Byzantijnse keizerinnen

Sinds maandag werk ik min of meer onafgebroken aan Ancient History Magazine, uw binnenkort favoriete oudheidkundige tijdschrift. Inmiddels is het grootste deel van het debuutnummer opgemaakt en het ziet er prachtig uit. Hoe mooi, ontdekt u het snelst als u een abonnement neemt.

Ik maak lange dagen – vandaag van vóór negen uur ’s morgens tot tien uur ’s avonds – maar dat is geen straf als je bezig bent met het werk waar je van houdt. Het woord “flow” is van toepassing.

Ik logeer in een hotel, en de weinige vrije tijd besteed ik aan een leuk boekje over het Byzantijnse Rijk, Passie, intriges en politiek. Spraakmakende keizerinnen in Byzantium, geschreven door de Amsterdamse classicus Hein van Dolen, die ik – full disclosure – persoonlijk ken. Het biedt de biografieën van negen vorstinnen van het Byzantijnse Rijk en is precies wat je van Van Dolen mag verwachten: lichtvoetig als een causerie, vol aardige anekdotes, en als het uit hebt, merk je dat het niet vrijblijvend was en je toch dieper contact hebt gemaakt met een verleden cultuur dan je in de gaten had.

Eén anekdote licht ik eruit: het verhaal van Maria van Amnia. Keizer Constantijn VI (een tijdgenoot van Karel de Grote en Harun ar-Rashid) zocht een echtgenote en zond hovelingen – meervoud – uit om de mooiste meisjes uit het Rijk te selecteren. Zo kwamen ze bij een echtpaar dat zich verontschuldigde voor hun armoede maar ’s keizers gezanten gastvrij probeerde te onthalen. “Vertrouw maar op de Heer”, hield de man zijn echtgenote voor. Ze werden beloond: de gasten namen de dochter des huize, Maria, mee naar Constantinopel, waar ze keizerin werd.

Of dit waar is, staat te bezien. Er is namelijk iets grappigs aan de hand. We kennen ook het verhaal van de goden Jupiter en Mercurius – opnieuw: meervoud – die over de aarde zwerven en worden onthaald door een arm, oud echtpaar (Filemon en Baukis), dat ondanks grote armoede de gasten netjes onthaalt. Als ze vol godsvertrouwen proberen iets te serveren, worden ze beloond: de goden nemen hen mee van huis, en op een nabijgelegen heuvel veranderen ze in – als ik het me goed herinner – een rode en een witte rozenstruik, eeuwig met elkaar vervlochten.

Heeft een Byzantijnse auteur de oude sage bewerkt? Het zou zo maar kunnen. Met keizerin Maria liep het minder goed af dan met Filemon en Baukis: ze schonk haar man twee kinderen, werd verstoten en belandde in een klooster op de Prinseneilanden. Een triest lot, waarover u in Van Dolens boek meer verneemt. Een alleszins prettige kennismaking met de bonte en mooie geschiedenis van Byzantium. Aanbevolen.

[Meer over Filemon en Baukis in het onvermijdelijke vervolg]

Deel dit:

15 gedachtes over “Byzantijnse keizerinnen

      1. Marcel zei het al – de naam ‘Byzantijnen’ is geen originele naam. Men zag zich als Romeinse Rijk en de hoofdstad was Constantinopel. Natuurlijk was de oude naam Byzantium, en af en toe kom je dat nog tegen, maar dat gaat ook op voor andere benamingen zoals (inderdaad) Nova Roma of Tsargrad (de Slavische versie). Het ‘Byzantijnse Rijk’ dat we nu kennen gaat terug op een 16de-eeuwse publicatie door de Duitse historicus Hieronymus Wolf, die het Duitse ‘Heilige Roomse Rijk’ wilde afzetten tegen het echte ‘Romeinse Rijk’. Maar natuurlijk werd het Romeinse Rijk nooit gesplitst in een romeins en een grieks rijk, en riep men nooit het ‘Byzantijnse’ rijk uit.

  1. Hoe flexibel zo’n oud mythologisch verhaal is, illustreer je zelf met je weergave ervan: In de oorspronkelijke versie (Ovidius Metamorfosen 8.618-720) leven de beide echtelieden nog jaren na het vertrek van de goden, en pas als het einde werkelijk daar is veranderen ze in bomen – waarvan soort noch kleur genoemd wordt.
    Maar die rode en witte rozen van jou voegen beslist iets toe!

    1. Het grappige is – het was een aspect dat ik onvermeld wilde laten – dat Philemon en Baucis weer een bewerking zijn van het Bijbelverhaal van Lot die gasten (meervoud) ontvangt en van hen de waarschuwing krijgt de gedoemde, zondige stad te verlaten.

      1. Maar goden gastvrij ontvangen en daarom beloond worden is in de klassieke Oudheid een topos met oude wortels (zo bijvoorbeeld in de Ἑκάλη van Kallimachus, 300 jaar vóór Ovidius.) Het gaat inderdaad om hetzelfde motief als in Genesis 19, maar ik denk dat het te simpel is om te stellen dat “Philemon en Baucis een bewerking zijn van het Bijbelverhaal van Lot”.

  2. Dirk

    Ik ken een verhaal over Onze-Lieve-Heer en Sinte-Pieter die gastvrij ontvangen worden door een arm vrouwtje. ’s Anderendaags, bij het afscheid, vertelt Jezus haar: “Waarmee je de dag begint, zal je hem ook eindigen.” Ze denkt er niet veel van, maar wil na het vertrek van die vreemde snuiters nieuw brood halen. Daarvoor haalt ze haar laatste geldstuk uit haar beurs. Ze merkt echter dat ze niet kan stoppen: als de zon ondergaat, bezwijkt haar tafel onder het gewicht van de talloze goudstukken.
    Een jaloerse buurvrouw vraagt achter een verklaring voor de plotse rijkdom en zit vanaf dan op de loer achter haar venster. Als Jezus en Petrus opnieuw door het dorp passeren, haalt ze hen bij haar in huis. Gierig als ze is, wordt de tafel maar spaarzaam gedekt en moeten de gasten op de koude grond slapen. De volgende dag, na een ontbijt nauwelijks die naam waardig, zegt Jezus bij het afscheid dezelfde woorden, onder de niet-begrijpende blik van een norse Petrus. De vrouw, die haar beurs al heeft klaargezet op een extra stevige tafel, besluit echter, om geen tijd te verliezen tijdens het geld tellen, om nog even naar het toilet te gaan. En zo is de Schelde ontstaan.

Reacties zijn gesloten.