Toen Polybios de Alpen overstak, keek hij naar sporen van Hannibals oversteek.
[Slot van een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]
Na het einde van zijn internering reisde Polybios veel. Hij bezocht de Karthaagse steden in de Maghreb en Marokko en waagde zich zelfs op de Oceaan. Hij bezocht Alexandrië en Sardes. In 133 v.Chr. was hij aanwezig bij het beleg van Numantia in Iberië. Bij een andere gelegenheid trok hij over de Alpen, waarbij hij keek of hij kon zien hoe Hannibal deze bergen was overgestoken. Dat wil overigens niet zeggen dat zijn verslag van die Alpentocht een eigen, op autopsie gebaseerde schepping is. Hij vat een oudere bron samen die ook door zijn Romeinse collega-geschiedschrijver Titus Livius wordt samengevat.
Polybios’ Alpentocht is echter opmerkelijk. Een van zijn grootste verdiensten is dat hij de landen die hij beschrijft ook werkelijk heeft gezien. (Dat spreekt nog altijd niet vanzelf.) Hij wist bovendien, net als bijvoorbeeld Xenofon, wat het was om een legeronderdeel te commanderen. Zijn uitleg over de superioriteit van een legioen ten opzichte van de falanx, die ik hier citeerde, is voorbeeldig. Ook streefde hij ernaar de mensen te interviewen die bij de gebeurtenissen betrokken waren geweest. Hij memoires en andere publicaties en consulteerde archieven. Net als zijn tijdgenoot, de auteur van 2 Makkabeeën, citeert Polybios uit verdragen, waarbij hij onhandige stijlbreuken accepteert. Stijl was minder belangrijk dan waarheid.
Polybios benadrukt de rol van Tyche (Vaticaanse Musea, Rome)
[Vierde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]
Het was gemakkelijk te begrijpen waarom naties floreerden: de belangrijkste (maar niet de enige) verklarende factor was hun staatsbestel. Althans, zo zag Polybios het. Hij legt het uit in zijn fascinerende zesde boek, dat het verhaal over de Tweede Punische Oorlog onderbreekt. Na de Romeinse nederlagen bij het Trasimeense Meer en Cannae en na het verdrag tussen Hannibal en Macedonië, had Rome’s fortuin zijn dieptepunt bereikt, maar de republiek zou zich hernemen en de oorlog uiteindelijk winnen. In het zesde boek legt Polybios uit waardoor de Romeinen zich konden herstellen van een reeks rampen die het bestaan van elke andere natie zou hebben beëindigd. Vandaar dat Polybios een beroemde beschrijving van het Romeinse leger biedt en een al even beroemde beschrijving van het functioneren van de republiek.
Het was destijds niet ongewoon om drie soorten staatsbestel te onderscheiden, alsmede hun drie gedegenereerde tegenhangers:
monarchie en despotisme,
aristocratie en oligarchie,
democratie en ochlocratie (heerschappij door de massa).
De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)
[Derde deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]
In 151 v.Chr. losten de Karthagers de laatste termijn af van de herstelbetaling die zij na de Tweede Punische Oorlog (218-201) aan Rome verschuldigd waren. Vrijwel onmiddellijk verklaarde Rome opnieuw de oorlog. Dat had weinig te maken met angst voor Karthaags herstel, al is er een populair misverstand dat Cato de Oudere zijn medesenatoren ten oorlog had geceterocenseood. De feitelijke reden was dat de macht van koning Massinissa van Numidië te groot werd. Rome kon zich niet permitteren dat hij ook Karthago in handen kreeg.
Dus staken de legionairs in 149 v.Chr. de Middellandse Zee over en sloegen het beleg op voor Karthago. De Derde Punische Oorlog was begonnen. Het bleek een moeilijke operatie die eindeloos aansleepte, tot Scipio Aemilianus, die tijdens een van de Keltiberische oorlogen een reputatie had opgebouwd als eerlijk en bekwaam bevelhebber, het commando kreeg. Polybios bevond zich in het gezelschap van zijn vriend en was getuige van de bestorming van de stad. De plundering zou een halve maand duren. Dit deel van Polybios’ Wereldgeschiedenis is verloren maar een fragment is nog te vinden bij Appianus van Alexandrië.
Over dit portret van Polybios valt meer te zeggen (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)
[Tweede deel in een korte reeks over Polybios van Megalopolis. Het eerste deel was hier.]
Polybios van Megalopolis – Megalopolis lag midden op de Griekse Peloponnesos – is geboren rond 200 v.Chr. en was getuige van de tweede helft van de door hem beschreven gebeurtenissen. Sterker nog, hij was een van de acteurs, hoewel een kleine, en hij moest voor die rol een prijs betalen. Hij verloor zijn vrijheid en verbleef lange tijd onvrijwillig in het buitenland. Eigenlijk een lot dat maar – althans voor een Griekse grootgrondbezitter – weinig minder erg was dan de dood.
Zoals ik al eens eerder schreef, waren in de hellenistische tijd veel Griekse stadstaten geclusterd in bondsstaten. Een daarvan was de Achaiische Bond onder leiding van de capabele generaal Filopoimen van Megalopolis (253-183), aan wie Polybios een biografie heeft gewijd. De Achaiiers profiteerden van het machtsvacuüm dat Rome had geschapen toen het, na de Macedoniërs te hebben verslagen, uit Griekenland had teruggetrokken. Nu de Griekse steden vrij en autonoom waren, kon de regio alleen maar onstabiel worden. De Achaiische Bond profiteerde daarvan, doorgaans rustig, zonder al te gevaarlijke vijanden te maken. Meestal volgde men Rome, waar steun was voor de Bond.
Voor Polybios van Megalopolis begon en eindigde het allemaal met Karthago. De door de Romeinen verwoeste stad staat zowel aan het begin als het einde van zijn Wereldgeschiedenis. Het eerste boek wijdde hij aan de Eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr.), volgens hem “de langste, intensiefste en grootste oorlog uit de geschiedenis”. De laatste boeken gaan over deDerde Punische Oorlog en de verwoesting van de grote aloude stad in 146 v.Chr. Symmetrie, zeker, maar Polybios presenteert de twee oorlogen totaal verschillend.
Hij vertelt het verhaal van de eerste oorlog rechttoe rechtaan. Het is ononderbroken, alsof de gebeurtenissen zich voltrokken zonder wisselwerking met gebeurtenissen elders. Polybios’ verslag van de Derde Punische Oorlog wordt daarentegen onderbroken door beschrijvingen van gelijktijdige conflicten in Iberië, Macedonië en Griekenland. Polybios zelf schrijft:
Hanno de Zeevaarder ontmoette mensen van de Nok-beschaving. Die maakten terracottabeeldjes zoals deze. Ze zijn te zien in Kurá Hulanda, Willemstad.
Had het eerste deel van de onderneming van Hanno de Zeevaarder bestaan uit stadstichtingen en het tweede deel uit een tocht naar de goudrivier Senegal, het derde deel was een echte ontdekkingsreis. Opnieuw in de vertaling Floris Overduin en Vincent Hunink, met commentaar gebaseerd op Lacroix’ Africa in Antiquity (1998).
De Golf van Guinea
Hanno voer eerst langs westelijk Afrika, boog naar het zuidoosten en bereikte de noordkust van de Golf van Guinea. Het is waar nu landen als Ivoorkust, Ghana en Nigeria liggen. De mensen spraken (en spreken) hier Atlantische Congo-talen.
De door Hanno de Zeevaarder genoemde Troglodyten woonden vermoedelijk in abri’s als deze
In het voorgaande stukje legde ik uit dat Hanno de Zeevaarder, een koning van Karthago, enkele steden stichtte in het westen van Marokko. Zijn verslag is over, al is het volgens vertalers Floris Overduin en Vincent Hunink “vanuit literair oogpunt geen hoogstandje”. Interessant is het wel!
Het eerste deel van zijn expeditie, de kolonisering van westelijk Afrika, is goed gedocumenteerd. Het tweede deel is wat lastiger, maar het genoemde onderzoek van W.F.G. Lacroix komt hier te pas.
We zitten meteen met een crux, namelijk de locatie van de rivier de Lixos. We kennen een stad met die naam in het noorden van Marokko en Jerôme Carcopino opperde dat Hanno terug zou zijn gevaren. De verkenningsmissie zou dus later zijn begonnen nadat Hanno eerst langs zijn eerdere steden was gevaren. Een alternatief is dat we te maken hebben met een stroom ten zuiden van Agadir, waar in historische tijden het Berberkoninkrijk Ilegh lag. Dit lag ten zuiden van de in het vorige stukje genoemde zes nieuwe steden.
We weten niet hoe de schepen van Hanno de Zeevaarder eruit zagen. Dit Karthaagse scheepsmodel is niet heel informatief. (Archeologisch museum, Sousse)
Een van de “vragen rond de jaarwisseling” die u me voorlegde betrof ontdekkingsreizen en ik bedacht toen dat ik nog nooit had geblogd over Hanno de Zeevaarder. En dat is maf, want (a) Karthago heeft mijn belangstelling, (b) er is een leuke vertaling door Floris Overduin en Vincent Hunink (gepubliceerd in Hermeneus 87/1 [2015]) en (c) er is fascinerend Nederlands onderzoek over de topografie gedaan.
Dat fascinerende onderzoek is W.F.G. Lacroix, Africa in Antiquity. A Linguistic and Toponymic Analysis of Ptolemy’s Map of Africa (1998). De auteur toont dat Ptolemaios’ kennis van Afrika groter is dan veelal wordt aangenomen. Daardoor heeft hij redelijk wat van de door Hanno genoemde plaatsen kunnen identificeren. En passant heeft hij ook een opvallend vroege datering geopperd.
Wat betreft de tekst: het is de korte, Griekse weergave van het rapport dat een Karthaagse koning Hanno uitbracht over een driedelige reis langs de westelijke kust van Afrika. Eerst stichtte Hanno zes steden in wat nu Marokko is; daarop volgde een handelsmissie naar de goudrivier de Senegal; en tot slot was er een verkenningsexpeditie. Dat laatste was dus een echte ontdekkingsreis, al schijn je dat tegenwoordig te moeten aanduiden als begin van de Europese Exploitatie. Ik geef hieronder de vertaling van Overduin en Hunink, met commentaar dat ik ontleen aan Lacroix.
De titel
Zeereis van de Karthaagse koning Hanno rond de contreien van Afrika achter de Zuilen van Herakles. Verslag, door hem tevens aangebracht bij het Altaar van Kronos, met inhoud als volgt.
Wij hebben een Griekse tekst, maar wat is het origineel? Lange tijd zou men hebben geantwoord dat dat Punisch was, maar Karthago was opvallend kosmopolitisch. Misschien schreef Hanno wel Grieks.
Kronos is meestal de aanduiding voor Ba’al Hammon.
De Zuilen van Herakles – letterlijk de beroemde Melqarttempel in Cádiz, waarvan de locatie onlangs is gevonden, maar vrijwel zeker de straat van Gibraltar
Dat Hanno koning was, duidt op een vroege datering.
Kolonisatie
De tekst begint met stadstichtingen. De hierna genoemde Libyfeniciërs zijn niets anders dan bewoners van Fenicische steden in Afrika, dus plaatsen als Lepcis Magna, Tripoli, Sabratha, Sousse, Kerkouane, Utica, Bizerte, Annaba, Algiers, Tipasa of Cherchell. Merk op dat dertigduizend mensen aan boord van zestig schepen behoorlijk druk is, maar vijfduizend bewoners voor elk van de nieuwe steden is niet onaannemelijk.
1. De Karthagers besloten dat Hanno zou uitvaren buiten de Zuilen van Herakles en steden zou stichten met Libyfeniciërs als bewoners. Hij vertrok met zestig vijftigroeiers, een massa mensen (dertigduizend mannen en vrouwen), voedsel en overige benodigdheden.
2. Toen we na vertrek de Zuilen waren gepasseerd en twee dagen daarachter hadden gevaren, hebben we een eerste stad gesticht. We gaven die de naam Wierookaltaar. Onder de stad lag een grote vlakte.
3. Daarna voeren we verder westwaarts en kwamen we bijeen in Soloeis, een bosrijke Afrikaanse kaap.
4. Daar richtten we een altaar voor Poseidon op en voeren we verder in oostelijke richting, een halve dag, totdat we aankwamen bij een meer. Het lag niet ver van de zee en stond vol met hoog riet.
5. Er waren daar ook olifanten en andere beesten die daar weidden, in enorme aantallen. We lieten het meer achter ons en voeren ongeveer een dag verder. Daarna stichtten we steden aan zee, met de namen Karische Muur, Gytte, Kaap, Bij en Arambys.
De naam Kaap Soloeis is een verbastering van het Fenicische Selaim, “rotsen”. Het gaat vermoedelijk om Kaap Mazagan, waarvandaan je oostwaarts kunt varen, de rivier de Oum er Rbia op.
Poseidon is de naam van een Karthaagse zeegod, maar welke dat is weten we niet.
Bijna alle stadstichtingen zijn te identificeren. Wierookaltaar (Thymiaterion) is het huidige Mehidya, De naam Gytte is afgeleid van Geth, “runderen”, en leeft voort in El-Jadida, waar een Karthaagse necropool is gevonden. Dit is vlak bij Kaap Mazagan. Kaap is de weergave van Akra, maar de Grieken noteerden de H niet en het kan dus ook Hakra zijn, een Fenicisch woord voor versterking. Een locatie kennen we niet. De naam Bij, Melitta, leeft voort in het huidige Oualidia, waar een lagune de perfecte haven is.
Mogador
Arambys is het eiland Mogador tegenover Essaouira. Er is bewijs voor Karthaagse purpervisserij. De Karthaagse aanwezigheid dateert vanaf ongeveer 575-550 v.Chr., wat een opvallend vroege datering oplevert voor de tocht van Hanno de Zeevaarder. Die komt echter goed overeen met zijn koninklijke titel.
Tot slot: de aardigste naam is Karikon Teichos, hier vertaald als Karische Muur. Het kan gaan om een stad die eigenlijk Kir Chares heette, Zonnekasteel. Het gaat om Azemmour, waar Karthaagse graven zijn gevonden. Ook dit is niet ver van Kaap Mazagan.
Na gedane kolonisatiearbeid richtte Hanno de Zeevaarder zich op handelscontacten. Het tweede deel van de reis begon.
We weten niet wat het “teken van Jona” was. (Soumela-klooster)
Dat de eerste drie evangeliën met elkaar verwant zijn, wisten de christelijke kerkvaders al. Augustinus meende dat Marcus een uittreksel was van Matteüs en om die reden staat Marcus in uw bijbel meteen na Matteüs. Negentiende-eeuwse oudheidkundigen verklaarden de overeenkomst anders: Matteüs en Lukas zouden Marcus hebben bewerkt. Dit is feitelijk niet meer dan een aanname. Die groeit op een gegeven moment uit tot consensus en versteent daarna tot feit.
De prioriteit van Marcus, zoals het heet, blijft echter een hypothese. Zoals al onze kennis. En er zijn ook wel tegenvoorbeelden te noemen, waar je denkt: nee, het is Marcus die hier de bewerking uitvoert, niet Matteüs en Lukas. Hier zijn vier passages.
Een Fenicisch schip en een zeemonster (Nationaal Museum, Beiroet)
Ik stelde Filon van Byblos al aan u voor: levend in Byblos in de tweede eeuw na Chr. schreef hij een Fenicische Geschiedenis waarin hij een rationele verklaring gaf voor de oude mythen. De goden van weleer waren niets anders geweest dan verdienstelijke koningen en andere stervelingen. Deze visie staat bekend als euhemerisme. Daarover blogde ik een week of drie geleden.
Het is misschien aardig eens te zien hoe Filon van Byblos al die verdienstelijke stervelingen behandelt. Of beter: we kennen zijn verhaal alleen uit citaten, en ik neem aan dat bisschop Eusebios, die het navertelt, wat heeft bekort. Hier zijn Eusebios’ woorden, in de vertaling die Hein van Dolen voor de gelegenheid heeft gemaakt.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.