Wahibre-em-achet en andere Grieken

De sarcofaag van Wahibre-em-achet in het Rijksmuseum van Oudheden heeft de vorm van een mummie. Op de deksel staan de godinnen Isis en Nefthys, de overledene was gemummificeerd en op zijn laatste reis kreeg hij gezelschap van shabti’s, kleine beeldjes van bedienden. De naam van de overledene betekent “horizon van Wahibre” en verwijst naar farao Wahibre Psamtek, zodat we de overledene kunnen dateren tijdens of kort na diens regering (664-610 v.Chr.).

Wahibre-em-achet moet de vorst persoonlijk hebben gekend. Dit was een man uit de absolute elite van Egypte en als de inscriptie op de sarcofaag niet de namen van zijn ouders zou hebben vermeld, Alexikles en Zenodota, zou niets ons hebben doen vermoeden dat hij afkomstig was uit een Griekse familie.

Er zijn in de Oudheid tienduizenden landverhuizers geweest als hij en over hen gaat Wahibre-em-achet en andere Grieken. Of beter: het gaat niet zozeer over de migranten zelf als wel over de manieren waarop we hen kunnen kennen. Het is het themaboekje van de Week van de Klassieken, die is gewijd aan migratie.

Dat lijkt wel op het thema van de Romeinenweek van 2018, mobiliteit. Het onderwerp kwam ook aan bod tijdens de Nationale Archeologiedagen. Deze herhaling is geen toeval. De DNA-revolutie waarover ik regelmatig blog verandert de oudheidkunde en iedereen is enthousiast, dus het was onvermijdelijk dat drie organisaties daarop reageren.

In het eerste hoofdstuk neem ik de migratie van de Fokaiërs vanuit Turkije naar Italië onder handen en probeer ik uit te leggen hoeveel Herodotos’ vertelling gemeen heeft met andere verhalen, zoals de Aeneïs en de joodse traditie over Mozes en Jozua. Er zijn zoveel overeenkomsten dat de vraag pertinent is of Herodotos het niet heeft verzonnen. Het antwoord op die vraag is nee, en ik leg uit waarom we ondanks de schijn van het tegendeel Herodotos toch mogen geloven. Zo wil ik de lezer tonen hoe je omgaat met een geschreven bron.

Het tweede hoofdstuk behandelt de archeologie en meer in het bijzonder het isotopen- en DNA-onderzoek als bewijs voor de Griekse en Fenicische kolonisatie tussen pakweg 800 en 500 v.Chr. Aan de orde komen onder andere dateringstechnieken en enkele recente wetenschappelijke publicaties. Verwacht niets wereldschokkends: met moderne laboratoriumtechnieken is het bestaande beeld vooral bevestigd en aangescherpt.

Dan volgt een hoofdstuk over epigrafie, de bestudering van antieke inscripties. Uit de Romeinse tijd hebben we honderden, misschien wel duizenden, grafschriften van soldaten waarin hun geboorteplaats en onderdeel staan vermeld, terwijl we uit de vindplaats kunnen afleiden waar deze kerels zijn overleden. Marcus Caelius, over wie ik al eens blogde, kwam bijvoorbeeld uit Bologna in Italië, was gestationeerd in Xanten en overleed in 9 n.Chr. tijdens de slag in het Teutoburgerwoud.

In het vierde hoofdstuk wil ik het hebben over de zaken waarvoor geen bewijs bestaat: de known unknowns. Er moeten talloze nomaden zijn geweest, maar nomaden bouwen geen huizen die archeologisch zijn op te sporen en schrijven ook al geen teksten. Toch weten we van seizoensmigratie tussen Drenthe en de Scheldevallei en tussen Germa in Zuid-Libië en de Romeinse steden van Tripolitanië. Ik besteed ook aandacht aan Ai Khanum, een van de weinige plekken waarvan ik weet dat nomadisme archeologisch is geattesteerd.

Het slothoofdstuk bevat een vooruitblik. De DNA-revolutie is pas net begonnen, maar één conclusie staat al vast: mensen zijn in het verleden mobieler geweest dan oudheidkundigen lang hebben aangenomen. Oudheidkundigen zijn allerlei zekerheden gaan heroverwegen en dat betekent dat enkele al langer bekende gegevens, die steeds als uitbijters zijn genegeerd, nu anders worden geïnterpreteerd.

In dit laatste hoofdstuk geef ik ook aan hoe we het antieke denken over migratie kunnen plaatsen tegenover het onze. Ik zal nooit beweren dat de ouden beter dachten dan wij, maar door het contrast kun je scherper zien dat onze eigen gedachten plaats- en tijdgebonden zijn. Zo leer je je eigen denken beter begrijpen, en dat is waarvoor we humaniora en een erfgoedsector hebben.

[Bestel]

Deel dit: