
Het “verbrande huis” in Jeruzalem: een van de herinneringen aan de verwoesting van Jeruzalem in 70. Een van de illustraties uit Israël verdeeld.Een tijdje geleden gaf ik in een stukje aan waarom boeken een problematisch genre voor wetenschapsvoorlichting zijn. In een vervolgstukje behandelde ik het maken van registers, wat tegenwoordig minder urgent is dan vroeger. In de derde aflevering ging ik in op landkaarten en kaders. Over die laatste vertelde ik dat betere software het mogelijk maakt informatie zó te presenteren dat de eigenlijke informatiestroom – de hoofdtekst, met andere woorden – er nauwelijks door onderbroken hoeft te raken.
Ik wees er ook op dat kaders, als ze verkeerd zijn geplaatst, storend kunnen zijn. Met illustraties zal dat minder gebeuren, omdat ze visueel duidelijk anders zijn dan tekstkaders. Toch heb ik ook hier wel eens problemen gehad, toen een vormgever de illustraties mooi over de bladzijden spreidde en de tekst er vervolgens tussendoor plaatste. Dat oogde aantrekkelijk, maar verstoorde wat ik (met een erkend lelijk woord) de “synchronisering van de informatie” noemde, want de afbeeldingen stonden soms enkele pagina’s vanaf de passage uit de tekst die ze hadden moeten illustreren. In Israël verdeeld zijn alle plaatjes (en de kaders) op de goede plek terechtgekomen, zodat, om het wat deftig te zeggen, de informatiestromen elkaar verrijken. Waar ik minder blij mee ben, zijn de bijschriften. Een lezer moet de informatie krijgen die hij nodig heeft en ook niet méér dan dat. Anders gezegd: in een medium waarin niet de gebruiker maar de auteur de regie heeft, heeft de laatste de plicht ervoor te zorgen dat de lezer niet wordt afgeleid.
U zult dus wel lezen wat een afgebeeld voorwerp is en waar u het zelf kunt bekijken, maar u krijgt niet te horen wie de fotograaf is en wie het copyright heeft. Uw begrip van de aangeboden informatie wordt immers niet groter als u weet dat ik de foto heb gemaakt of dat het copyright berust bij Livius. Voor degene die dat toch wil weten, is er het colofon (al zou een webpagina op de site van de uitgever met links naar de rechthebbenden nog beter zijn). Helaas stelt het Bode-Museum in Berlijn, dat ik kende als een redelijk instituut, tegenwoordig als voorwaarde dat de namen van het museum en de fotograaf bij de twee daar aangekochte foto’s zouden staan – en niet in het colofon. Dat is dus waarom u vaker van de eigenlijke informatie wordt afgeleid dan noodzakelijk.
Nog een ander woord over de afbeeldingen: illustraties moet je – althans volgens mij – alleen gebruiken als ze ook iets toevoegen. Niks is makkelijker dan in een boek als Israël hersteld reproducties op te nemen van, pakweg, een mooie gravure van Gustave Doré, Leonardo’s Laatste Avondmaal of een ets van Rembrandt. Dat gebeurt ook vaak, en niet alleen in boeken over het antieke jodendom. Ik heb bijvoorbeeld een boek in de kast met een foto van een Renaissance-buste van de Romeinse politicus Catilina, die even weinig toevoegt aan de tekst als Rembrandts Eedgenootschap van Claudius Civilis aan Tacitus. Zulke afbeeldingen illustreren alleen maar dat de gebeurtenissen in de Oudheid grote invloed hebben gehad op de westerse verbeelding, maar verhelderen het eigenlijke verhaal niet. Bij de herziening van mijn website gaan dit soort afbeeldingen er dan ook zo veel mogelijk uit.
Een volgend punt: stambomen zijn onverwacht belangrijk. Ze helpen de lezer om de personages uit elkaar te houden, die immers ongebruikelijke namen hebben. Zeker als er, zoals in Israël hersteld, diverse Antiochossen en Ptolemaiossen rondlopen, is een overzicht van de familierelaties ontzettend nuttig.
Een ander klein punt: de spelling is lastig. Wat afwijkt, stoort; wat stoort, leidt af; wat afleidt hindert de informatieoverdracht. Voor oudheidkundige onderwerpen geeft het Witte boekje de spellingsregels beter weer dan het Groene boekje. Consequentie is op dit punt overigens niet te bereiken, zeker niet als het gaat om eigennamen. In Israël hersteld heb ik er zelfs van afgezien. De historicus heet Josephus en de vader van Jezus heet Jozef, ook al is het dezelfde naam. Het voordeel is dat mensen makkelijker de verschillende personages uit elkaar kunnen houden.
Over de annotatie heb ik al eens geschreven dat het op dit moment niet mogelijk is een boek over de oude wereld zó af te ronden dat de lezer wordt geleid naar vervolgliteratuur. Die is er namelijk niet. Er zijn alleen te gemakkelijke boeken en wetenschappelijke publicaties, maar de eerste groep bevat informatie die u op internet sneller vindt, terwijl de tweede zonder vooropleiding (en toegang tot een betaalsite) ontoegankelijk is. De oudheidkundige voorlichting is niet meegegroeid met uw opleidingsniveau. Mens sana, zoals de dichter zei, qui mal y pense.
Tot slot is er dit: het boek is pas af met de tweede druk, waarin de schrijver zijn voordeel doet van de kritiek in de recensies. Nu de tweede druk van Israël hersteld in de maak is, is het boek pas echt af. Hebt u een exemplaar van de eerste druk, dan vindt u de errata hier.
Summa summarum: ik zeg niet dat ik het volmaakt doe. Ik heb alle hier beschreven fouten gemaakt en ik weet dat mijn eigen boeken niet goed genoeg zijn. Doordat de oudheidkundige wetenschapsvoorlichting is blijven hangen in de jaren tachtig, kán het ook niet goed zijn. Desondanks ben ik over Israël verdeeld redelijk tevreden, en ik wil graag dit stukje afronden met een bedankje aan mijn redacteur Frits van der Meij, aan uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, aan landkaartentekenaar Erik Eshuis, omslagontwerpster Nanja Toebak en aan de vormgevers van Perfect Service.
Vreemd genoeg is ‘Israël verdeeld’ niet te vinden op de website van genoemde uitgever …
Is ‘Israël hersteld’ een ander boek of een alternatieve titel voor ‘Israël verdeeld’?
Het was de oude titel, die later is aangepast.