
Een Libanese vriendin werkte tot nog niet zo heel lang geleden in een groot hotel. Niet zomaar een hotel, maar een hotel waar rijke families hun bruiloften vieren, waar buitenlandse staatshoofden logeren en waar wel eens een Libanese president is ingehuldigd. Haar oudere zus had een baan aan een internationale school. Twee aardige jonge vrouwen uit de betere middenklasse. Mensen zoals u en ik.
Toen brak er burgeroorlog uit in Syrië en begonnen de vluchtelingen te komen. Voor het goede begrip: geen Libanees denkt met plezier terug aan de jaren tussen 1976 en 2005, toen Syrië Libanon bezette. Niemand zou het de Libanezen hebben verweten als ze hun oosterburen aan hun lot hadden overgelaten, maar ze toonden zich van hun beste zijde: niet dat ze alles vergaven en vergaten, maar de vluchtelingen werden opgevangen. Volgens de officiële cijfers zijn er, op een bevolking van vier miljoen, 1.400.000 Syriërs, maar het feitelijke cijfer nadert de twee miljoen.
Mijn beide vriendinnen gaven hun goede banen op en helpen nu de vluchtelingen. De jongste werkt op het kantoor van een organisatie die actief is op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en kinderrechten. De oudste is inspectrice bij een project dat erop is gericht de Syrische kinderen wat onderwijs te geven. Ik blogde er al eens over.
Ik ken die meiden goed genoeg om ook hun gebreken te kennen, maar tegelijkertijd: ze doen tenminste iets om deze rotwereld een fractie minder rottig te maken. Ik heb daar bewondering voor, zoals ik ook bewondering heb voor tropenartsen, mantelzorgers, degenen die vrijwilligerswerk doen of de mensen die een konvooi hulpgoederen sturen naar een Griekenland dat te arm is om de vluchtelingenstroom aan te kunnen. Ik voel me niet bovenmatig schuldig omdat ik minder doe, maar ik moet wel erkennen dat zij mensen zijn die, meer dan ik, hun verantwoordelijkheid nemen.
Mijn goede vriend Richard blogde een tijdje geleden op deze plek over de totaal verknipte wijze waarop de Nederlandse overheid omgaat met een Oezbeekse vluchtelinge, Margarita Alexandrova, die vrijwel zeker ten onrechte niet viel onder het Kinderpardon en vandaag het land officieel verlaten moet hebben.
Ik heb die zaak vanuit de zijlijn gevolgd. Nooit deed ik méér dan het zetten van een handtekening onder een petitie. Anderen deden wel meer, zelfs veel meer: Margarita’s medestudenten, burgemeester Koelewijn van Kampen, Kamerlid Joël Voordewind en vele anderen. Niemand vroeg ze zich in te spannen voor deze vluchtelinge, maar ze deden het. Respect.
“Mijn beide vriendinnen gaven hun goede banen op en helpen nu de vluchtelingen.”
Maar waar leven ze nu dan van?
Chapeau voor deze 2 meiden! En dan vraagt onze Manfred; “Waar leven ze nu van? ” Typisch Hollandser vraag ik me niet voorstellen.
Bah!
Ik wel hoor. Een nog typischer vraag is ‘wat voor weer zou het morgen zijn?’ Jij hebt duidelijk een gebrek aan voorstellingsvermogen. Een gebrek aan empathie trouwens ook, aangezien je liever iemand met belangstelling afkat dan zelf belangstelling te hebben.