De Vorst van Oss (in Oss)

Het zwaard van de Vorst van Oss

De beruchte uitspraak van staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra dat hij niet wist wat hij had aan musea vol lokaal opgegraven potten en pannen, had betrekking op museum Jan Cunen in Oss. Ik moest onwillekeurig aan al die misplaatste minachting denken toen ik dat museum onlangs bezocht. Er is momenteel namelijk een geslaagde expositie over de Vorst van Oss, over wie ik al eerder blogde. Het is nieuws dat de Vorst nu in Oss is, want de inhoud van zijn graf ligt normaliter niet in Oss maar in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

Het RMO buiten Leiden

De Osse expositie is om twee redenen interessant. In de eerste plaats natuurlijk om het onderwerp: een rijk graf uit de Vroege IJzertijd. Gevonden in 1933 en herontdekt in 1997 is dit een juweeltje van de Nederlandse archeologie. En in de tweede plaats omdat dit een van de eerste is uit een reeks exposities waarbij voorwerpen uit het Leidse museum gaan naar de plaats van herkomst.

Lees verder “De Vorst van Oss (in Oss)”

Abraxas in Tudderen

Graf uit Tudderen (Rheinisches Landesmuseum, Bonn)

Tudderen is natuurlijk wereldberoemd in Nederland. Immers, het is (net als Elten) na de Tweede Wereldoorlog een blauwe maandag Nederlands geweest. Als dat zo zou zijn gebleven, hadden bovenstaande voorwerpen nu in Venlo gestaan in het Limburgs Museum: de inhoud van een graf van een Romein die rond het midden van de derde eeuw na Chr. is overleden. Hij zal rond de vijftig zijn geweest en leed aan een ontstoken kaakholte, terwijl een van zijn schenen een beenvliesontsteking had. Beide zijn niet dodelijk, overigens.

Het graf kent de gebruikelijke keramiek, zie boven. Maar daarnaast waren er enkele vreemde voorwerpen, zoals een lindenhouten kistje (rechts achteraan op de foto) met flesjes. Daarin zat olie en zalf. Als het een vrouwengraf was, zouden we het een pyxis hebben genoemd, een beauty-case, met parfumflesjes, maar het is dus geen vrouwengraf. Verder een wat vreemd gevormd mes en een soort pipet. Ook kreeg de overledene een gepolijste stenen bijl mee, die op dat moment al vele eeuwen oud was. We weten dat de Romeinen zulke bijlen beschouwden als donderstenen en er magische krachten aan toeschreven.

Lees verder “Abraxas in Tudderen”

Museum Het Toreke, Tienen

Romeins hoofdje (Het Toreke, Tienen)

Ik moest onlangs – en niet tegen mijn zin – even in Tongeren zijn, en dat liet zich mooi combineren met een bezoek aan het archeologische museum van Tienen, Het Toreke. Het dankt zijn naam aan het feit dat het, zoals u misschien al vermoedde, een versterkt gebouw is, dat ooit diende als gevangenis. Nog altijd zit de vrederechtbank van Tienen er om de hoek. Ik wilde al jaren naar Het Toreke, want het heeft een goede collectie die ik alleen kende uit bruiklenen aan andere musea.

Tienen

Tienen zelf is een belangrijke Romeinse nederzetting geweest. Toen Agrippa de Romeinse wegen in Gallië aanlegde, was een van de belangrijkste routes die van Keulen naar de Kanaalkust. Het eerste deel, over Jülich en Heerlen, leidde naar Tongeren. Daarvandaan zou de weg later over Liberchies naar Bavay lopen. Maar dat is niet het oorspronkelijke parcours. Robert Nouwen heeft er in zijn boek  De Romeinse heerbaan (bespreking) op geattendeerd dat de weg ooit van Tongeren over Tienen en Velzeke westwaarts leidde. Je vraagt je af wat archeologen allemaal niet hadden kunnen ontdekken als Brussel niet in de weg zou liggen.

Lees verder “Museum Het Toreke, Tienen”

Meer plaatsnamen in het Gallisch

De Isère

Zoals trouwe lezers weten, blog ik weleens over woorden uit het Gallisch. Dat is weliswaar een dode taal, maar taalkundigen weten wel het een en ander. Zo blogde ik over de manier van reconstructie van het Gallisch, over kledingstukken, over enkele plaatsnamen, over boerderijwoorden, over militaire termen en nog wat andere woorden. Vandaag nog maar eens wat plaatsnamen.

Stammen

Eerst een stam bij uit ons uit de buurt: de Eburonen. U weet wel, de groep die onder leiding van Ambiorix (Gallisch: “koning van de hele wereld”) het Veertiende Legioen vernietigde en later door de Romeinen werd vernietigd. Eburos betekent “taxus” en is heel normaal in antieke plaatsnamen: zo zijn er steden die Eburodunum heetten, zoals Embrun in de West-Alpen, Yverdon in Zwitserland en Brno in Tsjechië. Het Engelse York heette ooit Eburacum en zo kunnen we nog wel even doorgaan. De Eburonen waren dus de taxusmensen.

Lees verder “Meer plaatsnamen in het Gallisch”

Een nieuwe benadering van Julius Caesar

Jona wees al even op mijn nieuwe boek De Caesarroute dat verschijnt bij de Caesarexpositie in H’ART Museum in Amsterdam. Geen catalogus, maar een verhaal dat uitnodigt na een eerste kennismaking met Julius Caesar in Amsterdam, aan de wandel te gaan om de kennismaking te verdiepen. Het kan dus ook los van elkaar, maar de combinatie is wel zo aardig.

Een lage vindkans

Hoewel geschreven als een wandelgids voor een breed publiek, staat route ook voor een systematische benadering van het onderzoek naar Julius Caesar in de Lage Landen. Belangrijke uitdaging is wat ik de ‘schoenspijker in de hooiberg’ noem. Het goede nieuws is dat sinds 2008 bekend is dat Caesars soldaten uitzonderlijk grote schoenspijkers onder hun schoeisel droegen, waardoor ze te dateren zijn. Een kort erop in 2010 bij het Duitse Limburg an der Lahn gevonden kamp, is dankzij de vondst van die schoenspijkers met zeer grote waarschijnlijkheid aan de tijd van Caesar gekoppeld. Maar hoewel door de aanleg van een snelweg een flink deel van twee van zijn kampen is opgegraven, leverde dat slechts drie dateerbare schoenspijkers op. Ook de andere minder goed dateerbare vondsten zijn schaars, waaronder wat scherven en slechts één munt. Per vierkante meter opgraving van een kamp van Caesar is de kans iets dateerbaars uit zijn tijd te vinden zeer klein.

Lees verder “Een nieuwe benadering van Julius Caesar”

De Heksenberg bij Heerlen

De Heksenberg

Wie Heerlen associeert met het Romeinse verleden, denkt uiteraard eerst aan het Romeinse badhuis: een van de grootste ruïnes uit de Romeinse tijd, sinds 1977 te zien in het Thermenmuseum. Minder bekend is de Hessenberg, in de twintigste eeuw verbasterd tot Heksenberg, een heuvel van 138,2 meter boven NAP in het zuidwestelijke deel van de Brunssummerheide die ongeveer vijfentwintig meter boven zijn omgeving uitsteekt. Het is de hoogste heuvel uit de omgeving, vlakbij de huidige woonwijk Heksenberg. Vanwege de hoogte van de heuvel is de top gebruikt voor het maken van geografische kaarten.

De Brunssummerheide ligt tussen Heerlen en de Duits-Nederlandse grens, en vormde in de vijftiende eeuw een woest en onherbergzaam bos- en heidegebied. Je kunt hierbij direct al de vraag stellen in hoeverre dit landschap de volkscultuur heeft beïnvloed, maar laten we niet op de zaken vooruitlopen.

Lees verder “De Heksenberg bij Heerlen”

De Matres

De Aumenahenische Matres (Römisch-Germanisches Museum, Keulen)

Tot de vele dingen uit de oude wereld waarover we nagenoeg niets weten, behoort ook de religie van de mensen die in de Romeinse tijd woonden in de Lage Landen. We hebben honderden hypotheses maar ze zijn nauwelijks toetsbaar. Vaak komt het neer op eclecticisme: we nemen iets dat we weten over de Noordse goden en projecteren dat maar op de Germanen die hier ooit hebben gewoond, alsof er tussen de eerste optekening van de Edda en de Franken niet een eeuw of zeven, acht zit. Over de periode die eraan voorafgaat hebben we het maar niet eens. Ik bezondig me er ook aan, zoals wanneer ik Wieland de Smid leg naast een Germaans voorwerp, maar het voelt ongemakkelijk.

En toch. Er zijn wel veel reliëfs bekend met afbeeldingen van de drie matres of matronae (beide woorden betekenen “moeders”). Zulke reliëfs komen niet alleen uit het Rijnland, maar ook uit Gallië, Noord-Spanje en de Povlakte. Anders gezegd: de regio van de La Tène-cultuur. Dat duidt eerder op een Keltische dan een Germaanse oorsprong en dat is alvast iets dat we weten kunnen. Er zijn twee concentraties van deze monumenten: enerzijds de Povlakte, anderzijds het gebied aan de Neder-Rijn waar de Ubiërs leefden.

Lees verder “De Matres”

Houtkamer

Schrijftablet; er lag een waslaagje overheen waarin men schreef (Castellum Hoge Woerd, Utrecht)

Ik heb weleens verteld dat in Brugge het Archeologiemuseum is gesloten. Het was gevestigd naast het Sint-Janshospitaal en tegenover de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Een A-locatie voor een museum, ware het niet dat toeristen tussen Memling en Michelangelo gemeenlijk niet denken aan archeologie. In 2020 ging het museum dicht. Ik neem aan dat het de strenge Belgische coronamaatregelen waren die hebben belet dat “Archaeology Rebellion” de Mariastraat blokkeerde.

Oké, ik overdrijf. Zelfs als er een actiegroep zou zijn geweest, was dit museum te klein en lag het te decentraal om actie voor te ondernemen. Uitleg van wat archeologie is, is echter broodnodig. Neem het aan van iemand die elke week tientallen vragen beantwoordt: de vraag “hoe kunnen jullie dat weten?” is zo’n beetje de meest gestelde. Het is ook de vraag waar archeologen het minst op antwoorden. Ze praten liever over vondsten. Maar zoals een wijze archeoloog me onlangs schreef: zoals geschiedwetenschap niet gaat over archiefstukken en natuurkunde niet gaat over atomen, zo gaat archeologie niet over voorwerpen. Het gaat om andere samenlevingen. En het wetenschappelijke zit hem in de wijze waarop de archeoloog die reconstrueert, in de manier waarop hij van objecten komt naar samenlevingen. De vraag hoe archeologen weten wat ze weten, verdient gewoon een antwoord.

Lees verder “Houtkamer”

Kimbren en Teutonen

Helmen uit de Deens Bronstijd (dus te oud om Kimbrisch te zijn) (Nationaal Museum, Kopenhagen)

Aan het einde van de tweede eeuw trokken de Kimbren en Teutonen dwars door Europa. Ik noemde ze vorige week, toen ik vertelde dat Marius ze uiteindelijk had verslagen. Maar waar kwamen ze vandaan? Die vraag is verwant met de vraag wie ze waren. De naam Teutonen is Germaans en betekent zoiets als “het volk”. Dat past goed bij het beeld dat we hebben van een grote groep mensen die op drift zijn geraakt: een samenraapsel van ontheemden. De naam Kimbren is wel in verband gebracht met een Germaans woord *himbra-, dat “bewoners” betekent, wat best waar kan zijn. In elk geval vertrokken ze van Jutland, waar een eeuw later nog Kimbren woonden. Kortom, we lijken te maken te hebben met grote groepen noordelingen die, op zoek naar een beter leven, naar het zuiden trokken.

Lees verder “Kimbren en Teutonen”

Ambiorix tegen Caesar

Nog minder dan Dirk Zwysen heb ik de wetenschappelijke bagage om Ambiorix tegen Caesar van Robert Nouwen te recenseren. Zulke bijkomstigheden hebben me er nooit van weerhouden om luidkeels mijn mening te verkondigen. Bovendien heeft elk nadeel zijn voordeel, dus vertrouw ik op mijn onbevangenheid en het feit dat ik een paar geschiedenisboeken heb gelezen. Over de wetenschappelijke kwaliteit zal ik me niet uitlaten. Nouwen heeft een CV om u tegen te zeggen, dus ik ga er voetstoots van uit dat de feiten en de methode in orde zijn. Voor mij telt de vraag: klopt JonaL’s conclusie dat we  het boek zullen lezen zonder spijt en met vrucht?

Vraagstelling

De inleiding belooft veel. Op de Blauwe Maandag die ik aan de universiteit heb doorgebracht is mij bijgebracht dat elk wetenschappelijk onderzoek begint met een vraagstelling. Die verwacht ik dan ook aan te treffen in de inleiding. Ik citeer:

Lees verder “Ambiorix tegen Caesar”