Het Ardennenoffensief (7)

christmas
Amerikaanse soldaten met kerstboom

[Dit kerstverhaal is een vertaling van een passage uit Peter Caddick-Adams, Snow and Steel. Battle of the Bulge. 1944-45.]

Diep in het woud, in een afgelegen boerderij, woonde de familie Vincken, waar op kerstavond op de deur werd gebonsd. De twaalfjarige Fritz blies de kaarsen uit en opende de deur. Daar stonden twee verdwaalde GI’s, die een derde, gewonde kameraad met zich mee namen. Fritz’ moeder Elisabeth stond ze te woord. Er kon geen sprake van zijn dat ze hen de deur zou wijzen, welke straffen er ook waren – zelfs al stond het huis van de Vinckens ten oosten van de grens, in het door Duitsland geannexeerde deel van België. Fritz moest aardappelen halen en Hermann gaan zoeken, de door de familie vetgemeste haan.

Terwijl het diner werd bereid, werd er opnieuw op de deur gebonsd. “Nog meer verdwaalde Amerikanen,” dacht Fritz en deed de deur open. Dit keer stonden er vier soldaten, gekleed in slordig veldgrauw, die om onderdak vroegen. Elisabeth Vincken verwelkomde ze, wenste ze fröhliche Weihnachten en nodigde ze uit voor het diner dat ze al roken. Maar, zo zei ze, ze had nog andere gasten, “die jullie misschien niet zullen beschouwen als vrienden.”

De Unteroffizier verstijfde. “Amerikanen?” Maar voor hij meer had kunnen zeggen, waarschuwde Frau Vincken hem: “Het is kerstavond. Er wordt hier niet geschoten. Eén van hen is gewond en vecht voor z’n leven. Ze zijn allemaal net zo uitgeput als jullie. En even hongerig. Jullie kunnen allemaal mijn zonen zijn, dus laten we niet denken aan moorden.”

Twee van de Duitse soldaten waren jongens, misschien een jaar of zestien, en de Unteroffizier wist niet goed wat hij moest doen. Dus nam Frau Vincken het besluit: “Zet jullie geweren daar bij het hout en kom binnen, vóór het nog kouder wordt.” Elisabeth nam ook de geweren van de GI’s in.

Fritz haalde nog meer aardappelen, zijn moeder ging verder met koken en de Unteroffizier, een medicijnenstudent uit Heidelberg, onderzocht Herby, de gewonde Amerikaanse soldaat. Toen nodigde Frau Vincken de mannen aan tafel en zegende de maaltijd. “Ik zag tranen in haar ogen,” herinnerde Fritz later, “en toen ik rond de tafel keek, zag ik dat ook de soldaten het te kwaad hadden. Hun gedachtes leken vele, vele kilometers ver weg.”

Nu de spanning wat was weggeëbd, haalde de Unteroffizier een fles wijn tevoorschijn. De GI’s, die zich inmiddels als Jim, Ralph en Herby hadden geïntroduceerd, boden hun poederkoffie aan, enkele stukken brood en wat andere kleinigheden die ze hadden bewaard. Ze spraken in een mengeling van Duits, Frans en Engels, wisselden sigaretten uit en gingen na de maaltijd nog even naar buiten om de sterren te bekijken.

Kort daarna vielen ze, nog gekleed in hun zware jassen, op de vloer in slaap, genietend van de warmte en het wederzijdse vertrouwen. Op kerstochtend maakten ze een brancard voor Herby, wisselden wat vriendelijke woorden, namen afscheid en vertrokken in verschillende richtingen.

[Meer hier; het bloedvergieten wordt morgen vervolgd]

Deel dit:

3 gedachtes over “Het Ardennenoffensief (7)

Reacties zijn gesloten.