Staatsgreep in Teheran

persia

In het najaar van 2011 bestormde een grote groep boze Iraniërs de Britse ambassade in Teheran. De vandalen staken een bijgebouw in brand en beroofden, tot de politie ingreep, enkele medewerkers van hun vrijheid. De aanleiding was een kort daarvoor van kracht geworden westers sanctiepakket, maar de eigenlijk oorzaak zat dieper. De relatie tussen Iran en de Britten is al heel lang heel slecht.

Om precies te zijn: sinds 1806, toen de Britten in een conflict tussen de sjah en de tsaar partij kozen voor de laatste. Daarmee was de toon gezet, en de moeizame relatie verwerd in de twintigste eeuw tot een open conflict, vooral doordat de Iraanse autoriteiten en de bestuurders van een Britse oliemaatschappij het almaar niet eens konden worden over de verdeling van de winst.

In 1951 meende het Iraanse parlement dat de kwestie kon worden opgelost door de olievelden te nationaliseren. De verantwoordelijke politicus was Muhammad Mossadegh (1882-1967), die twee jaar na de nationalisatie door de Britten en Amerikanen terzijde werd geschoven.

Deze staatsgreep is al vaker beschreven, bijvoorbeeld in het spannende All the Shah’s Men van Stephen Kinzer. Hij stelt dat de val van Mossadegh een westerse pyrrusoverwinning was, aangezien ook de grondslag werd gelegd voor een verbitterd anti-Amerikanisme.

In de inleiding van zijn even spannende Patriot of Persia, wijst de Britse iranoloog Christopher de Bellaigue erop dat Kinzer de Iraanse bronnen niet heeft kunnen bestuderen. All the Shah’s Men concentreert zich daardoor op de Amerikaanse betrokkenheid bij de coup. Patriot of Persia biedt een meer Iraans perspectief, zoals te verwachten viel van een biografie van een Iraanse minister-president.

De Bellaigues Mossadegh is, vanaf het motto tot de epiloog, vooral een prins uit een oude Perzische dynastie. Hij handelde omdat zijn adeldom hem daartoe verplichtte en was geen beroepspoliticus maar, in De Bellaigues woorden, “a moral force”. Steeds opnieuw koos Mossadegh voor zijn principes, al dwong die integriteit hem van 1925 tot 1941 het openbare leven te vermijden.

Eenmaal terug in de politiek, bezat hij een fabelachtig moreel gezag en als premier nam hij maatregelen om de boeren te steunen, de vrouwen meer rechten te geven en het leger onder civiel gezag te plaatsen. De persvrijheid nam hij zó serieus dat zelfs een oproep tot gewapende opstand voor hem geen aanleiding was tot maatregelen.

Terwijl hij probeerde het land te hervormen, blokkeerden de Britten, woedend over de nationalisatie, de Perzische Golf en deden ze pogingen Iran te destabiliseren. Op een gegeven moment was bijna een derde van het parlement omgekocht. Dat Mossadegh daarop een referendum organiseerde om het parlement te ontbinden, vergoelijkt De Bellaigue als een preventieve actie, en ook het regeren bij volmacht zou een crisismaatregel zijn.

En crisis was het. Het waren uiteindelijk niet de Britten maar de Amerikanen die Mossadegh ten val brachten. Op 15 augustus lieten ze de sjah de decreten tekenen waarmee hij zijn minister-president verving door iemand die de westerse mogendheden beter was gezind, maar Mossadegh, die alleen door het parlement naar huis kon worden gestuurd, wist deze administratieve coup te verijdelen. De sjah vluchtte naar Italië.

Dit had het moment van Mossadeghs triomf kunnen zijn, maar hij verloor de regie. Terwijl republikeinen en communisten openlijk hun ideeën voor een toekomstig staatsbestel ventileerden en menige Iraniër zich afvroeg of de zaken niet uit de hand begonnen te lopen, aarzelde de premier. Hij kon zich niet voorstellen dat Iran geen koning meer zou hebben. Tegen beter weten in hoopte hij op ondersteuning uit de Verenigde Staten, waar men echter bang was voor een communistische machtsovername en opnieuw probeerde Mossadegh te verdrijven.

De Amerikanen betaalden criminelen om royalistische demonstraties te organiseren. Omgekochte kranten gooiden olie op het vuur. Mossadegh verzuimde het radiostation voldoende te laten bewaken, zodat zijn tegenstanders het konden bezetten en de desinformatiecampagne aan kracht won. De Bellaigue wijst erop dat Mossadegh, “instinctief een pacifist”, te lang wachtte om loyale troepen in te zetten toen zijn tegenstanders al waren overgegaan tot geweld. Op 19 augustus beschoten zij de ambtswoning van de minister-president, die het er levend vanaf bracht maar werd gearresteerd en berecht. Hij zou nog ruim dertien jaar huisarrest hebben en zien hoe de sjah zich steeds impopulairder maakte.

Hoe minder de geliefd de koning was, schrijft De Bellaigue, hoe meer de Iraniërs zich realiseerden dat ze in augustus 1953 een kans hadden gemist Mossadegh te steunen. Iran had een rechtstaat kunnen zijn en een voorbeeld voor de omliggende landen.

Zoals het nu was, verbreedde het anti-Britse gevoel in Iran zich tot anti-Amerikanisme en beschouwden veel Iraniërs de sjah als een symbool van hun vernedering, tot ze daaraan in 1979 een einde maakten. Eén van de opvallendste gebeurtenissen tijdens de Iraanse Revolutie was de bestorming van de Amerikaanse ambassade: omdat ooit daarvandaan een democratisch gekozen premier ten val was gebracht, was dit een van de gehaatste gebouwen in Teheran.

President Obama heeft in 2009 toegegeven dat het afzetten van Mossadegh een fout is geweest, maar dat heeft niet bijgedragen aan een verbetering van de betrekkingen. Zoals de aanval op de Britse ambassade vorig jaar toont, is het wantrouwen niet verdwenen. Patriot of Persia legt uit hoe het zo ver heeft kunnen komen, maar biedt vooral het intens trieste verhaal van een politiek conflict waarin geen der betrokkenen de wil bezit om het standpunt van de andere partij te begrijpen.

[Oorspronkelijk verschenen in het NRC Handelsblad, 12 oktober 2012]

Deel dit:

5 gedachtes over “Staatsgreep in Teheran

  1. a) “De Amerikanen betaalden criminelen om royalistische demonstraties te organiseren.”

    De protesten op het Tahrir-plein in Caïro liepen uit de hand door toedoen van gehuurde relschoppers (“thugs”) die de boel kwamen verstoren. De vele aanrandingen kunnen ook aan deze groep worden toegeschreven. De bedoeling was natuurlijk om het leger aanleiding te geven in te grijpen. Dit althans volgens een Egyptische huisgenoot, die herhaaldeijk naar Caïro terugkeerde om bij de protesten aanwezig te kunnen zijn. De demonstranten organiseerden een eigen ordedienst om de “thugs” van het plein te weren. Iedereen werd gefouilleerd, maar de stemming was vriendelijk.

    Iets vergelijkbaars zagen we in Nederland bij de bijeenkomsten n.a.v. het huisvesten van asielzoekers in kleine gemeenten. Aanhangers van een racistische groepering reisden die bijeenkomsten af om de orde te verstoren & het publiek op te jutten. De protesten op deze informatie-avonden waren dus afkomstig van buitenstaanders!

    b) “Argo” (2012) is een recente film over de bezetting van de Amerikaanse ambassade in Teheran & de ontsnapping van een kleine groep medewerkers. Het begin is erg indrukwekkend, het einde is erg Hollywood, maar de film is zeker de moeite waard.

    Zie: http://www.rogerebert.com/reviews/argo-2012

    c) Off-topic: Die Cycladische beeldjes die wij zo modern vinden, die waren zeker oorspronkelijk beschilderd? Want dat is natuurlijk de reden dat ze geen ogen hebben. Ja toch?

  2. Je noemt het niet, maar ik denk dat ook de bezetting van Iran tijdens WO2 door de Russen, Amerikanen en Britten heeft bijgedragen aan antiwesterse gevoelens.

  3. Jammer dat het stukje alweer vier jaar oud is, want inmiddels zijn de betrekkingen natuurlijk verbeterd – hoewel niet genormaliseerd.

  4. Kees

    Met de Iraanse revolutie raakte het Perzische volk uiteindelijk van de regen in de drup. De dictatoriale sjah had uiteindelijk zijn eenpartijstelsel, maar werd verjaagd door een religieus-links-liberaal verbond. De revolutie mondde uit in de keuze van het volk voor een islamitische republiek, die zich ontpopte in het absolutisme van de islam onder ayatollah Khomeini – de “Hoogste Leider van Iran”. Het land kreeg de naam Islamitische Republiek Iran.

Reacties zijn gesloten.