische visies werd daar systematisch onderzocht, tot uiteindelijk het beslissende experiment kon plaatsvinden. Dat is geweldig, maar uitleg vergt een serieuzere vorm van wetenschapscommunicatie dan in de geesteswetenschap gebruikelijk is.
Zolang die er niet is, overheerst een negatief beeld van de geesteswetenschappen en is het buitengewoon onverstandig als geesteswetenschappers zich sarcastisch uitlaten over andere onderzoekers. Aan het rijtje “de geesteswetenschappers komen wetenschappelijk niet meer mee”, “hun opleidingpeil is laag” en “ze negeren ons”, voegt de burger namelijk meteen toe “en ze hebben ook al geen zelfkennis”.
De geesteswetenschappers moeten eerst hun eigen huis weer op orde hebben vóór ze de buren sarcastisch toespreken.
Ik vraag me af of het onderscheid tussen “bureaucraten, die kijken naar toetsingscriteria als publicatieaantallen” en “wetenschappers, die kijken of de informatie de burger ook bereikt” niet te optimistisch is. De meeste onderzoekers accepteren de publicatieaantallen wel degelijk, en kijken niet of de burger wel wordt bereikt. Dat men de bureaucratische criteria voor de echte aanziet, is overigens al erg genoeg.
Ik weet het, maar ik wilde het stuk niet nog venijniger maken. Een andere nuance die ik eruit heb gelaten is dat die bureaucratische controles op zich zouden kunnen werken, mits ze niet worden gedaan door alleen collega’s. De klassieke talen zouden er intellectueel een stuk gezonder bij staan, als de beoefenaren zouden afleren voortdurend toe te geven aan de op zich natuurlijke reflex toen en nu te vergelijken. Een eerstejaars archeoloog zou moeten kunnen uitleggen waarom dat niet is toegestaan. Als classici niet alleen door classici, maar door andere disciplines werden beoordeeld, zouden dit soort vreemde vergissingen achterwege blijven.
Jona, misschien moet je zelf ook iets genuanceerder over de Geesteswetenschappen praten. De relativering in de reactie van ‘Platform HOOFT’ was zeker op zijn plaats, maar wel zo sterk dat het geen trap na meer verdiende van het niveau ‘kijk naar jezelf’.
Ik weet niet of ik dat met je eens ben. De geesteswetenschappen leven met een soort vijandsbeeld over de Grote Boze Bêta’s en zwelgen in zelfmedelijden. Ik proefde dat heel sterk in die reactie van het Hooftplatform: zie je nou wel, die bêta’s doen ook dom.
Ondertussen is het voordeel van het vijandsbeeld dat je niet hoeft na te denken over de fouten die je zelf maakt. Als ik, door het wat scherp aan te zetten, bereik dat men eens stopt met het afschuiven van de verantwoordelijkheid, zou er al een wereld zijn gewonnen.
Ik vond de reactie/grap/ironie/sarcasme van het Platform Hooft juist ontluisterend. Het ressentiment dat de mensen van de letterenfaculteiten koesteren, was zo zichtbaar. De hufterigheid van Plasterk (“beta’s maken de geschiedenis en alfa’s beschrijven haar slechts”) was natuurlijk onverdiend, maar je antwoordt daarop door te tonen wat je wel doet. Dat doen geesteswetenschappers zelden. In plaats daarvan maken ze grappen ten koste van hun collega’s.
“Hufterigheid” gaat wat ver. Plasterk was niet handig, dat wel; en ik vrees dat hij staat voor een breder gevoelde opvatting, maar een hufter is het niet.
Ja, dat had ik niet moeten zeggen. Plasterk had het ook beter niet kunnen zeggen. En ik blijf erbij dat alfa’s, tot ze weer op niveau zijn, beter ook niks over de exacte wetenschappen zeggen.
CK, sorry voor het misverstand dat ik denk ik gecreëerd heb. Met reactie bedoelde ik de tweede reactie van Platform HOOFT op facebook:
“Polarisatie is natuurlijk niet nodig, het was eerder een opvallend voorbeeld van exact onderzoek waarvan wij misschien in eerste instantie niet direct de relevantie zien, maar waar daadwerkelijk nuttige resultaten uitkomen voor civiele techniek etc. Wat weer de vraag opwerpt of wetenschap altijd ‘nuttige’ resultaten moet hebben.”
Jona, Als (ex-)betatechnicus verbaas ik me juist ook altijd over het gebrek aan respect vanuit die hoek voor alfa’s en gamma’s. Zelfmedelijden is nooit goed, maar ik kan me de frustratie van veel alfa’s/gamma’s over het gemak waarmee sommige betatechnici hele vakgebieden opzij zetten wel voorstellen – nog los van de rest van de samenleving, dat behoeft m.i. een andere aanpak.
Juist op het scheidsvlak van benaderingen kunnen veel interessante ontwikkelingen plaatsvinden. Doordat het met de alfa’s slechter gaat dan met de gamma’s denk ik dat de alfa’s momenteel juist verder zijn in de reflectie (natuurlijk ook een kerncompetentie van veel alfa’s) op hun vakgebied en de samenwerking met betatechnici.
Och, ik weet het niet. Mijn “bewijs” is ook maar anecdotisch, maar de (mede-)beta’s die ik tegenkom op internet zijn altijd flink onder de indruk van de vorderingen die in de geschiedkunde (in de breedste zin van het woord, dus inclusief bv. archeologie) en de psychologie zijn gemaakt.
Een crossover die veel (schokkende!) nieuwe kennis heeft opgeleverd de laatste decennia is ethologie, waarin biologie en psychologie worden gecombineerd. Frans de Waal is er wereldberoemd mee geworden.
Elders heb ik al opgemerkt dat vele natuurkundigen erg nieuwsgierig zijn naar de geschiedenis van hun vak – en daar hebben zij professionals als JL bij nodig. Stephen Hawking noemt Aristoteles in Het Heelal zo’n negen keer en Richard Feynman vijf keer.