
Toegegeven, de natuur (u weet wel, dat stuk waar je doorheen gaat als je van de ene naar de andere stad reist) is een soort Chagall: vooral iets voor de middenklasse. Er is echter ook een belangrijk verschil, namelijk dat de natuur soms de kunst evenaart, hoewel natuurlijk nooit blijvend.
Eén zo’n kort moment was gisteren en ziet hierboven. Ik zag het bij Antigoneia, een hellenistische stad in Albanië, en heb het op het juiste moment gefotografeerd: even later ging de zon namelijk onder. Al dat oranje en paars, dat vloekt natuurlijk verschrikkelijk.
Heerlijk dat je het zelfs beter denkt te weten dan de natuur zelf.
Je reinste kitsch.
Precies. Natuur is kitsch.
Ik vind de foto mooi! Natura artis magistra! Ik vraag me alleen af waar je aversie tegen Chagall vandaan komt.
(Waarschuwing: de video niet bekijken als u een zwakke maag hebt)
Schattig dat je zo’n romanitische opvatting van het begrip natuur koestert. In navolging van Midas Dekkers denk ik bij natuur eerder aan iets anders, iets dat je bij Chagall niet terug zult vinden:
Tikfoutje, maar een leuke:
“romanitische opvatting”. Beroepsdeformatie Frank? 🙂
Neuh, internetdyslexie. Het overkomt me aan de lopende band.
Ik denk dat cultuur behoort tot de natuur. Cultuur zal natuur niet overvleugelen. Natuur is per definitie sterk, zelfs na een verschroeide aarde door mensenwerk.Maar de meeste mensen weten niets of erg weinig van planten en dieren. op zich niet erg, maar je hoeft alleen maar te weten dat de natuur blijft en de mens waarschijnlijk niet.Ofwel, ook dat is niet erg natuurlijk.
Natura artis magistra, en soms benadert het onbeholpen gepruts van homo sapiens de majesteit van de natuur, maar niet vaak. Zo’n foto, alleen maar een platte afbeelding zonder diepte, zonder geluid en zonder geur, zonder het gras onder je voeten te voelen, maar toch niet onaardig.
Zuid-Limburg, dat is de Geul: van de Belgische grens, tussen grenspaal 8 en 9, tot aan de Maas boven Maastricht, van Cottessen bij Epen tot Voulwames bij Bunde. Om daar vaak dichter bij te kunnen zijn ben ik -eerstegraads leraar Nederlandse taal(-) en letterkunde en alleen al daarom behorend tot de middenklasse- in 1974 vanuit ‘s-Gravenhage naar Maastricht verhuisd, zodat ik met Gezelle en Hopkins als reisgenoten langs die Geul kon struinen, dat is te zeggen: in de weekeinden na gedane correctiezaken.
Intussen is het aantal begeleidende dichters uitgebreid: op 41 her en der in het landschap geplaatste zuiltjes vindt de wandelaar hun verzen en die verspreid over drie trajecten waarin de gehele route (35 kilometer lang) verdeeld is: Gulpen-Wittem, Valkenburg aan de Geul en Meerssen. Een van die dichters is J.C. Bloem, naar wiens sonnet ‘De Dapperstraat’ de titel van deze column verwijst. Zijn ‘De nachtegalen’ staat op het zuiltje nabij uitspanning De Nachtegaal in Meerssen (en dat zal Jacques B. plezier hebben gedaan want hij hield van een mooi uitzicht maar wilde er wel wat bij te drinken hebben):
Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht,
’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? -In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.
En wat zo treft, is dat die bij Antigoneia gemaakte foto net de kern van Bloems ‘De Dapperstraat’ illustreert:
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Vanwege de studie Oudheidkunde heen- en weer treinend tussen Maastricht en Amsterdam kon ik mijn middenklassegeluk niet op: almaar genietend van het steeds wisselende landschap wijd en zijd, kijkend naar en denkend aan Holland en bij Zaltbommel luisterend naar psalmen waarna Pierre Kemp het beneden de grote rivieren met zijn Engelse verfdoos (zijn beste bundel, zijnde een grandioze kleurenkladder) overnam of met Gerard Manley Hopkins S.J. aan het slot van zijn ‘Binsey Poplars’:
The sweet especial scene,
Rural scene, a rural scene,
Sweet especial rural scene.
Dank dus voor deze foto die (dit bij wijze van synesthesie) smaakt naar Proust: ‘(…) alle bloemen uit onze tuin en uit die van meneer Swann, en de waterlelies in de Vivonne, en al die bekenden in het dorp met hun woninkjes en de kerk en heel Combray met zijn omgeving, de huizen, de tuinen, dat allemaal hervindt zijn vorm, wordt tastbaar en komt tevoorschijn uit mijn kopje thee.’
staat dick hillenius er ook bij?
Voorzover ik weet en kan nagaan, staat Dick Hillenius er niet bij, terwijl hij als dichter-bioloog beslist zo’n zuiltje verdient met daarop bijvoorbeeld:
Het geluid van padjes
samen, apart, nog een wat verder
iets lager, samen in scheef akkoord
onvindbaar want telkens andere
padjes even verder, samen
terwijl die vlak bij mijn voet
even hun adem inhouden.
Graag leg ik het idee voor aan de Stichting Dichter in Beeld in Maastricht.