
Aan het einde van de tweede eeuw trokken de Kimbren en Teutonen dwars door Europa. Ik noemde ze vorige week, toen ik vertelde dat Marius ze uiteindelijk had verslagen. Maar waar kwamen ze vandaan? Die vraag is verwant met de vraag wie ze waren. De naam Teutonen is Germaans en betekent zoiets als “het volk”. Dat past goed bij het beeld dat we hebben van een grote groep mensen die op drift zijn geraakt: een samenraapsel van ontheemden. De naam Kimbren is wel in verband gebracht met een Germaans woord *himbra-, dat “bewoners” betekent, wat best waar kan zijn. In elk geval vertrokken ze van Jutland, waar een eeuw later nog Kimbren woonden. Kortom, we lijken te maken te hebben met grote groepen noordelingen die, op zoek naar een beter leven, naar het zuiden trokken.

Weg van Jutland
Wat beweegt mensen het lieflijke Jutland achter zich te laten? De geograaf Strabon kent een theorie dat een overstroming het land bedreigde. Die gelooft hij niet, met het verlammende argument dat dat noordelijke land nu eenmaal tweemaal per dag overstroomde, dat men er dus wel aan gewend zal zijn geweest en dat een overstroming de Kimbren niet kan hebben verdreven. Er is weleens geopperd dat de door Strabon bekritiseerde theorie feitelijk verwijst naar een periode met een actievere zee, maar het bestaan van wat vroeger de Duinkerken-Ib-transgressie heette, wordt tegenwoordig ontkend. Los daarvan: die transgressie zou anderhalve eeuw eerder zijn geweest.
Een andere verklaring: klimaatverandering. Dat is maar al te vaak de joker die oudheidkundigen uitspelen als ze het niet meer weten. Het is pas de laatste jaren dat we meer duidelijkheid beginnen te krijgen en dan lijkt het erop dat in westelijk Europa de omstandigheden voor landbouw in de tweede eeuw v.Chr. verbeterden. Kortom, we hebben geen idee, geen begin van een idee wat de Kimbren deed besluiten hun akkers op te geven. Het enige dat we weten is dat toen ze eenmaal op pad waren gegaan, anderen zich bij hen aansloten.
Bodemuitputting
Nou ja, “geen begin van een idee” is een tikje overdreven. Stomtoevallig kreeg ik, net toen ik op dit punt was aangekomen in mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, een artikel onder ogen van de Nederlandse archeoloog Nico Roymans, die ik hier ook weleens heb genoemd in verband met zijn werk in Thuin, Kessel, Sittard en Heumen. In het nieuwe artikel oppert hij als verklaring dat de zandbodems uitgeput waren geraakt.
Het proces is uit beter gedocumenteerde historische perioden goed bekend. De bodem was aanvankelijk vruchtbaar genoeg doordat er bijvoorbeeld boombladeren op vielen, maar zo snel boeren er een akker van maakten, kwam daaraan een eind. Er waren diverse strategieën om uitputting te voorkomen, zoals een twee- of drieslagstelsel, bemesting (eventueel met heideplaggen), andere gewassen en het verplaatsen van de boerderij (“zwervende erven”).
Maar ook dan bleven er grenzen. Steeds was er de afweging tussen de energie die een boer erin stak en de kans op een goede oogst. Sommige akkers waren meer de moeite waard dan andere. Er is voldoende bewijs, onder andere uit de Kempen, dat in de Late IJzertijd marginale akkers werden opgegeven. De inspanning loonde niet langer. Dit kan in Denemarken net zo goed hebben gespeeld: ook daar waren marginale raatakkers (“Celtic Fields”). Probleem is wel dat de periode slecht is gedocumenteerd. Deense archeologen noemen de pre-Romeinse IJzertijd weleens de vondstloze periode, wat onderzoek lastig maakt, maar tegelijk een aanwijzing vormt voor betrekkelijke armoede.
Migratie
Het is vanzelfsprekend niet zo dat iedere Kimbrische boer die geen uitweg meer zag, meteen bewapend op weg ging richting Middellandse Zee. Maar het opgeven van marginale gronden, de omschakeling naar andere gewassen, intensievere landbouw op wél renderende zandgronden en de ontginning van kwelders moet maatschappelijke spanningen hebben opgeleverd. Je kunt speculeren dat er mensenoffers zijn gebracht in de hoop dat de oogsten zouden verbeteren. Maar dat is dus speculatie.

Voeg toe dat er rivaliteit zal zijn geweest met boeren die eveneens aasden op de betere zandgronden en de kwelders. Zo konden spanningen ontstaan die uiteindelijk leidden tot migratie.
De stap zal niet zo gek groot zijn geweest. In elke voorindustriële samenleving bestaat seizoensmigratie. In het voorjaar staan de kuddes dichtbij de stal, in de zomer staan ze verderop, in het najaar keren ze terug om in de winter weer op stal te zijn. De migratie van de Kimbren zal op die manier zijn begonnen en zal zijn uitgebreid met allerlei andere ontheemden en onterfden. Met elke overwinning verwierven de zwervers meer wapens en wapenrustingen, en met elke dag dat ze samen waren, groeide het gevoel één volk te zijn, Teutonen. Tot Marius ze tegenhield.

De randen van de aarde
Er is een onverwachte erfenis. Geschiedschrijvers in de Late Oudheid entten allerlei verhalen op de tocht van de Kimbren en Teutonen. Of het nu Ammianus is die de Hunnen beschrijft, of Gregorius van Tours die vertelt over de Franken, of Jordanes die het heeft over de Goten, of Paulus de Diaken die het heeft over de Langobarden: steeds gaat het over een volk dat van de randen van de aarde optrekt naar de Middellandse Zee. U mag de verhalen over de Avaren toevoegen en de verhalen over Arabieren die (altijd weer na een klimaatramp) vanuit Jemen naar het noorden trokken.
Ik zeg niet dat er nooit iets is gebeurd – al staat van de Arabieren vast dat de migratie de andere kant op ging – maar al die verhalen hebben dezelfde vorm. Met de Kimbren was een literair model geschapen. Steeds kwamen barbaarse migranten van de randen van de aarde, steeds trokken ze op naar het centrum van de wereld, steeds vormden ze een afschuwelijke bedreiging van de beschaving. Niet zelden ging het feitelijk om bedreigde boeren die liever thuis waren gebleven en niets liever wilden dan een boerderij.
Literatuur
Nico Roymans, “The Cimbrian migation conceived as an expression of societal stress caused by soil degradation in the Northwest-European Plain”, in: Vincent Guichard (red.), Continuités et discontinuités à la fin du IIe siècle avant notre ère dans l’espace celtique et à sa périphérie (2023) 227-240.
Dat was een verdomd interessant stuk. En morgen doneer ik.
Misschien herinneren mensen hier zich de Hoe en Waarom Reeks uit de jaren zestig/zeventig (‘Zuid-Nederlandse Uitgeverij/Centrale Uitgeverij’). In het deel ‘De Germanen’ staat een fraaie tekening met Kimbren, Teutonen en Ambronen onderweg, in bar weer blijkbaar, terwijl ‘oude vrouwen’ ( op de tekenig slechts één) met behulp van het bloed van geofferde dieren de juiste weg voorspelden.
Als historische reconstructie schiet de tekening ongetwijfeld zwaar tekort, maar het was wel iets dat je bij blijft.
Van harte gefeliciteerd met het twaalfjarig jubileum. Proficiat ook.
Ja, dat las ik als kind en het moet de allereerste keer zijn geweest dat ik de namen van die twee volken tegenkwam.
En inderdaad, twaalf jaar lang iedere dag een stukkie. Petje af!
Caesar weet te vertellen dat de Atuatuci naar eigen zeggen afstammelingen waren van de Kimbren. Op hun doortocht door Gallië zouden ze 6000 man hebben achtergelaten om een deel van de buit te bewaken. Dezen werden jarenlang door de Belgen bekampt en later aanvaard.
Echte herinnering, gedroomde afkomst of verzinsel van Caesar? De Atuatuci, die zich eerst overgeven maar daarna met achtergehouden wapens een nachtelijke uitval doen uit hun oppidum, worden door Caesar zwaar gestraft. Alle gevangenen (mannen, vrouwen en kinderen) worden als één lot verkocht. Misschien presenteert hij zich hier als degene die het werk van zijn verwant Marius afmaakt.
Het was met die voorspellende oude vrouwen nog een stuk luguberder: de route werd voorspeld met het bloed van geofferde gevangen…
Zegt althans het onderschrift bij de tekening…
‘Steeds kwamen barbaarse migranten van de randen van de aarde, steeds trokken ze op naar het centrum van de wereld, steeds vormden ze een afschuwelijke bedreiging van de beschaving.’
Waarom moet ik nu als Randstedeling ineens denken aan een colonne landbouwtrekkers, onderweg van Groningen naar Den Haag?
Omdat je niet in Ter Apel woont. Daar denken zij waarschijnlijk aan iets heel anders.
Jezelf het centrum van de wereld wanen komt heel veel voor. Thor Heyerdahl trof dit ook op het Paaseiland aan. Dat was, waanden de bewoners, het centrum van de wereld (te pite o te henua, als ik me wel herinner, wat niet waarschijnlijk is), omdat juist daar de lijnen Noord-Zuid en Oost-West elkaar kruisten.
U hoeft niet zo ver te zoeken. Veel Amsterdammers denken nog steeds dat Amsterdam het centrum van de wereld is, terwijl bijvoorbeeld Maastricht Europees gezien veel centraler ligt.
Niet-Amsterdammers denken soms dat het lijkt het alsof Amsterdammers denken dat Amsterdam heel Nederland is. Als niet-Amsterdammer denk ik soms dat het goed zou zijn als de landelijke kranten Amsterdam verlieten, om een ander idee van Nederland te krijgen.
De Kimbren hebben niets te maken met de Cymri. Dat laatste is een Keltisch woord dat iets als “de onzen” betekent.
Herman Clerinx vertelt in “De god met de maretak” dat een deel van de Belgen uit het Donaugebied naar Gallië vluchtte eind 2de eeuw, weggejaagd door de Kimbren. Dat was tenminste de opvatting van klassieke auteurs.
“De Kimbren hebben niets te maken met de Cymri. Dat laatste is een Keltisch woord”
Dat klopt enerzijds = Cymri komt vab (Brits) Kombrogi en heeft daarmee een andere oorsprong. Maar anderzijds suggereer je dat de naam van de Kimbren niet Keltisch zou zijn, en is véél te kort door de bocht. We weten het namelijk niet. De namen zijn alleen via Grieks- en Latijn-schrijvende auteurs overgeleverd, en van de Kimbren (Grieks Κίμβροι, Kímbroi; Latijn Cimbri) kennen we de oorsprong niet. We hebben PIE *tḱim-ro- “bewoner”, van tḱoi-m- “heem/huis” (> Engels home), afgeleid van tḱei- “wonen” (> Grieks κτίζω, Latijn sinō). Germaans is ook mogelijk; *himbra- heeft een Slavische variant in “boer” (> Kroatisch, Servisch sebar, Russisch сябёр syabyor).
De naam kan ook geassocieerd worden met het woord kimme dat “rand” betekent, nl. ‘bewoners van de kust’.
De bronnen nemen soms aan dat het Kelten waren, soms Germanen. Het zelfde probleem treedt op bij de Teutonen overigens – te veel mogelijkheden, te weinig echte informatie. De identificatie met Germanen komt pas veel later.
Een anekdote die ik hier misschien al heb verteld: in 1990 ontmoette ik in Berlijn een enthousiaste Amerikaanse wereldreiziger die ook 18-20 was zoals ik. We kwamen erop uit dat wereldkaarten bij ons Europa centraal stelden en in Amerika hun continent. Ik probeerde nog te argumenteren dat het logischer was de Stille Oceaan te knippen en dat de Westerse beschaving, of je het nu leuk vindt of niet, vanuit Europa was vertrokken, maar hij vond het veel logischer dat enorme Eurazische continent te knippen, en daarbij zei hij, als wij naar Japan vliegen, dan gaan we echt wel oostwaarts.
We hadden beiden nog veel te leren.
Hij beloofde mij een kaart te sturen vanuit China, als hij daar aankwam. Hij deed het nog ook. Een maand later kreeg ik een prachtige wereldkaart, met Azië mooi in het midden en die lelijke Atlantische Oceaan netjes doorgeknipt.
westwaarts dus*
Omdat je in de Randstad woont en dus niet weet dat er maar een paar Groningse boeren naar Den Haag gingen. Het provinciehuis is namelijk dichterbij.
https://dvhn.nl/groningen/Meer-trekkers-dan-gepland-maar-boerenprotest-blijft-gemoedelijk-28200281.html
Twaalf jaar. Gefeliciteerd. But you never walked alone!
Ik heb pas Herman Clerinx’ boek over de Kelten gelezen en het continue voorbehoud dat je maakt doet me aan zijn verteltrant denken. Drie vragen:
1) de Kimbren hebben niks vandoen met Cymri?
2) als de pre-Romeinse IJzertijd vondstloos is in Denemarken, is het dan niet aannemelijk dat er toen erg weinig was?
3) Ik heb de theorie van de Duinkerkse transgressies leren kennen via het infame werk van Delahaye – en doordat jij de enige wetenschapper was die zich eerlijk en respectvol in het debat begaf heb ik jou daar leren kennen. Veel van Delahayes ideeën zijn intussen weerlegd maar voor de transgressie als uitleg voor schaarse vondsten koester ik nog altijd enige sympathie (net als dat er van een Nijmeegse palts wel bitter weinig is teruggevonden en die dus een verzinsel kan zijn – maar nu zitten we erg ver van de Kimbren). De vraag dus: waar kunnen we best lezen hoe de theorie der transgressies is ontkracht of althans niet afdoende bewezen?
Oef. Ja. Eh. Dat van die transgressies was in elk geval in 1999 achterhaald; ik weet het zo zeker omdat iemand me corrigeerde nadat ik daarover in “De randen van de aarde” nog had geschreven. Hij drukte me ook een artikel in de handen uit de ArcheoBrief, een destijds bestaand handig overzicht. Dat artikel heb ik nu niet meer.
De pointe is in elk geval dat moernering en veenafgraving alles verklaren wat aan een transgressie is toegeschreven. Dus er waren wel overstromingen, maar dat kwam niet door de zee maar door de mens op het land. Het was antropogeen.
Het is heel moeilijk online iets zinvols te vinden (=niet dus) over de moderne regressie-transregressie opvattingen. De klassieke regressie-transregressie opvattingen lijken in elk geval nog springlevend te zijn.
Gefeliciteerd en bedankt! Inmiddels gedoneerd en al besteld
Het noordoosten van Jutland heet nog steeds Himmerland.
Op een bol is ieder punt automatisch het middelpunt van de oppervlakte.
Er is een artikel uit 2001:
DE VERWERPING VAN HET ZGN. DUINKERKE-TRANSGRESSIE- MODEL EN NIEUWE INZICHTEN IN DE VROEGSTE BEDIJKING VAN DE KUSTVLAKTE
waar door Dries Tys (een historicus en archeoloog van de VUB) uitgelegd wordt waardoor die regressie-transregressie theorie achterhaald is (zo gevonden via Google). De auteur lijkt een bonafide expert (maar is helaas enige jaren geleden om andere redenen in de problemen geraakt).
Je komt dan bij een pdf-bestand uit dat meteen wordt gedownload, een link geven kan niet. Bestand van 38 pag.