
Toen ik onlangs een gewaardeerde collega vertelde over deze reeks, zei ze me dat ze die hunebedden een beetje saai vond. Ik kon me daar eigenlijk wel iets bij voorstellen. Het lukt me wel om over elk van die prehistorische grafmonumenten iets te vertellen, maar de eigenlijke informatie is zo spectaculair niet. Neem hunebed D16, tussen Assen en Balloo, het op zeventien na noordelijkste hunebed van Nederland. Het is 15½ meter lang en bijna vier meter breed. Aan de lange kant, maar geen ongebruikelijke afmetingen. Het is gebouwd langs een oost-west-as, zoals de meeste hunebedden. Er liggen nog negen dekstenen, er is een portaal en er liggen nog wat stenen in een krans omheen. Kortom: een goed bewaard hunebed zonder noemenswaardige bijzonderheden.
Het bordje met uitleg dat bij elk hunebed staat, vertelt dat de Deense archeoloog Petersen in 1987 in een van de dekstenen van hunebed D16 zes “cup marks” heeft ontdekt die blijkbaar nog niet eerder waren gezien. Cup marks zijn die onbegrepen kuiltjes die ik ook noemde bij hunebed D12 op de Eexteres. Op een andere deksteen zijn er nog eens drie. Misschien dateren ze uit de Bronstijd en dan is het de zoveelste aanwijzing voor wat u inmiddels al weet: dat de hunebedden ook na de tijd van de hunebedbouwers nog werden bezocht en gebruikt.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.