
Het vervelende van mensen is dat ze niet volmaakt zijn. Een Plato vergeleek de ziel met een tweespan, getrokken door een edel en een geil paard, waarmee hij probeerde uit te leggen waarom we weleens iets verkeerds doen. De auteur van Genesis 4 laat God tegen Kaïn zeggen dat hij goed en slecht kan handelen: in het eerste geval kan hij iedereen recht in de ogen kijken, in het tweede geval ligt de zonde op de loer, begerig om de mens in zijn greep te krijgen – maar de mens kan uiteindelijk sterker zijn dan de zonde. Tegenwoordig denken we dat de driften die we niet als goed beschouwen, samenhangen met de ontwikkeling van onze hersenen: ergens hebben we iets behouden van de dieren die ooit op de savanne leefden en voor wie agressie normaal was.
Dat wij dat afkeuren betekent in feite dat we proberen onze diepste natuur te overwinnen. Het is geen compliment als je iemand zegt dat hij zich als een beest gedraagt, hoewel het in feite een constatering is van een simpel biologisch gegeven: we zijn natuurlijk wél beesten. We zijn alleen beesten die ernaar streven die beestachtigheid te overwinnen. De grote levensbeschouwelijke systemen bieden daartoe allemaal een leidraad. We zijn dieren maar kunnen ernaar streven dames en heren te zijn. U mag het heiligheid of Bildung of beschaving noemen.
Vraag me niet hoe een mens zichzelf verbetert. Het enige wat ik denk te weten is dat je jezelf moet vergelijken met mensen die het goed hebben gedaan – we staan op de schouders van reuzen – en niet met mensen die het gemiddeld deden. Meer weet ik niet, maar zelfs als ik zou weten wat De Weg was, dan nog zou ik aarzelen het te zeggen, omdat het al snel moralistisch overkomt.
Deze week stuitte ik echter op een lijstje met tien adviezen, toegeschreven aan de Britse filosoof Bertrand Russell (1872-1970). Er zit een hoop gezond verstand in, maar wat me trof is de wijze waarop hij zijn adviezen presenteert: hij appelleert nogal eens aan de gevolgen. Het heeft geen zin bewijsmateriaal te verbergen, want het duikt vroeg of laat toch op. Wees waarheidsgetrouw, zelfs als het niet gemakkelijk is, want het is nog ongemakkelijker onwaarheden te blijven verbergen. Anders gezegd: Russell presenteert zich niet als moralist maar toont waarom het verstandig is zijn adviezen te volgen.
- Do not feel absolutely certain of anything.
- Do not think it worthwhile to produce belief by concealing evidence, for the evidence is sure to come to light.
- Never try to discourage thinking, for you are sure to succeed.
- When you meet with opposition, even if it should be from your husband or your children, endeavor to overcome it by argument and not by authority, for a victory dependent upon authority is unreal and illusory.
- Have no respect for the authority of others, for there are always contrary authorities to be found.
- Do not use power to suppress opinions you think pernicious, for if you do the opinions will suppress you.
- Do not fear to be eccentric in opinion, for every opinion now accepted was once eccentric.
- Find more pleasure in intelligent dissent than in passive agreement, for, if you value intelligence as you should, the former implies a deeper agreement than the latter.
- Be scrupulously truthful, even when truth is inconvenient, for it is more inconvenient when you try to conceal it.
- Do not feel envious of the happiness of those who live in a fool’s paradise, for only a fool will think that it is happiness.
Waardevolle adviezen. Wat we als zodanig beschouwen, is natuurlijk tijdgebonden. Wat ervaren we als een probleem dat door morele regels voorkomen of verholpen moet worden?
De nadruk ligt hier vooral op ( gebrek aan) kennis en hoe ermee om te gaan. Dat zal, vermoed ik, voor Russell in belangrijke bv mate over de Kerk gegaan zijn. In tijden van sociale media en meninkjes, radicale islam, nationalisme en populisme, fake news en anti-intellectualisme zijn zijn richtlijnen opnieuw relevant.
Je hoopt dat mensen sneller iets aannemen als ze de gevolgen kennen, maar dan overschatten we onszelf. Het beest in ons is nog te veel op de korte termijn gefixeerd.
nr. 5 van russell vind ik grappig,altijd waar en onwaar.
Tegenwoordig denken we etc.: dit vind ik behoorlijk pretentieus..
En waarom zou je mensen willen veranderen in keurig in het gelid lopende zombies?
Eigenlijk draaien al deze ‘geboden’ om de vraag: ‘Wat is de waarheid?’.
En dat is een beetje achterhaald want volgens het Postmodernisme heeft iedereen zijn eigen waarheid of bestaan er iig meerdere ‘waarheden’ naast elkaar.
De jongste generatie van de ‘Social Justice Warriors’ gaat tegenwoordig zover dat ze hun leuzen scanderen, onderwijl hun oren dichthoudend om de argumenten van de ander niet te horen.
En emoties… Veel emoties… Huilen, krijsen, schreeuwen, gillen, dreigen, agressie, geweld, enz, enz… Alles in het kader van het eigen grote gelijk.
Ik houd niet van de term “Social Justice Warriors”. Er is namelijk niets verkeerd aan om te vechten voor rechtvaardigheid.
Er is echter wel iets grondig mis met de uitgedragen analyse en het gebrek aan openheid voor een werkelijke discussie. Daarbij teken ik dan ook weer aan dat de reacties op dit retorisch geweld nog wel eens onprofessioneel zijn – denk aan academici die respect eisen voor de wetenschap in plaats van te tonen hoe de wetenschap dat respect verdient.
Het eind van het liedje is dat we momenteel zitten opgezadeld met discussies die niet gaan waarover ze moeten gaan. Ik snap iets van de ergernis die mensen kunnen hebben bij een figuur als Zwarte Piet, maar ik denk dat een discussie over racisme op de arbeidsmarkt zinvoller en nuttiger is.
Je kunt je natuurlijk afvragen of de term ‘Social Justice WARRIORS’ op zichzelf niet aanzet tot geweld omdat het suggereert dat het stadium van de redelijke argumentatie voorbij is en we in het stadium van de ‘oorlog’ zijn aangekomen.
En dat begon al bij Gramsci die concludeerde dat nadat bleek dat arbeiders in het Westen niet zaten te wachten op de communistische revolutie, de arbeiders niet voldoende bewust waren van hun onderdrukking en dat daarmee hun argumenten niet meer geldig waren.
Dat is natuurlijk de eerste stap op weg naar oorlog: de argumenten van je tegenstanders principieel ongeldig verklaren.
Overigens is de naam Social Justice Warrior volgens de Amerikaanse Wikipedia oorspronkelijk een complimenteuze naam aan hen gegeven door henzelf of hun supporters.
Door het spottend gebruik van die naam door hun tegenstanders heeft die naam een negatieve bijklank gekregen.
En hun handboek ‘Rules for Radicals’ van Saul Alinsky suggereert ook al niet een open-minded houding gericht op redelijke argumentatie.
“suggereert ook al niet een open-minded houding ”
Mijn dank! U bedient mij op mijn wenken., Dit is een uitstekend voorbeeld van uw “eerste stap op weg naar oorlog”. Ik kan niet anders dan u nageven: u bent volkomen consistent met uw gebruik van de term SJW.
U bent werkelijk buitengewoon grappig.
“Je kunt je natuurlijk afvragen of de term ‘Social Justice WARRIORS’ op zichzelf niet aanzet tot geweld.”
De term is uitgevonden door uw ideologische geestverwanten, zoals fans van Donald the Clown. U zegt dus eigenlijk dat u u tot geweld oproept zodra u en uw geestverwanten deze term gebruiken.
Ach ja, ik weet al flink wat jaartjes dat de scheidslijn met ouderwets fascisme zo dun is dat hij niet waargenomen kan worden. En nee – want inmiddels vermoed ik dat begrijpend lezen niet uw sterkste punt is – hiermee suggereer ik niet dat u een neonazi bent, alleen maar dat het verschil kleinerr is dat u vermoedelijk wenst toe te geven.
“Dat is natuurlijk de eerste stap op weg naar oorlog: de argumenten van je tegenstanders principieel ongeldig verklaren.”
Klopt. Vele van uw ideologische geestvewanten hebben deze stap dan ook al geruime tijd achter de rug.
Sorry maar op dit geraaskal ga ik niet reageren. Ik wijs Jona er hierboven net op dat de term SJW oorspronkelijk van hun aanhangers komt.
Tsssss…..
Rustig Ab, rustig.
’t Zal de hitte zijn….
Laten we het daarop houden. Heb een fijne dag.
Thnx!
Jij ook!
Rustig Frank, rustig.
Ik ben een groot bewonderaar van BR, vooral van zijn essay’s die ik zo goed als allemaal gelezen heb. Ik was vooral onder de indruk van de radio-discussie met de jezuïet-filosoof Copleston.
Zijn boekje ‘Waarom ik geen christen ben’ (was eigenlijk een transcriptie van een lezing, die een tijdlang in Zuid-Afrika verboden was) vond ik schitterend en op sommige plaatsen ook nog redelijk humoristischen. Ik herlees het met enige regelmaat. Hij stelt zich hier als een agnost op en de meeste uitspraken zijn niet tegen christenen alleen gericht.
Veel van zijn eerste essay’s staan nu op internet, ook de Nederlandse tekst van voornoemd essay. Zie: https://dlfng.home.xs4all.nl/filosofie/bertrandrussell/waaromikgeenchristenben.html
Die wordt gelukkig ook gevoerd, maar is nou eenmaal, zoals alle echt serieuze onderwerpen, minder mediageniek. En dus zeurt de een over Zwarte Piet en de ander over hoofddoekjes.
Met “die” bedoelde ik de discussie over de arbeidsmarkt.
Klopt.
‘(…) de vraag: ‘Wat is de waarheid?’ (…) is een beetje achterhaald (…)
Hoe komt u erbij? Wat is de waarheid omtrent het wel of niet bestaan van meerdere waarheden? Waarheid heeft niets te doen met Postmodernistische opvattingen of wat voor opvatting dan ook.
Waarheid is ook niet overdraagbaar. Het stellen van die ene vraag leidt echter tot inzicht. Wie er zijn eigen waarheid op nahoudt, luistert niet naar de ander en dwaalt als een blinde in het licht.
Is nr. 2 niet gewoon “eerlijk duurt het langst”?
“Het vervelende van mensen is dat ze niet volmaakt zijn.”
Volstrekt mee oneens. Niemand is zo vervelend als een volmaakt mens. Christus als perfecte belichaming van onzelfzuchtige liefde – voorbij vervelend; onuitstaanbaar.
“hij appelleert nogal eens aan de gevolgen.”
Dat is opmerkelijk, want in zijn Geschiedenis van de Westerse FIlosofie moet hij niet veel van utilitarisme hebben. Het was dan ook geen goed hoofdstuk.
Toch beschouwde hij zichzelf op filosofisch-ethisch gebied als een utilitarist.
Zie:https://www.wikiwand.com/en/Bertrand_Russell
Hij had in zijn jonge jaren heeft John Stuart Mill een grote invloed op hem gehad dank zij het feit dat de atheïstisch vader van Russell wou dat zijn zoon ook zo werd opgevoed.
‘Lord Amberley was an atheist and his atheism was evident when he asked the philosopher John Stuart Mill to act as Russell’s secular godfather. Mill died the year after Russell’s birth, but his writings had a great effect on Russell’s life.’
Ik heb BR’s Geschiedenis van de Westerse filosofie (geschreven in 1945) een tijd geleden geleden en ik heb het boek zo niet bij de hand, maar het zou mij niet verwonderen dat hij daar wat minder op heeft met het utilitarisme.
Dat valt grotendeels te verklaren doordat Russell in zijn lange leven anders is gaan denken over het begrip ‘goed’ en vooral over de definitie ervan. Het best valt dat te illustreren door een passage uit de Encyclopedia of Philosophy:
Two things emerge out of this survey of Russell’s ethical thinking: (i) Russell’s concept of “right” remains largely the same throughout his career, and that concept is, broadly speaking, utilitarian: right action is that action which leads to good results; (ii) though Russell consistently regards “good” as the most fundamental ethical concept, his view of what good is or whether we can know at all what good is changes over time. However, his final ethical views on this issue are much closer to utilitarianism than to any other classical ethical theory, as is shown by his approval of Sidgwick’s contention that “acts which are approved of are those that are likely to bring happiness or pleasure.” In place of classical utilitarianism’s “happiness”, Russell prefers to speak of “satisfaction of desires.” In Human Society itself, for example, Russell defines “good” as “satisfaction of desire.” According to him, this definition is more consonant with the ethical feelings of the majority of humankind than any other theoretically defensible definition.
Sorry, te snel geweest!
paragraaf 2: regel 1 t/m 3 moet zijn:
In zijn jonge jaren heeft John Stuart Mill een grote invloed op hem gehad dank zij het feit dat de atheïstische vader van Russell wou dat zijn zoon ook atheïstisch zou worden opgevoed.
regel 9 : … een tijd geleden gelezen …
Begrijp ik het goed dat Russell een afkeer van authoriteit heeft. Waar zou dat door komen?
Ik denk dat hij bedoelt dat je nooit zomaar iets klakkeloos mag geloven alleen omdat iemand een ‘autoriteit’ is maar dat je je oordeel moet vormen op basis van je eigen afwegingen over wat ook anderen (en dat zijn dan vaak ook autoriteiten) zeggen. Nu was Russell natuurlijk niet de eerste de beste (groot logicus, groot wiskundige, groot filosoof, groot schrijver, groot activist tegen oorlog en geweld…) en was het misschien gemakkelijker voor hem om gaten in iemands redeneringen of opvattingen te ontdekken, autoriteit of niet.
Waar deze karaktertrek (afkeer van autoriteit) door komt zal wel in de aard van het beestje zitten, maar zou ook kunnen komen doordat hij door zijn afkomst met veel hooggeplaatste personen in aanraking kwam vanaf zijn prille jeugd en daardoor niet zo gauw opkeek tegen ‘autoriteiten’.
‘Ik denk dat hij bedoelt dat je nooit zomaar iets klakkeloos mag geloven alleen omdat iemand een ‘autoriteit’ is maar dat je je oordeel moet vormen op basis van je eigen afwegingen over wat ook anderen (en dat zijn dan vaak ook autoriteiten) zeggen.’
Precies! Dat heb je heel goed geformuleerd. Dat is ook waar het in onze opvoeding aan schort. We leren het niet, omdat onze opvoeders het nooit hebben geleerd.
Daarom ook is er een hele andere vorm van onderwijs nodig, waarin opvoeders geen autoriteiten zijn, maar kennis- en ervaringsoverdragers die in zich in hetzelfde leerproces bevinden!
We moeten leren kritisch te zijn, onafhankelijk van welke autoriteit dan ook. Dat betekent dat we een milieu moeten creëren, waarin we nergens voor anker gaan, maar de vrijheid hebben, om vragen te stellen en ons niets op de mouw laten spelden.
Wellicht kunnen mensen die zich daarvan bewust zijn, elkaar vinden om nieuwe vormen van onderwijs te ontwikkelen, waarin we niet leren om in de pas te lopen, maar in vrijheid onze verantwoordelijkheid te nemen.
De tien geboden van Russel komen me als nogal rationeel over. De mens is, veel meer dan een rationeel wezen, vooral een emotioneel wezen en daarom overtreft hij in “beestachtigheden” alle andere dieren.
Waarom neemt Bertrand Russell aan dat zij die gelukkig leven in een “fools paradise” niet werkelijk gelukkig zijn.wat utilitaristen als Russell niet willen zien is dat gelukkig zijn en leven in waarheid met elkaar in strijd kunnen zijn.Er zijn bovendien ook gelukkige sadisten en men komt hier niet mee weg door te beweren dat zij niet werkelijk gelukkig zijn.Russell was een briljant man ,maar een oppervlakkige moralist.
Ik had daar in mijn stukje nog een opmerking over willen maken. Leek me uiteindelijk afleiden van het punt dat ik wilde maken, dus ik heb het maar gelaten. Maar je constatering staat als een huis.
Dit is een reactie op Johan en jouw reactie daarop.
1. Ik vraag mij af of dit de betekenis van de zin is: in het Engels betekent de uitdrukking ’to live in a fool’s paradise’: to be be happy because you do not know or will not accept how bad a situation really is. M.a.w. in gebod 10 zegt BR: Wees niet jaloers op diegenen die gelukkig zijn omdat ze geen idee hebben wat de gevolgen zijn van hun daden en ook niet van de situatie waarin ze verkeren. Dan denk ik dat dat gebod dan wel een betekenis heeft. Als voorbeeld las ik ergens (ik herinner mij niet meer waar) dat een man op een onbewoond mooi eiland terecht komt en er zeer gelukkig is omdat hij niet weet dat er tijgers op het eiland rondlopen. Dus we moeten niet jaloers zijn op zo iemand.
2. Hierboven zei ik dat BR in zijn lange leven zijn eigen definitie van het ‘goede’ is gaan zoeken en tenslotte uitkwam dat het ‘goede’, het geluk, bij iedereen zou neerkomen op ‘a satisfaction of desires’. Dat ‘desires’ zit mij dwars, want dat zou erop wijzen dat BR het ‘intrinsiek goede’ van sommige daden of strevingen uitschakelt en daarbij alleen mikt op het gewenste resultaat. Dit zou dan betekenen dat je zou moeten nalaten het ‘intrinsiek’ goede te doen omdat je verlangens er niet door bevredigd worden. Dat hij dit veralgemeent, daar ben ik het ook niet mee eens. Ik denk dat er wel degelijk mensen zijn die het goede doen omdat het goed is en niet om hun verlangen te bevredigen.
3. Ik kan die omslag in zijn definitie van ‘het goede’ niet echt verklaren. Enerzijds keurt hij de definitie die Sidgwick geeft goed, hetgeen hem tot een echte utilitarist maakt. Anderzijds zou hij volgens zijn definitie van ‘het goede’ zijn daden rechtvaardigen, omdat hij ‘verlangt’ om iets te doen, los van de gevolgen. Dat zou dan eerder een hedonistische houding zijn.
Ik heb veel van hem en over hem gelezen (zijn autobiografie is zeer aan te raden) en ik vind hem in wezen een goed mens (denk maar aan zijn nimmer aflatende activistische ijver voor de vrede, waarvoor hij talloze keren werd opgepakt en in de cel belandde). Hij was ook sociaal en was in zijn jonge jaren lid van de Fabian Society. Maar hij had ook andere kanten: o.a was hij voor de vrije liefde en hield er een losse sexuele moraal op na. Of dit van invloed geweest is op zijn veranderde definitie van het goede zou kunnen, maar valt niet meer te achterhalen.
4. Dat Russell een oppervlakkige moralist was zou ik niet zomaar willen beamen of ontkennen.
Ik verwijs hier naar een hoofdstuk in een boek over Russell:
Bertrand Russell: Moral philosopher or unphilosophical moralist? door Charles R. Pigden.
https://philarchive.org/archive/PIGBRM-2v1
Het hangt er nogal vanaf wat men bedoelt met “fools paradise”. We zullen het er waarschijnlijk wel over eens zijn dat doelbewust jezelf voor de gek houden maar slecht werkt, zeker voor mensen die de onoverkomelijke neiging hebben over van alles en nog wat na te denken (ongeacht de kwaliteit van dat denkwerk). In die zin is Russell’s advies om niet jaloers te worden zinnig.
Wat hij nog niet kon weten is de volgende psychologische bevinding: voor realisten is het moeilijker gelukkig te zijn dan voor mensen die met het hoofd in een roze wolk rondlopen. In die zin conflicteren waarheidszoeken en welbehagen sterk.
Betreffende ethiek lijkt Russell nogal wat vertrouwen te hebben gehad in menselijk instinct. Dat is ook onder filosofen geen ongebruikelijk standpunt en uiteraard nogal oppervlakkig, dus sterk neigend tot inconsistente uitspraken. Aan de andere kant moet ik de eerste consistente ethiek nog tegenkomen die niet op de één of andere manier tot onwenselijke conclusies leidt, waar het instinct zich zo heftig tegen verzet dat zelfs de meest pietluttige aanhanger er zich niet aan kan houden.
Daarom vermoed ik dat we enige postmoderne invloed moeten toelaten. We moeten ons vooral concentreren op “wat werkt (voor mij)?” en minder op “waarheid”.
(…) gelukkig zijn en leven in waarheid [kunnen] met elkaar in strijd zijn.
Ik denk dat ook hier nadere definitie van het begrip ‘gelukkig zijn’ op zijn plaats is. Er zijn mensen die gelukkig zijn met weinig en er zijn mensen die aan veel niet genoeg hebben. Er zijn mensen die geluk najagen over de ruggen van anderen en er zijn mensen die gelukkig zijn in een nederig dienend leven. Ik bedoel maar…
Hoe verhoudt de idee ‘geluk’ zich tot Waarheid? Ik schrijf dit woord bewust met een hoofdletter, om onderscheid aan te brengen tussen de idee waarheid en de Waarheid (als er al zo iets bestaat, dat is de vraag…).
We streven waarheid na, omdat we de Waarheid niet kennen. Daarom valt over Waarheid niet te twisten, die hebben we niet in pacht. Wat we wel in pacht hebben, is de idee van waarheid en daar twisten we tot op de dag van vandaag al een paar duizend jaar heel voortvarend over; op zijn best meppen we er elkaar nog verbaal de hersens over in…
Misschien is Geluk evenmin iets dat valt na te jagen, maar ligt het besloten in het zien van dat wat is… Misschien ligt in het antwoord op die vraag wel de oplossing van het probleem van ons eeuwig menselijk najagen van vergankelijke zaken en ideëen, en al het verderf dat dat met zich meebrengt.
Maar hij (en zij!) overtreft ook in liefde en in creativiteit alle andere dieren. Een pauw kan z’n prachtig mooie staart opzetten waardoor een klein meisje kan roepen: “mama, er staat een kip in bloei!”
Donald Duck moppentrommelmop, maar het zegt wel wat. Die pauw kan alleen maar z’n staart opzetten. Dat meisje kan fantaseren. En dat komt omdat mensen rationeel en emotioneel zijn. En ik hoop dat iedereen die verwondering van dat kleine meisje (of jongetje) dat een kip in bloei ziet staan, kan behouden.
Wij riepen als kind:
“Pauw, pauw, pauw.
ik ben mooier als jou!”
Grappig!
http://willeminagreiner2.blogspot.com/2009/04/pauw.html?m=1
Het is wel ‘mooier dan jou’… (taaldingetje).
Heel eigenlijk is het zelfs ‘mooier dan jij’. Maar ja, dat rijmt niet op pauw.
Dat is zo… 😏
O Mensch! Gib acht!
Was spricht die tiefe Mitternacht?
“Ich schlief, ich schlief -,
Aus tiefem Traum bin ich erwacht: –
…
Een cacquetante, apetrots dat zij op school had leren onderscheiden tussen derde naamval hun en vierde naamval hen, wilde nooit niet geen uitleg horen wat er zo interessant was aan de transpositie van het historisch verantwoorde voegwoord als (Paardekooper!) tot naamval regerend voorzetsel.
Mijn moeder dacht aan Amerikaanse invloed.
Heerlijk! Laten we die kinderlijke verwondering vooral behouden en onbevangen om ons heen kijken…
Juist. Ik vind het woord zo mooi van Carl Sagan: om elke hoek ligt iets wondermoois, klaar om te worden ontdekt.
Es schläft ein Lied in allen Dingen,
Die da träumen fort und fort,
Und die Welt hebt an zu singen,
Triffst du nur das Zauberwort.
Joseph von Eichendorff
De de menselijke ratio en emotie ook zeer positieve zaken voortbrengen betwist ik niet. De mens is een dier van uitersten.
Voor mij is Russell eerder een wiskundige dan een filosoof.
“A skilled,vigilant,flexibel,unemphasised,enthralled catching of happiness”
UIT het gedicht “Born Yesterday” van Philipp Larkin
Ieder bijvoeglijk naamwoord raak!