De Chauken (2)

Masker uit Middelstum (Museum Wierdenland, Ezinge)

[Tweede deel van een artikel over de Chauken. Het eerste is hier.]

De eerste terpen en wierden zijn ontstaan in de vijfde eeuw v.Chr. Ze werden sindsdien steeds verder verhoogd en vergroot. Stond er aanvankelijk één boerderij, later konden er diverse huizen staan (zoals in Ezinge) of zelfs hele dorpen (bijvoorbeeld Feddersen Wierde). De vergroting was deels doordat de bewoners actief klei neerlegden, maar ook doordat allerlei soorten afval en mest bleven liggen. Dat verklaart waarom terpenaarde zou vruchtbaar is en men in de negentiende en vroege twintigste eeuw de kunstmatige woonheuvels ging afgraven.

Chauken en Romeinen

De eerste keer dat de Chauken in de geschiedenis opduiken, is als de Romeinse generaal Drusus ze onderwerpt. Volgens Cassius Dio, wiens verslag dateert uit de derde eeuw na Chr., gebeurde dit in 12 v.Chr.; Drusus’ tijdgenoot Titus Livius plaatst het een jaar later, maar dit deel van zijn geschiedwerk is alleen over in uittrekselvorm en niet per se betrouwbaar. Enkele jaren later, in 5 na Chr., dwong Drusus’ broer, generaal Tiberius (de latere keizer), de Chauken tot het betalen van een schatting. Velleius Paterculus was ooggetuige:

Lees verder “De Chauken (2)”

De Chauken (1)

Greep van een mes in de vorm van een wagenmenner (Eenum; Gronings Museum, Groningen)

Ik heb weleens vaker geblogd (één, twee) over de beschrijving die de Romeinse auteur Plinius de Oudere gaf van de mensen die woonden op de kunstmatige heuvels langs de Waddenzee. De terpen of wierden verbaasden hem. Hoorde het gebied, onderworpen aan eb en vloed, nu bij het land of bij de zee? Wat waren dat van mensen, die de vrijheid zo lief hadden dat ze zich hadden teruggetrokken in armzalige boerderijen op die heuvels? Waren ze nu niet feitelijk, zo impliceerde hij, de gevangenen van een onbewoonbaar gebied?

Dat viel wel mee. Archeologen hebben het beeld van een armzalig en meelijwekkend volk sterk genuanceerd. Er was zelfs ruimte voor een vorm van politiek leven, gegeven het feit dat er in het noordelijke kustlandschap minimaal vier stamverbanden zijn aan te wijzen. Meestal houden we het erop dat twee groepen Friezen woonden aan weerszijden van de Vlie, dus in het huidige Noord-Holland en Fryslân. Wat oostelijker zouden dan twee groepen Chauken hebben gewoond, gescheiden door de Dollard, in wat nu Groningen en Ostfriesland is. Deze reconstructie is, zoals alle reconstructies van de antieke topografie, minder zeker dan men wel aanneemt, maar we zullen het ermee doen. Ik ga het hebben over de Groningse Chauken.

Lees verder “De Chauken (1)”

De schat van Eberswalde

De kopie van de schat van Eberswalde (© Wikimedia Commons | Gebruiker ndreas Praefcke)

Als het om archeologie gaat, moet je uitkijken met het woord “schat”, maar de Schat van Eberswalde is er toch een. Het gaat om tachtig ringen, spiralen, baren, schalen en ander vaatwerk. Alles bij elkaar tweeënhalve kilo goud. En deze schat spreekt tot de verbeelding. De Duitse bondskanselier Merkel en de Russische president Poetin hadden er in 2013 knallende ruzie om. De goudschat is namelijk in 1945 door de Sovjets geroofd uit Berlijn. Er valt echter nog meer over te vertellen.

Ontdekking

De schat van Eberswalde is op 16 mei 1913 gevonden bij graafwerkzaamheden voor de fundamenten van een woning. Die werd gebouwd op het terrein van de messingfabriek van Aron Hirsch in Finow, bijna vijftig kilometer ten noordoosten van Berlijn. Een van de gravers was op iets hards en glinsterends gestoten en had als grap gezegd dat ze vroeger vast een oude messing pot hadden ingemetseld. De pot bleek van massief goud en Hirsch haalde Carl Schuchhardt erbij, directeur van de prehistorische afdeling van het Königliches Museum für Völkerkunde in Berlijn.

Lees verder “De schat van Eberswalde”

Kikkererwten (2)

Ik had u in het vorige stukje het oude Griekenland beloofd, dus dat komt nu. Want hoe zit het met het woordje erwt? En waar komt die rare w daarin eigenlijk vandaan? Dit wordt een ingewikkelde reis.

Proto-Germaanse erwten

Hij begint nog eenvoudig, want in de Middeleeuwen heet een erwt gewoon nog erwete, dus veel is er sindsdien niet veranderd. We kunnen zelfs een Proto-Germaanse vorm reconstrueren, waarvan erwete en ook de soortgelijke woorden in andere Germaanse talen zijn afgeleid: *arwai-t-. (Het sterretje betekent dat de vorm is gereconstrueerd, maar niet is overgeleverd.) De w van erwt zit er dus al heel lang in. Maar hoe verder?

Lees verder “Kikkererwten (2)”

Skiënde Finnen

Ski’s (Volkenkundig museum, Leiden)

Het is de Week van de Klassieken en vandaag neem ik u mee naar de uiterste rand van de klassieken: naar Prokopios, een Grieks-schrijvende auteur uit de zesde eeuw na Chr. Je kunt hem aanduiden als een laatantieke historicus maar ook als een vroegmiddeleeuws schrijver. Hij publiceerde diverse boeken over Justinianus, de keizer die probeerde het Romeinse Rijk te herstellen en dat project zag mislukken. Hij was ook iemand op de rand van Oudheid en Middeleeuwen. Prokopios vermeldt bovendien een volk op de geografische rand van de klassieke wereld: de Finnen.

De Finnen

Hij was niet de eerste. Al in de eerste eeuw kende de Romeinse geschiedschrijver Tacitus de Fenni en in de tweede eeuw vermeldt Ptolemaios de Fennoi. De relatie met de huidige Finnen is omstreden en laat ik verder buiten beschouwing.

In zijn Geschiedenis van de Gotische Oorlog 2.15 beschrijft Prokopios Thule, een spreekwoordelijk ver naar het noorden gelegen gebied. De Griek Pytheas had er al eens over geschreven. Hij lijkt IJsland te hebben bedoeld; de Romeinen identificeerden het met de eilanden ten noorden van Shetland. Prokopios denkt aan Scandinavië en weet bijvoorbeeld dat de zon er in de zomer nooit ondergaat en in de winter nooit schijnt.

Lees verder “Skiënde Finnen”

Domitianus (27): Germanië en Dacië

Vondsten uit een Germaans graf (Rheinisches Landesmuseum, Bonn)

De expositie over de Romeinse keizer Domitianus (r.81-96) in het Rijksmuseum van Oudheden is meer kunsthistorisch dan historisch van aard. Die keuze kun je maken. (In datzelfde museum is de Griekse afdeling ook meer kunsthistorisch dan historisch van opzet.) Het Leidse museum heeft daarom weinig aandacht voor de vijanden waarmee Domitianus heeft gevochten: de Germanen en de Daciërs.

Misschien heeft bij de afwegingen een rol gespeeld dat aan beide volken recentelijk mooie exposities gewijd zijn geweest. Vorig jaar kwamen de Germanen aan bod in een erg goede overzichtstentoonstelling in Bonn. Die was heel, heel sterk, vooral doordat de organisatoren het Nachleben, waarmee oudheidkundigen aangeven dat ze zélf de Oudheid onvoldoende interessant vinden, vakkundig naar een zij-zaal hadden weggejonast. De expositie toonde de oude wereld gewoon zoals ze was, dat is immers voldoende de moeite waard. Momenteel is er overigens een soortgelijke expositie over Roms fließende Grenzen in Detmold, waarvan ik hoop dat de organisatoren dezelfde wijsheid hebben gehad.

Lees verder “Domitianus (27): Germanië en Dacië”

Domitianus (24): Germania Capta

Germania Capta (Rheinisches Landesmuseum, Bonn)

De bovenstaande munt is niet te zien op de expositie over de Romeinse keizer Domitianus (r.81-96) in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. U zult ervoor naar Bonn moeten, naar het Rheinisches Landesmuseum. Fijn museum overigens in een fijne stad.

Germania capta

Wat we zien is Vrouwe Germania, die weent om haar verloren vrijheid. Germania capta. Domitianus heeft haar onderworpen. Constatering één is natuurlijk dat dit een antwoord is op de Judaea capta-munten die de Romeinse munt in enorme aantallen had verspreid. Door de Germanen te onderwerpen, had Domitianus zich de gelijke van zijn broer betoond.

Lees verder “Domitianus (24): Germania Capta”

Kelten, Hunnen, Avaren, Saksen

Merovingische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Er zijn een paar gebieden waar de oudheidkunde momenteel vooruitgang boekt. Eén front is het DNA- en het isotopenonderzoek. De zich daar aftekenende conclusie is, zoals bekend, dat mensen vroeger beweeglijker zijn geweest dan altijd was aangenomen. Omdat mensen hun ideeën meenemen, betekent dit dat de hermeneutische horizon is weggevallen. De winst is dus vooral voor classici en andere filologen, die een goudmijn aan informatie erbij hebben gekregen. Dit is een echte revolutie, met een wijzigende negatieve heuristiek.

Langzaam wordt het bewijs ook sterker. We wisten al dat de landbouw en de Indo-Europese talen zijn verspreid door migratie. Tot nu toe was de verdere redenatie min of meer “als in de Prehistorie de mensen mobiel waren, waren ze dat zeker in tijden met betere schepen en betere wegen”. Het was een a fortiori-redenering. Dat is altijd onbevredigend, omdat het veronderstelt dat alle andere factoren dezelfde zijn gebleven. (Om er nog een Latijnse term tegenaan te smijten: een ceteris paribus-redenering.) Het is natuurlijk denkbaar dat in het latere tijdperk factoren een rol hebben gespeeld die we nu nog niet herkennen.

Lees verder “Kelten, Hunnen, Avaren, Saksen”

De niet zo grote volksverhuizingen

(klik=groot)

Het landkaartje hierboven circuleert in allerlei varianten op het internet. Het is ook te vinden in allerlei boeken. Steeds opnieuw een akelig grote hoeveelheid pijlen, die allemaal staan voor een akelig grote hoeveelheid barbarenstammen die West-Europa bedreigen. Dat beeld is de akelige erfenis van het akelige negentiende-eeuwse idee, alleen nog verdedigd door de Leidse historicus Rutte, dat het West-Romeinse Rijk ten onder zou zijn gegaan ten gevolge van de Grote Volksverhuizingen.

Niemand gelooft dat nog. Daarvoor hebben serieuze historici, van Pirenne tot Meier, voldoende serieus onderzoek naar gedaan. Maar dit kaartje van de Grote Volksverhuizingen blijft maar terugkomen. Het heeft nu eenmaal het voordeel van de eenvoud. Het klopt echter voor geen meter. Voor geen centimeter zelfs.

Lees verder “De niet zo grote volksverhuizingen”

It Belongs in a Museum

Frankische schijffibula (Rheimisches Landesmuseum, Bonn)

Mooi hè, deze broche. Ik fotografeerde haar in het Rheinisches Landesmuseum in Bonn. Het voorwerp is gevonden bij Wezel, tegenover Xanten aan de Rijn, en komt uit een vrouwengraf uit de Merovingische tijd. Afgezien van deze gouden broche – de technische term is “schijffibula” – was er ook een ring, een goudstuk dat als hanger werd gebruikt, een koperen armband, een gordel en een doosje waarin een amulet had gezeten. Dat was er niet, dus niet alle voorwerpen zijn geborgen.

In elk geval: de overledene was een chique Frankische dame. Dat blijkt natuurlijk vooral uit de broche, die is gemaakt met een goudsmeedtechniek die bekendstaat als granaat-cloisonné. Als ik het goed begrijp werden daarbij draadjes over de schijf gelegd en vastgesoldeerd, waardoor kleine hokjes ontstonden, die vervolgens werden gevuld met stukjes glas, granaat en andere mineralen. Ik weet niet of ik het helemaal correct uitleg maar de reageerpanelen staan voor u open.

Lees verder “It Belongs in a Museum”