
Als het aan Multatuli zelf zou hebben gelegen, was Woutertje Pieterse nooit verschenen. Het verhaal van een gevoelige jongen die in de eerste helft van de negentiende eeuw opgroeit in het westen van Amsterdam, verscheen als een reeks fragmenten in de bundels Ideën die hij tussen 1862 en 1877 het licht deed zien. De schrijver vond dat deze presentatie iets toevoegde aan het verhaal en zag Woutertje Pieterse liever niet als zelfstandig boek.
Meestal doet het nageslacht er goed aan de wil van een overleden schrijver te eerbiedigen. Niet alleen is dat een uiting van piëteit, maar bovendien weet de auteur in de regel zelf het beste of zijn product wel de moeite van het bewaren waard is. De eeuwige schandvlek op de westerse letteren die Aeneïs heet zou ons bespaard zijn gebleven als keizer Augustus die prul gewoon had vernietigd, zoals de stervende Vergilius hem vroeg. Multatuli’s verbod op een zelfstandige uitgave is op deze regel geen uitzondering: de schrijver geeft in de andere ideeën wel eens toelichting op Woutertje, en omgekeerd zijn sommige Wouterfragmenten uitwerkingen van eerdere invallen. Een uitgave van alleen de Woutertje Pieterse-Ideën is zo beschouwd een verarming.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.