
[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]
Ik herinner me dat het die zondag schitterend weer was, geen wolkje aan de lucht; het was heerlijk warm. Ik denk dat mijn ouders dat daags te voren al wisten want we gingen met zijn allen al heel vroeg naar de kerk. Zondags waren er al Heilige Missen om zeven en acht uur. Ik denk dat we naar de mis van acht uur waren geweest zodat we de hele dag van het mooie weer konden genieten. Om een uur of één zaten we aan tafel en op een gegeven moment was de schaal met aardappelen leeg. Theo liep naar de keuken om die weer bij te vullen. Omdat het zo mooi weer was, liep hij door de tuin naar de keuken en toen hij terug kwam riep hij: “Kom eens kijken, er hangen allemaal parachutes in de lucht!”
Wij renden van tafel en ja hoor, honderden parachutes in allerlei kleuren zagen we naar beneden dalen.
Wij woonden in een benedenhuis en onze bovenbuurman riep ons dat we boven moesten komen. Vanaf het platte dak konden we het veel beter zien.
De aardappelen en de rest van het eten zijn die dag allemaal koud geworden. De hele middag hebben we op het dak gestaan. In de buurt van Oosterbeek zagen we de hele middag vliegtuigen dalen. Mijn broers zeiden dat dat zweefvliegtuigen waren en verder zag je de hele middag vliegtuigen laag overvliegen waaruit telken zo’n 25 tot 30 soldaten aan parachutes naar beneden sprongen. Het viel ons op dat de Duitsers helemaal niet terugschoten of probeerden de vliegtuigen neer te schieten. Die hadden daar zeker niet op gerekend.
De parachutes waren heel anders dan die je tegenwoordig ziet. Het waren van die halve bollen, waaronder een mannetje hing. Soms gebeurde het ook dat een parachute niet open ging en dan viel de soldaat met een vaart naar beneden. Wij riepen dan: “Oh, die gaat niet open”. Maar de soldaat die dat overkwam, viel natuurlijk wel dood.
Er waren rode, gele, groene en bruine parachutes. Misschien nog wel andere kleuren. Mijn broers die een beetje ouder waren en misschien ook wel iets meer van de oorlog wisten, vertelden dat je daaraan kon zien bij welke groep (onderdeel) de soldaten hoorden en welke rang ze hadden. Ik vond dat maar raar, ze moesten toch immers allemaal dezelfde weg naar beneden afleggen.
Na een poosje hoorden we langs de Amsterdamseweg weer auto’s rijden, hard rijden en de grote mensen zeiden dat dat de “Tommies” waren. Het rare is dat wij als kinderen al wisten wat dat waren. Dat waren de Engelse soldaten. De grote mensen wisten ook dat die op weg waren naar de brug over de Rijn, want die wilden ze veroveren. Dat was nodig omdat de Amerikaanse soldaten die uit België oprukten op die manier over de grote rivieren konden komen. Het gevecht om de Rijnbrug heeft een hele week geduurd, maar helaas zijn de Tommies er niet in geslaagd de brug blijvend te veroveren. De Duitsers gaven die tenslotte niet zomaar af, die vochten fel terug.
De volgende dagen stonden wij ook boven op het dak, en iedere middag kwamen er weer parachutes naar beneden, maar vanaf dinsdag werd het veel te gevaarlijk, want de Duitsers probeerden nu de parachutisten uit de lucht te schieten. Er werd dan ook heel veel geschoten met geweren en kanonnen. Ik heb ook gezien hoe een enkele keer een vliegtuig door een Duitse granaat geraakt werd. Dan was er ineens een vurige bol en dan zag je het vliegtuig naar beneden dwarrelen. Of soms zag je dat het een lange rookstaart had en dan stortte het ook neer. Als mijn moeder dat zag dan bad ze een kort gebedje voor de soldaten die op dat moment stierven.
In de dagen van die week zagen we ook steeds meer rook boven de stad en we hoorden zware explosies. Er kwamen steeds meer mensen naar de Hoogkamp – dat was de stadswijk in West-Arnhem waar wij woonden – omdat ze in de stad hun huis waren kwijt geraakt. Bij de gevechten gingen er tientallen huizen in brand of ze werden door granaten vernield. Ik herinner me nog dat ik op een gegeven moment een man zag die allemaal zwarte vegen in zijn gezicht had. Die man huilde en hij riep maar dat het verschrikkelijk was wat hij allemaal gezien had.
Op de Hoogkamp waren toen al wat lege huizen die door Duitsers op Dolle Dinsdag verlaten waren. Je snapt dat die vluchtelingen uit de stad gauw in die huizen gingen wonen.
In de loop van de week konden we merken dat het niet goed ging met de strijd van de Tommies. Er ging van alles mis: soms was er geen licht meer, er kwam geen gas meer uit de gaskraan, omdat de gasfabriek niet meer werkte. En soms hadden we ook geen water. En de grote mensen gebruikten heel moeilijke woorden, waar ik ook nog nooit van had gehoord: evacueren en evacuatie.
Prachtig. Een geboren verteller.