[Het was na Gladiator, The Passion of the Christ en Alexander niet langer te vermijden dat Hollywood meer films zou gaan maken met oudhistorische thema’s. In 2006 was het de beurt aan 300, het beroemde stripalbum van Frank Miller. Deze bespreking daarvan verscheen eerder op Frontaal Naakt.]
Weinig zo lekker als een actiefilm. Het is heerlijk een avond onderuit te zakken in een bioscoopstoel en te genieten van een ongecompliceerd verhaal, met een bak popcorn en een beugel bier binnen handbereik en na afloop het gevoel dat het goede over het kwade zegeviert. Een aangename vorm van escapisme. De actiefilm is opium van het volk, of althans van het mannelijk deel daarvan.
Om ontspannend te zijn, kan een actiefilm nooit zó origineel zijn dat je moet nadenken. De held kent daarom nooit aarzelingen, de schurk is herkenbaar aan een handicap of buitenlands accent, iedereen spreekt in simpele one-liners en tot slot is er het beslissende gevecht. Als er spektakel op komst is, zwelt de muziek aan, terwijl een meer subtiele melodie betekent dat het meisje de speciale belangstelling heeft van de held. Actiefilms tonen een vereenvoudigde wereld.
Het onverdraaglijke van de werkelijkheid is dat ze zoveel complexer is dan een actiefilm. De enige erkende held die ik heb ontmoet, gedecoreerd met de Militaire Willemsorde, vertelde me dat hij eigenlijk niet goed had geweten waarom hij zijn mitrailleur over de dessa had leeg geschoten. Schurken zijn niet per se gehandicapt en kunnen er zelfs aantrekkelijk uitzien. (Niet dat ik wel eens erkende schurken ontmoet, maar Georgina Verbaan noemde Bin Laden “een lekker ding” en wie zijn wij om te twijfelen aan haar expertise?) In het echt hoort geen man lieflijke muziek als hij het meisje van zijn dromen ontmoet; de echte man is een kantoorklerk die zich allang heeft neergelegd bij de wetmatigheid dat als hij een leuke vrouw ziet, een ander haar al eerder heeft gezien.
De werkelijkheid mag dan minder eendimensionaal zijn dan de actiefilm, dat neemt niet weg dat ze een vertrekpunt kan zijn voor geslaagde films. The Thin Red Line (1998) bevat een scène waarin twee Amerikaanse soldaten een gesprek voeren terwijl op de achtergrond enkele GI’s gouden tanden trekken uit de monden van gesneuvelde Japanners. Niet erg smakelijk, maar wie iets wil begrijpen van de Tweede Wereldoorlog heeft aan die vijf of tien seconden meer dan aan drie uur Pearl Harbor (2001).
Ik zou The Thin Red Line willen rekenen tot het genre van de “geromantiseerde geschiedschrijving”. Ik weet niet of de letterdames en -heren werkelijk een genre herkennen dat zo heet, maar ik bedoel er boeken en films mee waarin een deels fictief verhaal wordt gesitueerd tegen een grotendeels historische achtergrond. Tolstojs Oorlog en Vrede bijvoorbeeld of de historische romans van Gore Vidal en de opera omnia van Thea Beckman. De auteurs of scenaristen proberen via een historisch verhaal een ook voor ons actuele waarheid te tonen – dit in tegenstelling tot de actiefilm, waarin de werkelijkheid tot op het cartooneske wordt vereenvoudigd. Het ene genre probeert ons iets bij te brengen en is in zekere zin wetenschap-met-fictionele-middelen, het ander probeert ons gerust te stellen en biedt in feite een mythe of een sage.
Het ene genre betwijfelt sjablonen, wensdromen, dogma’s en taboes omdat alles in het verhaal al ter discussie staat. Het andere genre bevestigt en exploiteert die juist, in overduidelijk geprojecteerde vormen.
Het lijkt zo eenvoudig. Maar probeer het met de kennis van het verloren gegane eens toe te passen op het publiek van de Nibelungen. Of Widsith. Of Deer.