
Mijn vader, Gradus Bijvoets, had een lettergieterij/zetterij in de Jordaan, waar hij in de Tweede Wereldoorlog zetsels maakte voor verzetskrantjes en -pamfletten. Dat letterzetten ging toen nog met de hand: blokjes waarop een metalen letter een voor een in gleufjes in een groot blok schuiven. Wij vonden het leuk om daarbij te helpen, maar bij bovengenoemd werk mocht dat niet vanwege het gevaar van een inval door de bezetter.
Een zekere “Bart”, ironisch genoeg een vriend van mijn zussen die in Haarlem woonden, werkte zogenaamd als letterzetter in het bedrijf, maar in werkelijkheid leverde hij de teksten en was verbindingsman tussen mijn vader en het verzet. Op een dag laadden beide heren zetsels in fietstassen en togen op weg om ze af te leveren. Op de Prinsengracht zagen ze een Duitse patrouille die voorbijgangers, ook fietsers, aanhielden en controleerden. Haastig zetten ze hun fietsen tegen de gevel en probeerden zo, als onschuldige wandelaars die niets compromitterends bij zich hadden, langs de patrouille te komen. Helaas waren de Duitsers al te dichtbij en vermoedden verband met de fietsen. Ze werden in ieder geval, met fietsen, meegenomen naar de dichtstbijzijnde gevangenis, die waar nu Paradiso is.
Op een dag werd mijn vader voor verhoor uit zijn cel gehaald. De verhoorkamer lag beneden aan de straatkant en hij vertelde later hoe hij zich voelde toen hij de vrijheid buiten zag, en daarvan alleen gescheiden was door een stuk glas.
Plotseling werd de deur opengegooid, en een soldaat schreeuwde iets in paniek naar binnen, waarop de hele meute opsprong en naar buiten rende. Mijn vader, slechts heel even verdwaasd, zag een lege kamer en openstaande deuren, holde achter de uniformen aan en kwam terecht in een volksoploop waar hij niets van snapte. Omstanders die gezien hadden dat hij achter de Duitsers aan uit de gevangenis kwam rennen en in paniek om zich heen keek, hebben hem toen doorgeschoven en in veiligheid gebracht. Sinds die tijd is hij ondergedoken geweest.
Achteraf heeft hij gehoord wat er was gebeurd. Op enkele meters van de gevangenis was, op klaarlichte dag en onder de ogen van de Duitsers een hoge officier door iemand van het verzet doodgeschoten, vandaar hun ren erheen in de hoop de dader te kunnen grijpen, maar het volk dromde zo onmiddellijk samen dat het ze niet lukte.
“Bart” zat helaas op dat moment opgesloten in zijn cel. We weten niet of hij via de Duitsers zelf of via medegevangen geweten heeft dat mijn vader veilig was. Hij wist later te ontsnappen, werd weer opgepakt en op 7 januari 1945 bij wijze van represaille na de dood van een Duitse soldaat in Limmen met negen anderen doodgeschoten.
Arend Hijner – zo heette ‘Bart’ eigenlijk – ligt nu begraven op de erebegraafplaats Bloemendaal.
[Vandaag een bijdrage van mw Ank Fokma, die dit lang geleden schreef voor een ter ziele gegane website met de verhalen van gewone mensen over historische gebeurtenissen. Het was te aardig om het definitief van het internet te laten verdwijnen.]
Dankjewel voor het ‘levend’ houden van dit ‘ooggetuige’-verhaal.
… Het was te aardig om het definitief van het internet te laten verdwijnen…
Hartelijk dank, Jona, voor het doorgeven van dit verhaal en uiteraard ook dank aan mevr. Fokma voor het ‘delen’ en het onthouden van dit verhaal. Een vraagje:Waarom lieten die Duitsers een aantal gevangenen ontsnappen, en niet Bart. Zat Bart in een aparte cel?
Bart werd toevallig op het juiste tijdstip verhoord…
Excuus, ik bedoelde Gradus.