Vondel aan de Nes

Vondel (Amsterdam, Bank van Lening)
Vondel (Amsterdam, Bank van Lening)

Ik blogde onlangs over de buste van Joost van den Vondel die in 1987 door de bewoners van de Apeldoornse Vondellaan is opgericht ter ere van de dichter. Die werd onthuld door de directeur van de Amsterdamse Stadsbank van Lening, de instelling waar Vondel van 1658 tot 1668 heeft gewerkt.

“Het kan toch niet zo zijn dat ze in Apeldoorn wel een buste hebben en wij niet?” lijkt de directeur te hebben gedacht, want drie jaar werd een kopie van de Apeldoornse buste geplaatst in het kantoor van de Stadsbank. Het portret van de beroemdste employee werd onthuld door burgemeester Ed van Thijn. Ik neem aan dat ook deze buste is gemaakt door bronsgieter Roel Maaskant.

In zijn eigen tijd gold Vondel als de grootste Nederlandse dichter aller tijden. In 1653 werd hij officieel gehuldigd en de zesenzestigjarige hoopte met pensioen te kunnen gaan. De winkel in de Warmoesstraat waar hij zijde verkocht – er is een gedenkplaat aangebracht aan de oostelijke façade van de Beurs – droeg hij over aan zijn zoon, die echter niet in staat bleek de zaak voort te zetten. Dit waren de jaren van de Eerste Engelse Zeeoorlog en de Amsterdammers bezuinigden op luxe textielsoorten. Vondel Junior maakte enorme schulden, vader Vondel loste ze af en dreigde failliet te gaan.

Zijn neef Hans de Wolff slaagde er echter in burgemeester Cornelis van Vlooswijk ervan te overtuigen dat het niet aanging niets te doen voor de auteur die de stad had verrijkt met bijvoorbeeld het mooie gedicht op de Inwijdinge van ’t Stadhuis t’  Amsterdam (ofwel het Paleis op de Dam; 1655). De burgemeester was gevoelig voor de argumenten en bezorgde Vondel een baantje als “suppoost”, gemeenteambtenaar, bij de Bank van Lening. Vondel beantwoordde de geste door zijn Jeptha op te dragen aan de echtgenote van de burgemeester, Anna van Hoorn.

Tien jaar werkte de oude dichterin het pand tussen de Nes en de Oudezijds Voorburgwal. Hij kreeg een goed loon (ƒ650 per jaar) maar ervoer zijn werkzaamheden als zwaar: de hele dag was hij bezig met het maken van beschrijvingen van de voorwerpen die mensen kwamen belenen. De uitbreiding van het gebouw met een nieuwe vleugel zal bovendien behoorlijke geluidshinder hebben opgeleverd. Het was “een halve kerker”, mopperde Vondel, wiens ongemakkelijk ogende hoge stoel behoort tot de collectie van het Amsterdam Museum.

Vondel bekende later aan zijn biograaf Gerard Brandt dat hij een deel van zijn tijd benutte om verzen te schrijven. Zijn superieuren, die heel goed wisten dat hun beroemde employee zijn positie te danken had aan zijn verdiensten voor de stad, zagen het door de vingers, tot Vondel in 1668 dan toch met pensioen mocht. Hij zou nog elf jaar leven; de stad betaalde zijn loon door.

[Met dank aan mw. Eline Verbeek, die me even binnenliet om de Vondelbuste te bekijken.]

Deel dit:

2 gedachtes over “Vondel aan de Nes

  1. Henk Looijesteijn

    Een leuk stuk, waar ik ook weer het een en ander van heb opgestoken – zoals u ze vaak schrijft, ik lees ze vrijwel altijd. Volgens mij kan Banninck Cocq echter niet één van Vondels bazen zijn geweest: hij overleed namelijk op 1 januari 1655 (en niet 6, zoals het Wikipedia-artikel beweert, dat is de dag van zijn begrafenis), terwijl Vondel pas in 1658 ging werken voor de Stadsbank van Lening.

    Met vriendelijke groet,

    Henk Looijesteijn

Reacties zijn gesloten.