[Eind deze maand verschijnt bij Athenaeum – Polak & Van Gennep de eerste Nederlandstalige uitgave van de Historia Augusta. De vertaling van deze curieuze reeks biografieën van Romeinse keizers is van John Nagelkerken. Dit is de negende van een reeks van negen blogposts; de eerste is hier.]
De Historia Augusta is, zoals aan het begin van deze inleiding al werd opgemerkt, vooral leuk om de maskerade, maar de waarheid gebiedt te zeggen dat het appreciëren van de wetenschappelijke discussie een stevige kennis van het Latijn, van de taalkunde en van statistische methoden veronderstelt, om nog maar te zwijgen van een enorme belezenheid in de antieke literatuur. Zelfs de knapste geleerden hebben, in de ruime eeuw sinds Dessau, in feite maar weinig terreinwinst geboekt. Zeker, een datering in 375 verklaart meer dan een datering in 395, maar het is mogelijk dat binnen een jaar of wat een briljante onderzoeker weer een andere hypothese oppert, die nog meer, of juist heel andere dingen, zal verklaren.
Je hoeft echter geen halve eeuw studie van de laat-Romeinse literatuur achter de rug te hebben, zoals Alan Cameron, om toch plezier te beleven aan de Historia Augusta. Eén reden om de collectie van keizerbiografieën in vertaling te lezen is dat ze ons toont hoe een geletterde Romein naar de wereld keek. Hij geloofde in voortekens, had respect voor de senatoriële stand, was bang voor (en gefascineerd door) de vrouwelijke seksualiteit, verwachtte van hooggeplaatsten enige literaire belangstelling en had simpele morele opvattingen (“schurken kunnen niets uitrichten tegen onschuldigen”). Religieus was hij geen scherpslijper: de grote theologische discussies van de vierde eeuw, waarvan hij moet hebben geweten, schitteren door afwezigheid – een simpel gegeven dat iedereen die het boek als een heidens strijdschrift heeft willen typeren, te denken had moeten geven.
Een andere reden waarom je van de Historia Augusta kunt genieten is, heel simpel, dat het een afwisselende tekst is. De schrijver houdt de vaart erin en is op zijn best – helaas niet: altijd – een boeiende verteller. Verder zijn de primaire biografieën redelijk betrouwbaar en gaan ze over keizers als Hadrianus, Marcus Aurelius en Septimius Severus, mensen die buitengewoon interessant waren en regeerden over een wereldrijk dat alweer een millennium of twee tot de verbeelding spreekt.
Toegegeven, verheven is de Historia Augusta niet. Fascinerend is ze wel.
Mooi, eindelijk! Het wachten is nu nog op de nederlandse vertaling van Cassius Dio na keizer Nero en Herodianus. Want die laatste is na de vertaling van Dr. M.F.A Brok uit 1973 ook wel toe aan een hertaling. Maar ik kijk in ieder geval uit naar de Historia Augusta
Het zijn beide projecten die ik wel eens aan Athenaeum heb genoemd. Herodianus is geweldig leuk, en de populariteit van keizers als Trajanus, Hadrianus en Marcus Aurelius maakt Cassius Dio tot een aantrekkelijk project. Maar nee. Men wil er niet aan. Net zo goed als mijn idee van een op archeologen toegesneden vertaling van Caesar niet aanslaat.
Waarschijnlijk zouden al mijn briljante ideeën het fonds naar de maan helpen, maar toch… degene die “de archeologische uitgeverij” opricht en goede vertalingen op de markt brengt van voor archeologen relevante teksten, boeken waarin de inhoud voor de vorm gaat, loopt volgens mij binnen.
Helaas zit ik niet in die bedrijfstak, ben zelf nog op zoek naar een uitgeverij voor m’n eigen boek. Maar dit gaat over de 19e eeuw, dus dat is wel enige eeuwen later. Athenaeum is daar niet echt in gespecialiseerd.
Leuk artikel, dank je wel.