This is Sparta!

This is Sparta! (© Warner Bros)

Frank Miller heeft nogal uitgesproken opvattingen over mannelijkheid. Zijn helden zijn mannen die in een cynische wereld proberen iets van waarde te beschermen. Zo pleegt in Sin City John Hartigan na een jarenlange gevangenisstraf zelfmoord om het onschuldige leven van Nancy Callahan veilig te stellen. In 300 zijn de Grieken die zich zullen doodvechten bij Thermopylai de enige hoop in de wereld op rede en gerechtigheid, terwijl de Perzen slechts een zee van mystiek en tirannie hebben te bieden. De graankorrel moet sterven om te laten leven, zoiets. Geseculariseerde christologie.

Je hoeft Millers ideeën niet te delen om te erkennen dat hij meesterwerken maakt en je begrijpt waarom Sin City en 300 zijn verfilmd. Over die laatste heb ik al eens geblogd: 300 was bepaald geen onschuldig vermaak. Het gaat me vandaag om iets anders: de samenleving van de Spartanen. In zowel de graphic novel als de film zijn het snoeiharde macho’s. Dat is ook het beeld dat we krijgen uit de bronnen: een echte Spartaan is een getrainde soldaat, een professionele krijger, die het werk op het platteland laat doen door heloten, een soort horigen of lijfeigenen die staatsbezit zijn. Er waren nog wat andere bevolkingsgroepen maar bovenaan stond elite van Spartanen en onderaan bevonden zich de heloten.

Lees verder “This is Sparta!”

Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (5)

[Deze bespreking van het beroemde stripverhaal verscheen eerder op Frontaal Naakt. Het eerste deel is hier.]

Het valt Miller niet kwalijk te nemen dat hij een strip heeft gemaakt van een antieke politieke sage, aangelengd met de nodige moderne mythografie en een vleugje modern-Griekse propaganda. Het is kunstenaars toegestaan de waarheid wat bij te buigen. En zelfs als kunst een politieke boodschap heeft, kun je het als kunst analyseren.

Maar wat is er nu echt gebeurd in Thermopylai? Waarom konden de Grieken zich herstellen van de Spartaanse nederlaag en verdreven ze uiteindelijk de Perzen uit hun land? Moderne oudhistorici worden niet langer gehinderd door gymnasiale vooroordelen en lezen ook wel eens bronnen uit het Perzische rijk. Dat levert een genuanceerder beeld op en helpt ons “tussen de regels door te lezen” in het verslag van Herodotos.

Lees verder “Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (5)”

Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (4)

[Deze bespreking van het beroemde stripverhaal verscheen eerder op Frontaal Naakt. Het eerste deel is hier.]

Frank Millers 300 is dus een navertelling van een politieke sage. Maar er is een verschil: Miller gaat veel verder dan Herodotos. Waar de laatste de tragiek benadrukt van twee gelijkwaardige volken die met elkaar in conflict raken, is de gelijkwaardigheid bij Miller ver te zoeken. Aan de ene kant toont hij heldhaftige Spartanen, echte kerels en “the world’s one hope for reason and justice”; aan de andere kant presenteert hij Aziaten, slaafse en verwijfde types levend “in a sea of mysticism and tyranny”. Het is licht versus donker, mannelijkheid versus verwijfdheid, vrijheid versus slavernij, Europa versus Azië. Het is zelfs blank versus zwart: hoewel Grieken en Perzen verwante Indo-Europese volken zijn, geeft Millers inkleurster Lynn Varley de laatsten een negroïde huidskleur mee.

Zó heeft Herodotos het nooit gepresenteerd. Zijn Grieken vechten beter dan de Perzen, maar laatstgenoemden zijn niet verwijfd. Millers Xerxes is daarentegen een androgyne verschijning, voorzien van talloze juwelen en beroofd van de fraaie baard die hij, blijkens afbeeldingen, heeft gehad. Nergens claimt Herodotos dat de Grieken een superieur gevoel voor “reason and justice” hebben en voor elke tirannieke daad van een Perzische bestuurder weet hij er ook wel een te noemen van een despotische Griek.

Lees verder “Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (4)”

Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (3)

[Deze bespreking van het beroemde stripverhaal verscheen eerder op Frontaal Naakt. Het eerste deel is hier.]

Deze geromantiseerde geschiedschrijving is zo goed als Millers bron Herodotos, of beter: zo goed als wat Miller denkt dat Herodotos schrijft. En daarmee sluipen toch twee sages het verhaal binnen. In de eerste plaats is Herodotos zelf al een halve sagenschrijver, en in de tweede plaats is diens relaas opgenomen in een West-Europese stichtingsmythe die in de negentiende eeuw is ontstaan. Miller heeft dit niet herkend en presenteert daardoor zijns ondanks het strip-equivalent van een actiefilm. Daarmee is weinig anders verkeerd dan dat de stichtingsmythe enkele buitengewoon onprettige trekjes heeft.

Daarover straks, nu eerst Herodotos. Laat vooropstaan dat “de vader van de geschiedschrijving” een van de toegankelijkste auteurs is uit de Oudheid. De eerste lezer moet nog geboren worden die geen plezier beleeft aan de Historiën. (De titel is overigens wat misleidend omdat dat woord nadien “geschiedenis” is gaan betekenen, terwijl het in de tijd van Herodotos nog “onderzoeksverslag” betekende.)

De schrijver pakt uit met de geschiedenis van de volken rond het oostelijk Middellandse-Zeebekken in de periode tussen 600 en 480 en gaat daarbij aardrijkskunde, religie en antropologie niet uit de weg. Hij heeft behartenswaardige dingen te zeggen over de relaties tussen culturen, die hij beschouwt als gelijkwaardig zonder mensen het recht op zelfverdediging te ontzeggen. In feite is Herodotos de uitvinder van de antropologie, aardrijkskunde en geschiedschrijving, maar omdat die disciplines nog niet bestonden, schrijft hij zonder jargon, in spreektaal. (De Nederlandse vertaler, Hein van Dolen, werd bekritiseerd omdat hij dit laatste aspect handhaafde en Herodotos niet presenteerde als geleerde maar als verteller.)

Herodotos’ grootste verdienste is dat hij zijn verhaal baseert op wat wij journalistiek onderzoek zouden noemen. Hoor en wederhoor gevolgd door een persoonlijk oordeel, waarbij hij niemand naar de mond praat: dat is Herodotos’ methode. Zijn waarheidsliefde staat buiten kijf, maar dat neemt niet weg dat ook hij vooroordelen heeft, die latere auteurs hebben beïnvloed en verbazingwekkend hardnekkig zijn gebleken. We treffen ze ook aan in 300, want Miller volgt de meester op minstens drie manieren: in de feiten zelf, in de verklaring ervan, en in de vormgeving.

Om met de feiten te beginnen. Herodotos oppert dat Leonidas zijn Spartanen met opzet opdracht gaf achter te blijven in Thermopylai om zo grote eer te verwerven. Als dat waar is, was de nederlaag vooral belangrijk omdat ze de Grieken bevrijdde van een incapabele generaal, die zijn eigen eer belangrijker vond dan de kans met zijn driehonderd man ergens anders opnieuw te strijden. Zó stom zal de Spartaanse koning echter niet zijn geweest en we doen er beter aan Herodotos’ opmerking over Leonidas’ motief te negeren. Immers, geen der Spartanen overleefde het en niemand kan Herodotos hebben verteld wat Leonidas in zijn laatste uren heeft gedacht. De feitelijke oorzaak van de dood van de driehonderd is vermoedelijk veel prozaïscher: de omtrekkende beweging van de Onsterfelijken verliep sneller dan de Griekse terugtocht. De meeste Griekse onderdelen wisten nog te ontkomen, maar voor de Spartanen was het te laat.

Op het vlak van de vormgeving plaatst Herodotos Miller voor een probleem. De Griekse onderzoeker gebruikt stijlmiddelen waar de Amerikaanse tekenaar niets mee kan. Zo benadrukt Herodotos het heldhaftige karakter van de krijgers bij Thermopylai met homerische allusies. Bepaalde woorden en scènes uit Herodotos’ verslag zouden door een Griekse luisteraar of lezer meteen zijn herkend als een ontlening aan de Ilias, het heldendicht waarmee de Griekse literatuurgeschiedenis begint. Miller bereikt hetzelfde effect door zijn Spartanen af te beelden in heroïsche naaktheid en door Efialtes te portretteren als gebochelde gnoom. Het zijn beelden uit de hedendaagse mythologie der actiefilm –denk aan de actieheld die onkwetsbaar wordt door zijn overhemd uit te trekken– zoals Herodotos’ citaten teruggrepen op de sagen van zijn tijd.

Het meest wezenlijke punt is de verklaring van de feiten. Waarom hadden de Grieken uiteindelijk succes? Herodotos zoekt het in de tegenstelling tussen de Perzische en Griekse samenleving. Hij trekt geen seconde in twijfel dat de Perzen dapper vochten, maar ze leven in een monarchie en daarom zijn ze even sterk als hun koning. Is deze een capabel heerser als Cyrus (559-530) of Darius (522-486), dan zijn de Perzen onverslaanbaar en bouwen ze een imperium op dat zich uitstrekt van de Indus tot de Egeïsche Zee en van de Kara Kum-woestijn tot de Sahara.

Helaas is Xerxes, volgens Herodotos, minder vastberaden dan zijn voorgangers. Hij wordt weliswaar ergens “Zeus op aarde” genoemd, maar aarzelt of hij wel ten strijde moet trekken, vecht niet mee en staat niet boven haremintriges. Doordat de Perzen niet worden geregeerd door een echte kerel zijn ze geen partij voor de Grieken. Herodotos zegt het niet met zoveel woorden maar legt die conclusie in de mond van Xerxes, die op een gegeven moment van een dappere vrouw zegt dat ze vecht als vent terwijl zijn mannen strijden als wijven.

Herodotos’ Grieken zijn eigen meester. Ze worden weliswaar bestuurd door koningen (zoals in Sparta) of democratisch gekozen magistraten (Athene) maar ook die zijn gehouden aan de wet. Het gevolg is, volgens Herodotos, dat de Grieken in feite vrij zijn te doen en denken wat ze willen. Dat alles zouden ze verliezen als ze zich aan koning Xerxes zouden onderwerpen, en dus hebben Leonidas en zijn bondgenoten alle reden weerstand te bieden. Aan hun vrijheid ontlenen ze kracht, zodat ze in feite onverslaanbaar zijn, zelfs als ze incidenteel eens een nederlaag leiden, zoals bij Thermopylai.

Miller heeft deze analyse overgenomen. Hij heeft er geen moeite mee de Grieken als “the only free men the world has ever known” te presenteren en de Perzen als verwijfde “slaves of Xerxes”. Om het laatste te benadrukken laat Miller Xerxes vervoeren in een enorme draagstoel die door minstens honderd kromgebogen mannen wordt gedragen.

In feite valt op Herodotos’ analyse nogal wat af te dingen. Vergeleken met andere antieke wereldrijken lieten de Perzen hun onderdanen in rust leven. Cyrus stond bijvoorbeeld de naar Babylon gedeporteerde Joden toe terug te keren naar hun eigen land en daar hun God te aanbidden, een voor antieke maatstaven zeldzaam blijk van religieuze tolerantie en dus gewetensvrijheid. De Perzische koning was ook beslist geen god op aarde, zoals Herodotos en Miller het voorstellen. Hij was onderworpen aan de spreekwoordelijke “wetten van Meden en Perzen” en het is maar weinig overdreven te stellen dat het Perzische imperium de oudst-bekende rechtsstaat is.

Dat de Grieken zouden strijden om hun vrijheid te verdedigen, tja. Iedereen verdedigt zijn eigen land, en als dat toevallig vrij is, is het meegenomen. Daarnaast was er een leuke bonus: oorlog was in de Oudheid de voornaamste vorm van economische verkeer. De Spartanen hoopten op buit. Hun hebzucht ten velde was spreekwoordelijk en er is geen aanleiding te denken dat Leonidas’ mannen om andere dan de gebruikelijke redenen oprukten naar Thermopylai.

Dit alles laat onverlet dat Herodotos’ verslag van het feitelijk verloop van de oorlog tussen Grieken en Perzen min of meer accuraat is, al zullen we in de voorlaatste alinea nog een cruciale omissie tegenkomen. Het is zijn verklaring voor het uiteindelijke Griekse succes die tekortschiet. Dat is in feite een politieke sage.

[Wordt vervolgd]

Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (2)

[Deze bespreking van het beroemde stripverhaal verscheen eerder op Frontaal Naakt. Het eerste deel is hier.]

Actiefilm versus de betere oorlogsfilm, sage versus geromantiseerde geschiedschrijving: het lijkt een makkelijke tegenstelling. Dat het zo simpel niet ligt, valt te illustreren aan de hand van een kunstwerk uit een ander genre: het stripverhaal 300 door Frank Miller, die vooral bekend is van de serie Sin City en het legendarische The Dark Knight Returns, waarmee hij de Batmanreeks nieuw leven inblies. In 300 vertelt hij over de historische veldslag bij Thermopylai in 480 v.Chr., waarin driehonderd soldaten uit de Griekse stadstaat Sparta zich dood vochten tegen een Perzische overmacht. Millers verhaal is even bruut als fascinerend en hoewel het probeert geromantiseerde geschiedschrijving te zijn, is het een sage.

Het samenvatten van literatuur is, omdat je alleen de inhoud en nooit de vorm kunt weergeven, een heikele kwestie, en dat geldt zeker voor een verhaal over een historische gebeurtenis. Het lezen van een encyclopedieartikel zou dan immers kunnen volstaan. Enkele scènes uit 300 kunnen hier echter niet onvermeld blijven. Het boek opent met de opmars van de Spartaanse soldaten naar het slagveld. Een vermoeide soldaat, Stelios, komt ten val en wordt door zijn kapitein hardhandig bestraft, maar de aanvoerder van het leger, koning Leonidas, slaat de officier bewusteloos. Sparta’s hardhandige mores zijn meteen duidelijk geïntroduceerd.

Lees verder “Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (2)”

Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (1)

[Het was na Gladiator, The Passion of the Christ en Alexander niet langer te vermijden dat Hollywood meer films zou gaan maken met oudhistorische thema’s. In 2006 was het de beurt aan 300, het beroemde stripalbum van Frank Miller. Deze bespreking daarvan verscheen eerder op Frontaal Naakt.]

Weinig zo lekker als een actiefilm. Het is heerlijk een avond onderuit te zakken in een bioscoopstoel en te genieten van een ongecompliceerd verhaal, met een bak popcorn en een beugel bier binnen handbereik en na afloop het gevoel dat het goede over het kwade zegeviert. Een aangename vorm van escapisme. De actiefilm is opium van het volk, of althans van het mannelijk deel daarvan.

Om ontspannend te zijn, kan een actiefilm nooit zó origineel zijn dat je moet nadenken. De held kent daarom nooit aarzelingen, de schurk is herkenbaar aan een handicap of buitenlands accent, iedereen spreekt in simpele one-liners en tot slot is er het beslissende gevecht. Als er spektakel op komst is, zwelt de muziek aan, terwijl een meer subtiele melodie betekent dat het meisje de speciale belangstelling heeft van de held. Actiefilms tonen een vereenvoudigde wereld.

Lees verder “Sage, mythe, strip: Frank Millers 300 (1)”