
Dat in Nederland alle dingen vijftig jaar later gebeuren, veronderstel ik bekend, en dat is vermoedelijk de reden waarom er in de Amsterdamse Dodedichterbuurt, die officieel bekendstaat als de Kinkerbuurt, nog altijd geen Drs.P.-allee is. Ik heb de gemeente er overigens een brief over geschreven en ik weet dat die in welwillende overweging is genomen, want ik ben erover gebeld toen ik in België was . Ik heb de gelegenheid nog niet gehad de gemeente terug te bellen.
Maar goed. Die Drs.P.-allee is er dus niet en dat gaat me aan het hart. Ik heb eerder over een persoonlijke herinnering geblogd en ben nog eens op zoek geweest naar het Sneker Café. Toen ik een paar maanden geleden van Assen naar Groningen fietste en verdwaald wat oostelijker uitkwam dan ik had gewild, dacht ik onmiddellijk aan strokarton en ik heb – zoals bijna al mijn vrienden – voor menige situatie een citaat bij de hand. Een vriendin stuur ik foto’s van elke veerpont waarmee ik oversteek. Zie ik een samovaar op een gevelsteen, dan heb ik nog urenlang de striemende coupletten in het hoofd van de Dodenrit. Nog afgelopen donderdag zag ik in het Teseum in Tongeren onderstaand reliëf en ik dacht “met een Slavisch handgebaar”.

Om de honderdste geboortedag van de goede doctorandus niet onopgemerkt te laten blijven, bied ik u nog even mijn all-time favoriet.
De Dodenrit
We rijden met de trojka door ’t eindeloze woud.
Het vriest een graad of dertig, het is winter en vrij koud.
De paardehoeven knersen in de pasgevallen sneeuw.
’t Is avond in Siberië, en nergens is een leeuw.
We reizen met de kinderen, al zijn ze nog wat jong,
door ’t eindeloze woud waarover ik zo-even zong.
Een lommerrijk en zeer onoverzichtelijk terrein
waarin men zich gelukkig prijst dat er geen leeuwen zijn.
We zijn op weg naar Omsk, maar de weg daarheen is lang
en daarom vullen wij de tijd met feestelijk gezang.
Intussen gaat zich iets bewegen in de achtergrond:
iets donkers en iets talrijks, en het lijkt me ongezond.
Ze zijn nog vrij ver achter ons, ik zie ze echter wel.
Het is een hele massa en ze lopen nogal snel.
En door ons achterna te lopen halen zij ons in,
wat onvoordelig uit kan pakken voor een jong gezin.
De donkere gedaanten zijn bijzonder vlug ter been.
Ze lopen op vier poten, en ze kijken heel gemeen.
Ze hebben grote tanden, dat is duidelijk te zien.
Het zijn waarschijnlijk wolven, en kwaadaardig bovendien.
Al is de toestand zorgelijk, ik raak niet in paniek.
Ik houd de moed erin door middel van de volksmuziek.
We kennen onze bundel en we zingen heel wat af
terwijl de wolven nader komen in gestrekte draf.
Het is van hier naar Omsk nog een kleine honderd werst.
’t Is prettig dat de paarden net vanmiddag zijn ververst.
Wel jammer dat de wolven ons toch hebben ingehaald.
Men ziet de flinke eetlust die hun uit de ogen straalt.
We doen heel onbekommerd en we zingen continu.
Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu
en zonder op te vallen overleg ik met mijn vrouw:
“Wie moet er aan geloven,” vraag ik, “toe, bedenk eens gauw.”
“Moet Igor het maar wezen?”
“Nee, want Igor speelt viool.”
“Wat vind je van Natasja?”
“Maar die leert zo goed op school!”
“En Sonja dan?”
“Nee, Sonja niet! Zij heeft een mooie alt.”
Zodat de keus tenslotte op de kleine Pjotr valt.
Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet.
Daar vliegt hij uit de trojka met een griezelige kreet.
De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij.
Nog vierentachtig werst en o, wat zijn wij heden blij.
We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid
want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt.
Zo jagen wij maar voort als in een gruwelijke droom.
Ajo ajo ajo al in die hoge klapperboom.
Daar klinkt weer dat gehuil, en onze hoop is weer verscheurd.
De wolven zijn terug en nu is Sonja aan de beurt.
Daar gaat het arme kind, zij was zo vrolijk en zo braaf.
Nog achtenzestig werst en in Den Haag daar woont een graaf.
Ik zit nog na te peinzen en mijn vrouw stort menig traan
en kijk daar komen achter ons de wolven al weer aan.
Dus Igor, ’t is wel spijtig maar jij wordt geen virtuoos.
Nog tweeënvijftig werst en daar was laatst een meisje loos.
Nu Igor is verwijderd hebben wij weer even rust,
maar nee, daar zijn de wolven weer, op nog een prak belust.
De doodskreet van Natasja snijdt ons pijnlijk door de ziel.
Nog zesendertig werst en in blauwgeruite kiel.
Mijn vrouw en ik zijn over, dus we zingen een duet
en als ’t even mee wil zitten halen we het net.
Helaas, ik moet haar afstaan aan de hongerige troep.
Nu nog maar twintig werst en Hoeperdepoep zat op de stoep.
Ik zing nu weer wat lustiger want Omsk komt in zicht.
Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht.
Terwijl de wolven mij verslinden, denk ik “Dat is pech.
Ja Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg.”
(Trojka hier, trojka daar)
Ja, je ziet er veel dit jaar
(Trojka hier, trojka daar)
Overal zit paardehaar
(Trojka hier, trojka daar)
Steeds uit voorraad leverbaar
(Trojka hier, trojka daar)
Zachtjes snort de samovaar
(Trojka hier, trojka daar)
Met een Slavisch handgebaar
(Trojka hier, trojka daar)
Doe het zelf met naald en schaar
(Trojka hier, trojka daar)
Is dat nu niet wonderbaar
(Trojka hier, trojka daar)
Twee halfom en een tartaar
(Trojka hier, trojka daar)
Een liefdadigheidsbazaar
(Trojka hier, trojka daar)
Hulde aan het gouden paar
(Trojka hier, trojka daar)
Foei hoe suffend staat gij daar
(Trojka hier, trojka daar)
Moeder is de koffie klaar?
(Trojka hier, trojka daar)
Kijk daar loopt een adelaar
(Trojka hier, trojka daar)
Is hier ook een abattoir?
(Trojka hier, trojka daar)
Basgitaar en klapsigaar
(Trojka hier, trojka daar)
Flink gebouwde weduwnaar
(Trojka hier, trojka daar)
Leve onze goede Tsaar!
Vrijdag 13/9 is er in De Roma in Antwerpen een herdenking/hulde concert van/voor drs P met vier zangeressen – ik heb kaartjes…
IK BEN JALOERS!
De liederen van drs. P. moeten niet door vrouwen worden gezongen. Eigenlijk moeten ze alleen maar door Drs. P. gezongen worden. Op grammofoonplaten.
Misschien moeten ze helemaal niet worden gezongen, maar voorgedragen of gelezen. De Dodenrit werkt althans bij mij even goed zonder muzikale omlijsting. Als componist sla ik bv. Boudewijn de Groot veel hoger aan.
Vere dixisti. Een detail: er is een Drs P.-Plein bij de Oude Kerk in Amsterdam, bij het café Quartier Putain. Particulier initiatief , denk ik, maar misschien wetenswaardig voor je telefoontje met de gemeente?
Dank! Ik wist het, maar het was even onder mijn radar.
https://youtu.be/KsK423N-z7Y
Wow! Dank!
Het is een groot plezier
drs P alhier
Oeh tof. Herinner me nog goed dat ik in de 2e klas van de middelbare school bij het vak Nederlands de laatste regels van het lied Dodenrit moest lezen. Mijn leraar Nederlands zei toen: “dit zijn in werkelijkheid de laatste regels van een liedje. Ik zal het wel een keer thuis opzoeken en meenemen.” De les erop had hij het bij zich. Hilariteit alom, helemaal omdat de leraar Pjotr als voornaam had en wie vliegt er als eerste de troika uit? Inderdaad.
Ben daarna redelijk fan van de Drs geworden. Toen ik later naar een andere middelbare school ging, had ik een andere leraar die helemaal lyrisch van hem was. Bijna niemand kon het helaas waarderen, behalve ik. Heb inmiddels zo goed als alle van de officiele opnames die op CD zijn uitgekomen, heb een goed aantal van zijn boeken etc.
Dat standbeeld mag er wat mij betreft snel komen, Danwel op de Schiedamse dijk, danwel op het Oudekerkseplein wat mij betreft.
Ik ken iemand die de Dodenrit uit het hoofd achter elkaar kan opdreunen. (Hij kan ook bij elk willekeurig jaar sinds 1903 de winnaar van de Tour de France opnoemen.)
Nuttig, vooral die wielrenners.
Ik kan mij nog vaag een sketch herinneren waarin hij in Holle Bolle Gijs zijn schrijftafel had staan…. en elke keer als er iets op zijn bureau denderde (inclusief de overblijfselen van een patatje mèt) hij plichtsgetrouw “dankuwel” opdreunde….
Dan moet de arme man daar toch lelijk op de tocht hebben gezeten…