Kimbren en Teutonen

Helmen uit de Deens Bronstijd (dus te oud om Kimbrisch te zijn) (Nationaal Museum, Kopenhagen)

Aan het einde van de tweede eeuw trokken de Kimbren en Teutonen dwars door Europa. Ik noemde ze vorige week, toen ik vertelde dat Marius ze uiteindelijk had verslagen. Maar waar kwamen ze vandaan? Die vraag is verwant met de vraag wie ze waren. De naam Teutonen is Germaans en betekent zoiets als “het volk”. Dat past goed bij het beeld dat we hebben van een grote groep mensen die op drift zijn geraakt: een samenraapsel van ontheemden. De naam Kimbren is wel in verband gebracht met een Germaans woord *himbra-, dat “bewoners” betekent, wat best waar kan zijn. In elk geval vertrokken ze van Jutland, waar een eeuw later nog Kimbren woonden. Kortom, we lijken te maken te hebben met grote groepen noordelingen die, op zoek naar een beter leven, naar het zuiden trokken.

Lees verder “Kimbren en Teutonen”

Hoe God uit de Kempen verdween

Een eeuw geschiedenis van de Belgische Kempen, dat is wat Koen Peeters de lezer biedt in zijn mooi geschreven roman De bloemen. Geen grotemannengeschiedenis: de Latijnse muntunie, de Koningskwestie en de Congocrisis blijven onvermeld. Het is een geschiedenis van het dagelijks leven in België, meer in het bijzonder in de Kempen.

Peeters presenteert zijn stof in een traditionele vorm: de familiekroniek. Eerst vertelt hij het verhaal van de zuivelhandelaar Louis en zijn vrouw Hortence, daarna beschrijft hij de carrière van hun zoon, de politicus René. (Diens echtgenote Paula komt opvallend minder uit de verf dan haar schoonmoeder.) De derde generatie komt aan het woord doordat de verteller, een zoon van René en Paula, commentaar geeft op de levens van zijn vader en grootvader. Door de perspectiefwisseling vermijdt Peeters het zwakke punt van zoveel familiekronieken: dat een naverteld mensenleven minder gestructureerd verloopt dan wenselijk is voor een roman.

Lees verder “Hoe God uit de Kempen verdween”