Gaius Marius

De zogenaamde “Marius” (Glyptothek, München)

Op donderdag blog ik meestal over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld. Soms heb ik commentaar, soms vat ik samen, soms breid ik uit, zoals toen ik het had over Jugurtha of over de hervormingen die Tiberius en Gaius Sempronius Gracchus hadden voorgesteld.

De aanhangers van laatstgenoemde waren in opdracht van Lucius Opimius gewelddadig opgeruimd en de boodschap was duidelijk: wie een rol van betekenis wilde spelen in de Romeinse politiek, had gewapende steun nodig. In de komende decennia zouden in snelle opeenvolging, met toenemende agressie en met afnemende legitimiteit een half dozijn politici de top bereiken. En een voor een kwamen Gaius Marius, Lucius Cornelius Cinna, Lucius Cornelius Sulla, Pompeius de Grote, Julius Caesar en Marcus Antonius ten val.

Gaius Marius

De eerste in het rijtje was Gaius Marius (157-86). Omdat hij afkomstig was uit de ridderstand, de financiële elite, sprak het niet vanzelf dat hij doordrong tot de senatoriële, bestuurlijke elite. In de regel zorgden de senatoren ervoor dat alleen hun eigen zonen voor magistraturen in aanmerking kwamen. Maar Marius had ooit, in de oorlog tegen de Keltiberische stad Numantia, in een duel een vijandelijke leider gedood. Romeinse kiezers beschouwden dat als voldoende kwalificatie voor om het even welk ambt. Bovendien genoot Marius de steun van de machtige familie der Caecilii Metelli, die wel meer talentvolle ridders ondersteunde.

Marius’ verdere carrière verliep spectaculair. Hij was volkstribuun, praetor en provinciegouverneur, trouwde met Julia (een meisje uit de verarmde aristocratische familie der Julii Caesares) en bekleedde in 107 het consulaat. Dat ambt gebruikte hij om zich door de Volksvergadering naar de oorlog tegen de Numidische vorst Jugurtha te laten sturen.

Hij was dus een popularis. Marius versloeg de Numidiër, wist hem in handen te krijgen en liet hem terechtstellen. Het was het zoveelste hoogtepunt in een fenomenale loopbaan en Marius deed er alles aan om te benadrukken dat hij zijn carrière zélf had gemaakt, en niet dankte aan een senatoriële vader. Hij gold nu als Romes beste generaal.

Kimbren en Teutonen

In 105 v.Chr. leden de Romeinen bij Orange een enorme nederlaag tegen de Germaanse Kimbren en Teutonen. (Een legioenkamp uit deze tijd is hier geïdentificeerd.) Er kwamen die dag meer mensen om het leven dan bij Cannae. In paniek koos de bevolking Marius tot consul voor het jaar 104. Dit was illegaal, want tussen twee consulaten moesten minimaal tien jaren verstrijken. Maar de senatoren konden er niets tegen doen, want Marius was populair bij de Volksvergadering. Hij zou de hoge magistratuur vijf jaar onafgebroken bekleden.

In afwachting van het beslissende treffen met de Germanen trainde Marius het leger. Historici hebben daar vroeger veel van gemaakt. Eigenlijk zijn alle verschillen tussen het leger van de vroege tweede eeuw v.Chr. en dat van Julius Caesar wel een keer verklaard met een beroep op de veronderstelde hervormingen van Marius. Inmiddels zien krijgshistorici dat de veranderingen allemaal wat minder abrupt zijn geweest.

Een re-enactor demonstreert hoe een soldaat in de tijd van Marius eruit zag.

Feit is dat de legers na Marius minder dan voordien werden gerekruteerd uit dienstplichtige boeren, en meer uit het stedelijk proletariaat. Nieuw was dat niet. Er was al een quasi-professionele kern voor de Romeinse legers. Sommige centuriones dienden wel twintig jaar. Echte beroeps dus. Er is wel op gewezen dat we in deze tijd steeds minder horen over de aristocratische tribunen en meer over de wat volksere centuriones, en dat er een sociale omwenteling was. Misschien is dat waar.

Met dit leger kon Marius de Teutonen in de Provence (102) en de Kimbren bij de Po (101) verslaan. Om deze overwinning te herdenken bouwde Marius’ medeconsul een tempel voor het Geluk van deze Dag en offerde de opgeluchte bevolking aan de goden en aan Marius.

Ondertussen was zo’n beroepsleger gevaarlijk. De soldaten eisten dat ze aan het eind van hun diensttijd land zouden krijgen en waren daarom trouw aan hun generaal. Niet aan Rome. En er was nog een probleem: het nieuwe leger was duur. Ik had me dat niet zo gerealiseerd, maar De Blois en Van der Spek schrijven:

De nieuwe lasten die op de staatskas drukten, bevorderden het Romeinse imperialisme. Rome ging op zoek naar nieuwe belastbare gebieden.

Saturninus

Al eerder had Marius gebruikgemaakt van de diensten van volkstribuun Lucius Appuleius Saturninus, die een wet door de Volksvergadering had geloodst om land in het huidige Tunesië ter beschikking te stellen aan Marius’ veteranen. In 100 werkten de twee mannen samen aan een soortgelijke wet.

Appuleius, de politieke erfgenaam van de gebroeders Gracchus, had geconcludeerd dat zijn hervormingsmaatregelen alleen succes konden hebben als hij beschikte over militaire steun. Toen Marius in de gaten kreeg dat Appuleius land zocht voor de veteranen om zo een privéleger te creëren, was het te laat. Met geweld herstelde Marius de orde waarvoor hij als consul verantwoordelijk was. Appuleius werd vermoord in het Senaatsgebouw.

Dit was het voorlopige einde van Marius’ rol in de Romeinse politiek. Hij had zich gekeerd tegen de Volksvergadering waaraan hij zijn carrière dankte. Voor een popularis was dit politieke zelfmoord. In de Senaat raakte hij eveneens geïsoleerd. Hij had een beroep kunnen doen op zijn veteranen, maar zag daarvan af. Zijn loopbaan had meer dan eens op gespannen voet gestaan met het Romeinse staatsrecht, maar Gaius Marius was in zijn hart geen revolutionair.

Al snel zou Rome echter een revolutie én een contrarevolutie aanschouwen. Daarover volgende week.

Deel dit:

9 gedachtes over “Gaius Marius

  1. Roger Van Bever

    … Het was het zoveelste hoogtepunt in een fenomenale loopbaan en Marius deed er alles aan om te benadrukken dat hij zijn carrière zélf had gemaakt, en niet dankte aan een senatoriële vader…

    Dat zette de optimates natuurlijk niet minder aan om op hem neer te kijken en hem niet te accepteren als één der hunnen. Maar Marius was ook niet geneigd om bij de senatoren te horen en dat kwam deels omdat het hem aan bepaalde dingen in zijn educatie ontbrak en daardoor aan een minderwaardigheidcomplex leed.

    Citaat uit de Encyclopedia Britannica:

    ‘but he showed little flair for politics and was not a good public speaker. As an equestrian, he lacked the education in Greek normal to the upper classes. He was superstitious and overwhelmingly ambitious, and, because he failed to force the aristocracy to accept him, despite his great military success, he suffered from an inferiority complex that may help explain his jealousy and vindictive cruelty.’

    1. FrankB

      ” aan een minderwaardigheidcomplex leed”
      Psychologie toepassen op iemand die al dik 2000 jaar dood is is een dubieuze bezigheid. Jaloezie en wreedheid kunnen andere oorzaken hebben – en welke bronnen zeggen eigenlijk dat hij jaloers en wreed was? Diewelke geschreven zijn door zijn vijanden?
      Net zoals met allerlei Romeinse keizers ben ik hoogst sceptisch jegens zulke oordelen. Ze zijn veel te gemakkelijk om te keren – de beschuldigingen weerspiegelen het ongemak van de senatoren mbt Marius’ succesvolle loopbaan.

    2. Roger Van Bever

      Ik geef hier niet mijn eigen mening over Marius, maar die van de Encyclopedia Britannica, nog steeds een gezaghebbende bron.
      Er zijn wel degelijk bronnen over Marius. Plutarchus in zijn ‘Paralelle Levens’ heeft een uitgebreide biografie van Marius geschreven:
      https://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/Texts/Plutarch/Lives/Marius*.html#3
      Lees vooral de laatste paragrafen.
      Ik ben het met u eens dat wij als 21e eeuwers geen oordeel horen te vellen over iemand van 2000 jaar geleden, maar zoals je zegt moeten we onze mening vormen adhv de bronnen die er zijn en die zijn niet altijd betrouwbaar, maar we moeten het er wel mee doen, anders kunnen we de hele historiografie wel afschaffen.

      1. FrankB

        U bent het niet met me eens, want ik heb geen enkel probleem met oordelen te vellen over het verleden. Zo is mijn oordeel dat vrijwel elke auteur uit de Oudheid een zelden verborgen agenda had. Precies daarom vertrouw ik het niet als iemand een oordeel over anderen velt. Het cruciale punt is zoals altijd de beschikbare data. Voor het oordeel dat ik zojuist geveld heb zijn die er in overvloed.
        Bovendien riekt “we hebben wel degelijk bronnen” naar een stropop. Dat heb ik nooit ontkend. Zo ook “anders kunnen we de hele historiografie wel afschaffen”. Ik heb duidelijk aangegeven waarom skepticisme jegens karakteroordelen gerechtvaardigd en nodig is – er zijn andere, precies tegenovergestelde conclusies mogelijk. Dat negeert u vrolijk. Ook voor Plutarchus geldt dat we eerst moeten vaststellen of zijn beschrijving van Marius’ karakter betrouwbaar is – hij leefde een hele tijd later en baseerde zich dus ook op bronnen. Juist als we dat niet doen kunnen we de hele historiografie wel afschaffen – het doel, onderscheid maken tussen feit en fictie, wordt onhaalbaar zonder dit skepticisme.
        Dat Encyclopedia Britannica een gezaghebbende bron is vrijwaart haar niet van fouten en zo af en toe een gebrek aan skepticisme, in de vorm van klakkeloos overnemen van onbetrouwbare oordelen.

  2. Ben Spaans

    De Equites waren de financiële elite, de Senatoren de bestuurlijke.
    Maar om Senator te zijn moest iemand toch beduidend rijker zijn dan een Equites?

    1. FrankB

      Hoe het precies zit weet ik niet, maar de Romeinse Republiek streefde wel naar spreiding van macht. Daarom is Marius van groot belang – hij was de eerste die alle macht probeerde te concentreren. Driekwart eeuw na zijn dood was dat voor elkaar. Het ligt dus voor de hand dat voor Marius controle van de financiën en van het leger gescheiden waren.

    2. Je moet het je voorstellen als een horizontaal liggen de ellips, waarin aanvankelijk de senatoriële en ridderlijke elites naast elkaar liggen. Die ellips draait een kwart slag en de senatoren liggen bovenaan en de ridders onderaan.

      Waar eerst het verschil slechts lag in de belangstelling voor bestuur of geld, begint tegen het einde van de tweede eeuw v.Chr. een hiërarchie ontstaan waarin de senatoren wat hoger beginnen te staan dan de ridders. In de tijd van Augustus is de draai voltooid. Dan zijn er toegangscriteria voor de senatoriële en ridderlijke ambten.

      Overigens is het altijd mogelijk geweest dat een ridder rijker was dan een senator.

      1. Roger Van Bever

        ‘Overigens is het altijd mogelijk geweest dat een ridder rijker was dan een senator.’
        Ja, dat geloof ik ook! Een typisch voorbeeld lijkt mij Cicero, die overigens uit dezelfde plaats (Arpinum kwam) als Marius. Cicero bezat veel huizen en land, gedeeltelijk (of zelfs grotendeels ingebracht door zijn vrouw Terentia. Zijn politieke opstijging had hij mede te danken aan het feit dat hij van de door hem met succes aangeklaagde optimates de functies kon overnemen.
        Hij bleef altijd tegen de optimates aanschurken, wat hem uiteindelijk fataal werd.

        Even volledig terzijde: Thorbecke won op 19-jarige leeftijd een prijsvraag met als titel:
        Responsio ad Quaestionem Philosophicam de Principio Philosophiae et Officiorum in Ciceronis operibus Philosophicis (Inzending op de Filosofie Prijsvraag over het uitgangspunt van de filosofie en van onze plichten in de filosofische werken van Cicero). Dit was voor de internettijd.
        Hij was op jonge leeftijd een groot bewonderaar van Cicero, maar later werd die bewondering veel minder, waarschijnlijk onder invloed van Mommsen.

Reacties zijn gesloten.