Een tijdje geleden blogde ik al over Paul Schnabel, die betrokken was bij een van de herzieningen van de programma’s van de middelbare scholen. Uit alles wat hij zei over het geschiedenisonderwijs, bleek dat hij domweg niet wist wat er in dat vak rondgaat. Hij zei bijvoorbeeld:
Het wordt minder belangrijk om jaartalletjes te weten; we richten ons meer op het leren van de samenhang tussen bepaalde gebeurtenissen.
Alsof het leggen van samenhang – ook wel bekend als verklaren – niet precies is wat historici doen. Dat was destijds mijn kritiek, waarbij ik ook nog het dedain hekelde dat sprak uit het woord “jaartalletjes”.
Over dat laatste wil ik het nu nog eens hebben, want de geringschatting van feitenkennis keert ook terug in de discussie over wat twenty-first century skills heet. Voor het goede begrip: het onderwijs moet zeker worden aangepast aan de verwachtingen van een flexibelere arbeidsmarkt en aan de mogelijkheden van de digitale wereld. Wat over die eenentwintigste-eeuwse vaardigheden wordt gezegd, is vaak ook heel zinvol. Maar het veel gehoorde “feitjes hoef je niet te leren want die kun je opzoeken” is dus complete, volstrekte, geheide, algehele, totale, volledige en absolute onzin. Het gaat namelijk niet om het kunnen opzoeken van informatie, maar om het beoordelen daarvan.
Daarvoor is toch echt inhoudelijke kennis nodig. Ik kan u bijvoorbeeld alles op de mouw spelden over Murad Beg, de khan van Samarkand die in 1611 na een heroïsche strijd de Tadzjieken verdreef uit de bergen van Buchara, maar ik kan u niet wijsmaken dat Michiel de Ruyter, kapitein-generaal van het prinsbisdom Luik, in 1704 schlemielig op de vlucht sloeg toen de Franse troepen de veenmoerassen van Namen naderden. In het tweede geval bezit u voldoende feitenkennis om de fouten te herkennen, in het eerste geval kent u aanzienlijk minder feiten en bent u manipuleerbaar.
Feitenkennis doet ertoe, maar je kunt nu eenmaal niet alles weten (al wordt dit wel érg makkelijk gebruikt als smoes om niet nieuwsgierig te hoeven zijn) en in veel gevallen is er discussie mogelijk. Als je vraagt naar de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog zijn er diverse antwoorden mogelijk die elk een andere voorgeschiedenis veronderstellen.
Er zijn inmiddels mogelijkheden tot geautomatiseerde factchecks, waarmee een politicus meteen kan worden gecorrigeerd als ’ie zou beweren dat er in Amsterdam elk jaar negenduizend drugsdoden vallen. Maar in veel gevallen is zoiets niet mogelijk en ik ben ook niet heel optimistisch over de “wisdom of the crowds”. In het geval van de Cyruscilinder, die echt geen mensenrechtendocument is maar wel vaak zo wordt gepresenteerd, is het bijvoorbeeld een kwestie wie het hardste schreeuwt en dan dragen Nobelprijswinnaars ineens de propaganda van de laatste sjah uit.
Maar het is nog complexer. Degenen die zouden behoren weten wat de juiste informatie is, geven het vaak ook niet correct weer. Ik bezocht gisteren het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, dat ik beschouw als een van de beste uit de Lage Landen, en daar zag ik ergens een bord over de relatie tussen de Neanderthaler en de moderne mens dat geen rekening hield met de DNA-revolutie. Dit is gewoon een gevolg van het simpele feit dat je niet alle bordjes in een museum op elk moment kunt aanpassen. Ook zag ik ergens uitleg waar, naar mijn stellige overtuiging, een situatie uit het middeleeuwse recht werd geprojecteerd op Romeins Tongeren. Hier is het probleem dat de archeologen van het museum hebben weergegeven wat ze ooit leerden, zonder zich af te vragen of rechtsspecialisten sindsdien andere ideeën kunnen hebben ontwikkeld. Of het probleem is de stellige overtuiging van mijzelf, want ik heb een blinde vlek voor de Belgische literatuur over het Romeins Recht.
Dit is de meest verontrustende ontwikkeling: we hebben een klasse experts gekregen die niet voldoende weten wat ze niet weten. Dat is, met een groeiende hoeveelheid informatie, niet te vermijden, maar het is een probleem dat veel te weinig onder ogen wordt gezien. Ik zou willen dat de discussie eens ging over de teloorgang van de algemene ontwikkeling en de gevaren van specialisme.
Ik denk verder dat de belangrijkste waarden die we moeten overdragen er slechts twee zijn: je moet kinderen bijbrengen niet alles meteen te geloven (en daarom zijn ironie en overdrijving fijne didactische middelen) en je moet ze nieuwsgierigheid bijbrengen – het verlangen álles te willen weten alsmede liefde voor deskundigheid. Als dit inderdaad de twee voornaamste waarden zijn, komt het er vooral op aan dat we ouders leren de kinderen bij te brengen dat ontdekken leuk is.
Discussies over een fooi van een miljardje voor het onderwijs of over twenty-first century skills zijn niet onbelangrijk, laat daarover geen twijfel bestaan, maar ik zou een bredere discussie willen hebben.
Brede discussies zijn moeilijk. Ze hebben ook nog eens de neiging alle kanten op te vliegen.
Toen ik nog jong was en dus nog onwetender dan nu legde ik dat punt van de jaartallen eens voor aan een ouderwetse onderwijzer (geboren omtrent 1940). Hij wees me erop dat het onmogelijk is samenhang te herkennen zonder gevoel voor chronologie. En dat kunnen we alleen ontwikkelen mbv jaartallen.
Blijkbaar wordt het bekende citaat van Richard Feynman almaar relevanter (ik parafraseer): de eerste regel in de wetenschap is dat je je niet voor de gek moet laten houden; en dat jij het gemakkelijkst voor de gek bent te houden van iedereen.
‘Ik zou willen dat de discussie hier eens over ging’. Dan zul je een breed platform moeten vinden. De blog is te beperkt. Zo’n discussie zou moeten zinderen in onderwijs, politiek, media en verder. Wat ik me afvraag is of men eigenlijk wel zit te wachten op mensen die weten wat ze niet weten. Die zijn namelijk lastig, stellen vervelende vragen of liggen anderszins dwars. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel en het bestuurt ook niet zo lekker. Gegronde kritiek en tegengas: brrr…
Voor het overige ben ik het volledig met je eens.
Het gaat om mensen die niet voldoende weten wat ze niet weten die een duidelijk onderscheid kunnen aanbrengen tussen dat wat tot hun kennis terzake behoort en dat wat daarbuiten valt. In het laaste schuilt namelijk het gevaar van het ‘kort door de bocht’ zich toeëigenen van quasideskundigheid en van wat Jona ‘kwakgeschiedenis’ noemt.
Ik ken alle jaartalletjes uit mijn hoofd.
Ja, en dan heb je andere jongens die weten wat er toen gebeurd is!
Ach ja, die minachting voor ”jaartalletjes”, ”stampen”…dat geleuter over ”je hoeft het niet te weten, je kunt het opzoeken”.
Zonder stevige basiskennis zwerf je rond in het luchtledige.
In mijn opleiding leerde ik niets over van alles. Ik kreeg een zeer brede lesbevoegdheid en een geringe bekwaamheid.
Breed opgeleide leraren zouden zo het lerarentekort verhelpen.
Verbanden zien, leggen en begrijpen is alleen mogelijk met de juiste feitenkennis.
Daarom lees ik dit blog zo graag.
Dat ik ook nog 2 jaar geschiedenis heb mogen geven is zo’n schaamtevolle anekdote uit mijn onderwijsloopbaan.
Nu maak ik soms het grapje dat ik door mijn leeftijd geschikt zou zijn als geschiedenisleraar. Ik ben nu zo oud dat ik bijna alles heb meegemaakt. Met die restrictie dat ik niet overal bij aanwezig ben geweest.
Voortschrijdend inzicht ontbreekt vaak bij onderwijsdeskundigen.
Of er voldoende kennis van zaken is laat ik anderen ter beoordeling.
Vredelievende groet,
Meneer Alberts, waarom schaamt u zich voor het geven van geschiedenis?
Helemaal eens met die twee belangrijkste waarden: nieuwsgierigheid en niet alles geloven wat je wordt verteld. Maar volgens mij kun je ze rustig onder de verguisde 21st century skills rangschikken. In elk geval staan ze haaks op de 20ste eeuwse waarden binnen het onderwijs: juist wél alles moeten geloven wat je ouders en leraren vertellen, en op je kop krijgen wanneer je je nieuwsgierige snaveltje opendoet. Onderwijs genieten dat wél inspirerend is, is eerder uitzondering dan regel.
Ik vermoed dat de huidige aversie tegen feitjes grotendeels daar vandaan komt. Ze worden vooral als nutteloos ervaren door mensen die nooit te horen hebben gekregen waar ze nuttig voor zouden kunnen zijn.
“juist wél alles moeten geloven wat je ouders en leraren vertellen, en op je kop krijgen wanneer je je nieuwsgierige snaveltje opendoet”
Is dat twintigste-eeuws? Het is niet wat ik heb ervaren. In elk geval zijn we het eens over wat wél nodig is.
Dat heb ik ook niet zo ervaren. Ook niet op mijn school van voor de Mammoetwet. Integendeel.
Natuurlijk zijn wij een aselect gezelschap, anders voerden we deze discussie niet. Het beste bewijs voor mijn stelling is dat vrijwel iedereen weet dat de slag bij Nieuwpoort in 1600 was maar vrijwel niemand weet wie precies tegen wie vocht, waarom ze dat uitgerekend bij Nieuwpoort meenden te moeten doen en, last but not least, waar Nieuwpoort eigenlijk ligt.
sorry, ik bedoelde natuurlijk select. Of atypisch.
Nou is dat juist in dit geval wel te rechtvaardigen, want in het grote schema der dingen (in dit geval de Tachtigjarige Oorlog) was die hele slag van nul komma nul belang. Diezelfde onderwijzer van hierboven vertelde me dat er maar één reden is waarom ieder Nederlands kind dit jaartal moe(s)t leren: het is zo’n mooi rond getal …..
Ze moesten veel meer jaartallen leren, maar 1600 is lekker makkelijk te onthouden. En het direct er na opdreunen van plaatsnaam Nieuwpoort hielp ook.
Hoewel het in Vlaanderen gebeurde, is die slag hier vrij onbekend. Maar ik weet dan weer wel heel precies waar Nieuwpoort ligt.
Toch bij Schoonhoven aan de Lek?
Mijn oma woonde in Schoonhoven, en ik heb dus ook jarenlang gedacht dat dit het Nieuwpoort in kwestie was… niet, dus.
Ja, daar ook. Mooi plaatsje trouwens.
Dit komt overeen met mijn ervaring (gymnasium 1959-1965). Er gebeurden op die school geweldige dingen, maar er heerste een grote angst voor afwijkingen van een soort partijlijn. Alleen het allerbeste was goed genoeg. Aischylos en Sophokles waren goed, maar Euripides bagger. Herodotus en Thucydides waren goed, maar Xenophon bagger. Op de muziekles hetzelfde. Bach is de beste componist aller tijden, maar het gilde zat collectief in zijn maag met de vraag of Händel wel of niet “kon”, en Vivaldi was natuurlijk weer bagger. Je werd gebombardeerd met deze houding. Een van mijn leraren Nederlands propageerde dat Vondel rotzooi was, niet omdat hij dat zo graag wilde maar omdat hij niet anders kon, want het was zo. Alles wat op een “open mind” zou hebben geleken, werd op deze manier ontmoedigd. En men deed het niet omdat men zo autoritair was. Had men dat maar gedaan, want tegen autoriteit kan je je verzetten. Men deed het uit een soort angst of iets dergelijks. Echt snappen doe ik het nog steeds niet.
Dit alles ging samen met de ongelukkige gewoonte in die tijd (vaak genoemd door generatiegenoten) dat “er niets werd gezegd”. Je moest je weg vinden in een wereld van toespelingen, hints en lichaamstaal.
In de opvoeding werd de kleinste afwijking gediskwalificeerd als “ordinair”. Laatst sprak ik iemand die me vertelde dat ze om die reden het doodnormale woord “heet” niet mocht gebruiken. Ik viel van mijn stoel want ik had er nooit iets van gehoord, en ben gaan rondvragen. Een flink percentage van mijn leeftijdsgenoten blijkt met dat idee te zijn opgevoed.
Er zou nog veel over te zeggen zijn …
Een bekommernis die me als onderwijzer uit het hart gegrepen is. Op 2 september beginnen we er weer aan, met veel aandacht voor kennis, al voelt het soms als roeien tegen de stroom in. Ik huiver vooral voor de invloed van het bedrijfsleven, dat liefst zou zien dat het onderwijs zoveel mogelijk ingenieurs, economen, informatici en techniekers aflevert. Niet enkel in de humaniora, maar zelfs in de lagere school moeten we daarvoor op onze hoede zijn.
Vandaag deze in De Standaard:
https://m.standaard.be/cnt/dmf20190822_04571378
Dus die “focus op competenties” ellende speelt ook in België? Dat stelt me wel teleur..
Ga er maar van uit dat wij dezelfde fouten maken als Nederland, alleen net iets later. Zie ook het gedoe om nieuwkomers te dwingen dure inburgeringscursussen te doorlopen waar ze mogen kennis maken met de nog op te stellen Vlaamse canon.
Dit is me uit het hart gegrepen!
Een praktijkvoorbeeld: pas geleden antwoordde iemand die zojuist het VWO-diploma haalde op de vraag naar het begin van de Eerste Wereldoorlog met ‘Ehm, 1814 of 1914?’.
Feitenkennis is als een kapstok waar je meer jassen aan hebt hangen zodat je altijd de juiste kunt dragen.
Dat we niet (kunnen) weten wat we niet weten was voor Karl Popper een sterk argument tegen het histocisme en een van de bouwstenen van zijn wetenschapstheorie.
Het probleem is ten dele dat we wél kunnen weten wat we niet weten. De mensen van het museum zouden best even een niet-archeoloog hebben kunnen vragen, zoals ik kan bedenken dat België inzichten bezit die Nederland niet bezit.
Voorbeeld: tijdens de Week van de Klassieken (thema: migratie) zou een presentatie zijn in Spui25. De organisator zocht een moderator die nog nooit over isotooponderzoek heeft gepubliceerd maar toch ja zei. Zowel de organisator als de gevraagde moderator hadden kunnen weten dat ze onvoldoende wisten.
Het is echt niet zo moeilijk om de known unknowns te herkennen.
De known unknowns zijn het probleem niet. Popper bedoelt dat bij iedere toename van kennis de horizon van het onbekende weer verder opschuift. En vanachter die horizon kunnen zomaar unknown unknowns opduiken.
Ik heb ooit iemand uit de life sciences horen beweren dat we 98% van de menselijke biochemie niet kennen, en dat we na tien jaar intensief wetenschappelijk onderzoek zullen moeten concluderen dat dat percentage is opgelopen tot 99%.
Om in te lijsten!
Deze uitbreiding (van 98 tot 99%) moet dan wel ‘known unknowns’ betreffen…
In de natuurkunde is de lijst van known unknowns nogal lang. Donkere massa, donkere energie, multiversum zijn slechts drie bekende voorbeelden.
Da’s evident (als in ‘without need for evidence’). Maar in de letteren en geesteswetenschappen ligt dat anders.
De vraag wat er in het onderwijs geleerd moet worden is een belangrijke vraag. Maar ook een die zeer moeilijk te beantwoorden valt, en al helemaal niet naar ieders tevredenheid. Want er is veel meer zinvols te leren dan er onderwijstijd is, en er moeten dus keuzes gemaakt worden.
Dat zagen we in 1986. De WRR publiceerde het rapport Basisvorming in het onderwijs. Een rapport dat qua degelijkheid en doorwrochtheid nergens in de wereld zijn gelijke had. Maar dat uiteindelijk niet tot voldoende keuzen kwam. 14 vakken zouden in het v.o. onderwezen moeten worden. Een wereldrecord, dat no 2 (het Engelse National Curriculum) ver achter zich liet. De Tweede Kamer vervolgens informeerde niet of het de regering in de bol was gelsagen maar voegde er nog een 15e vak aan toe.
Waarschijnlijk was die onderneming te groot. In de jaren erna startten veel meer bescheiden ontwikkelingen per vak, die wel tot bepaalde resultaten hebben geleid, In veel vakken zijn de doelen aangepast en daarbij horen vaak andere, meer eigentijdse inhouden. Maar dit is een resultaat van jaren ontwikkelingswerk van een groot aantal mensen die elkaar beïnvloeden, met elkaar ruzie maken en al rollebollend dan toch iets bereiken.
Je kunt dus niet even twee uitgangspunten noemen en denken dat je daarmee een nuttige bijdrage aan de discussie levert. De verleiding van dit soort grote stappen snel thuis is wel groot, maar meestal gaat dat fout.
Na mijn pensionering volg ik de onderwijsdiscussie amper, omdat ik vind dat je je daarna met andere zaken moet bezig houden. Wat Schnabel dus exact gezegd heeft weet ik niet, maar het neersabelen van de opvatting dat feitenkennis onbelangrijk is lijkt mij een stromanargument.
Ik heb nog nooit iemand die zich met de ontwikkeling van het onderwijs bezig houdt ontmoet, die serieus vond dat in het onderwijs niet ook feitenkennis aangeleerd dient te worden. Iedereen snapt de overwegingen die Jona noemt.
Volgens iemand in het onderwijs die nog niet met pensioen is is er geen sprake van een stropop:
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/voorstellen-van-de-commissie-schnabel-zijn-verzameling-holle-retoriek~bbc5349b/
“Hij [Schnabel – FrankB] pleit juist voor minder feitenkennis. Want feiten kun je opzoeken. Op internet. Zoals rekenen met een machine. Ook mag het aantal vakken minder. Denk aan aardrijkskunde, biologie, geschiedenis, tweede en derde vreemde talen.”
Nou is de VK uiteraard niet al te betrouwbaar meer. Dus hier is nog iemand in het onderwijs die nog niet met pensioen is:
https://wij-leren.nl/ons-onderwijs-2032-hoe-verder.php
Als dat niet genoeg is heb ik dit nog voor u:
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/01/23/eindadvies-platform-onderwijs2032-ons-onderwijs2032
Vandaag heb ik even geen zin om het zelf door te nemen, ik ben een beetje moe.
Dank u voor deze laatste link. Het was dus inderdaad een stroman argument. Ik weet niet wat de Volkskrant geschreven heeft en nog minder wat Schnabel zei en me welke intentie. Maar de journalist had vast het advies niet gelezen. Want in de samenvatting lezen we (o.m.):
“Leerlingen maken zich de kennis van die domeinen op een diepgaande manier eigen: niet van alles een beetje, maar meer van minder. Ze leren kennis uit verschillende vakken met elkaar in verband te brengen aan de hand van maatschappelijke vraagstukken. Scholen brengen hun leerlingen behalve kennis ook vakoverstijgende vaardigheden bij, die eveneens tot de vaste basis behoren. Het gaat om leervaardigheden, creëren, kritisch denken, probleemoplossend vermogen en samenwerken. ”
Ik word ook wel eens een beetje moe van dat eeuwige geklaag over wat er tegenwoordig allemaal niet meer geweten wordt. Zonder daarbij op te merken dat leerlingen van nu ook heel veel weten waar leerlingen van 30 jaar geleden geen idee van hadden. En vergetend hoe weinig je zelf ook nog maar wist toen je 16 was.
Feiten en jaartallen zijn wel degelijk belangrijk. Weer een goede blog, Jona.
Enkele voorbeelden:
– Nederland scoorde tot nu toe altijd laag bij het ‘concours’ voor Europese ambtenaren door gebrek aan feitenkennis. Nu het examen minder feitenkennis vereist sinds 2010, zijn er meer geslaagden, maar scoren ze toch nog te laag. Zie: https://www.nrc.nl/nieuws/2012/03/29/gezocht-nederlandse-eu-ambtenaren-1090012-a662805
– Destijds publiceerde de Volkskrant een kleine vragenlijst om de kennis van de nieuwe parlementariërs m.b.t. de parlementaire geschiedenis van Nederland te testen. Een parlementariër (ik noem geen namen) presteerde het om geen enkel goed antwoord te geven. In een talkshow (bij Sonja Barend) wist een nieuwe volksvertegenwoordiger zelfs niet hoeveel parlementariërs er in de Tweede en de Eerste Kamer zaten.
– Feiten en jaartallen zijn extreem belangrijk om de samenhang binnen de geschiedenis te zien.
Ook om de inbedding van de Vaderlandse Geschiedenis (NL) in de geschiedenis van de omringende landen. Je kunt bvb. niet begrijpen waarom de Honderdjarige Oorlog ontstond als je de feiten en jaartallen niet kent. En zo zijn er talloze voorbeelden te noemen.
Ik ben het dus volledig met je eens, Jona en zie, tot mijn genoegen, dat andere reageerders er hetzelfde over denken.
Het is natuurlijk goed dat leerlingen kritisch zijn over bepaalde samenhangen en oorzaken van dingen die in de geschiedenis hebben plaatsgevonden, maar die kritische houding kunnen ze pas aannemen als ze eerst de feiten kennen. In dat verband is wat FransL aanhaalt wel uiterst pijnlijk
Zoals A. Minis het zo treffend zegt: Zonder stevige basiskennis zwerf je rond in het luchtledige.
Zal ik ook even een kritische houding aannemen… ik moet bekennen dat ik de feiten over de Honderdjarige Oorlog heb moeten nazoeken op Wikipedia, maar na het (diagonaal) doorlezen daarvan kan ik alleen maar concluderen dat mijn beperkte hoeveelheid hersencellen wel zonder die ballast kan. Weten wie Jeanne d’Arc was is misschien nuttig vanwege de betrekkingen met Frankrijk, maar voor de rest heb je er als hedendaagse Nederlander vrijwel geen ene mallemoer aan. Prima wanneer je jezelf er in verdiept uit liefhebberij, maar nadrukkelijk niet geschikt om aan willekeurige leerlingen op te dringen.
Zelfde geldt voor de meeste onderwerpen in Jona’s blog: uiterst aangenaam om te lezen wanneer je in de stemming bent, zeker als je ooit op een gymnasium hebt gezeten, maar zonder die kennis functioneer je niet aantoonbaar minder.
Onze parlementaire geschiedenis is uiteraard een heel stuk relevanter maar ook hier moet je de grens trekken tussen de echt belangrijke feiten en de mineure weetjes waarmee alleen boreale ballen zichzelf op de borst wensen te kloppen. En wat dat Europese concours betreft: dat NRC-artikel maakt vooral duidelijk dat het zeker in de oude vorm een farce was. Als je op dit soort feitenkennis je beleidsmedewerkers selecteert, dan begin ik te begrijpen waarom de EU zo gebrekkig functioneert.
(Lees ‘De nieuwe ambtenaar’ van Ernest Claes, waarin een bureauchef in een uithoek van een ministerie in een existentiële crisis belandt wanneer ze hem vragen wat de sollicitanten moeten kunnen, en hij zich realiseert dat hij er zelf geen idee van heeft!)
“voor de rest heb je er als hedendaagse Nederlander vrijwel geen ene mallemoer aan.”
Valt mee. De Honderdjarige Oorlog is het omslagpunt in de West-Europese geschiedenis van het middeleeuwse feodale politieke stelsel naar moderne natievorming. En Jeanne d’Arc belichaamt de omslag in die oorlog. Die werd niet door haar beslist, maar door de technologische vernieuwingen in het Franse leger kort na haar dood.
Het einde van de Honderdjarige Oorlog betekende ook het begin van het Engelse isolationisme. We kunnen dit jaar zowat dagelijks in de krant lezen wat dat betekent. Hint: zes letters, begint met een b, eindigt met een t.
Tenzij men de achterhaalde visie aanhangt dat de Nederlandse geschiedenis van de rest van de wereld geïsoleerd kan worden hebben hedendaagse Nederlanders, net als Belgen, dus wel iets meer dan een mallemoer aan een beetje kennis van de Honderdjarige Oorlog.
“Hint: zes letters, begint met een b, eindigt met een t.” Fout. Het begint met een b, maar niemand weet hoe het eindigt.
+1.
Brexit heeft niets te maken met de honderdjarige oorlog of de – voor het heden veel relevantere – opiumoorlog, maar alles met 21e eeuws populisme, en het onverwerkte heimwee naar het british empire
Ach, u vaardigt een decreet uit zonder enige empirische onderbouwing. Wat is dat toch weer overtuigend. Dan is elke reactie meteen overbodig, behalve herhaling. Engels isolationisme begon na afloop van de Honderdjarige Oorlog. Wat eenvoudig valt na te gaan. Ik beweer noch meer, noch minder.
UIteraard sluit dit geenszins de twee door u genoemde factoren uit. Uw “maar alles” suggereert dan ook een vals dilemma.
En vergeet niet de prachtige jeugdboeken van Thea Beckmann over deze 100-jarige oorlog! Dankzij die boeken belandde ik in Normandië en Bretagne, op zoek naar de mensen en plaatsen die in de boeken beschreven waren (en verdomd, ik kwam alles ook netjes tegen).
En verder is er niks mis met feitenkennis, want je kunt het gebruiken als basis om op verder te bouwen. Want welke zoekopdracht in Google zou je moeten invoeren als je eigenlijk geen idee hebt waar het over gaat?
Wist u dat de 100-jarige Oorlog 116 jaar heeft geduurd – 1337-1453? Dat het eigenlijk een reeks oorlogen was? Dat hij niet los gezien kan worden van eerdere conflicten van zeg 1154-1297? Misschien wel vanaf 1066? Dat er ook na 1453 nog om de zoveel tijd strijd was tussen Engeland en Frankrijk? Dat het antagonisme tussen Engeland/GB en Frankrijk van 1689-1815 wel de 2e 100-jarige Oorlog wordt genoemd? Dat die dus ook langer duurde dan 100 jaar en een reeks oorlogen was? Dat de koningen/koninginnen van Engeland/Groot-Brittannië zich tot in de 19e eeuw koning/koningin van Frankrijk bleven noemen? Weet u waar de grens ligt tussen hen met een gezonde algemene ontwikkeling en nerdy freaks…?😩
Ik wel, met uitzondering van uw laatste vraag. Gelukkig heb ik niets tegen nerdy freaks.
Ja, het meeste wist ik wel. Daarom is die oorlog van groter belang dan alleen de 14e/15e eeuw en een spannend verhaal over Jeanne D’Arc. De kiem van alle conflicten tussen Frankrijk en Engeland begint eigenlijk al bij Willem de Veroveraar en gingen minstens door tot aan Napoleon.
@Roger van Bever. De “samenhang in de geschiedenis” is iha een intellectuele constructie, waarvan op het moment zelf zich geen mens bewust was.
Dat klopt, maar als we het betrekken op het verleden kunnen er wel degelijk ‘samenhangen’ gezien worden, zij het dat deze voortdurend voor nieuwe interpretatie vatbaar zijn. Met wat u zegt ben ik het overigens volledig eens. Hoe dichter je er met je neus bovenop staat, hoe minder samenhang met andere dingen je ziet. Jan Romein heeft dit goed verwoord met zijn zes fasen in de geschiedschrijving waarin de eerste fase, namelijk die van de ooggetuigen de minst betrouwbare is. Neem nu de Opstand tegen de Spanjaarden en het daaropvolgende ontstaan van de Republiek. Nog steeds worden er nieuwe dingen ontdekt of bekende feiten anders geïnterpreteerd dan tot nu toe het geval was. Pas na eeuwen heeft men soms voldoende afstand om een synthese van een bepaalde periode te maken. Daar komt natuurlijk nog bij dat de geschiedschrijving over een belangrijke gebeurtenis (Franse Revolutie, Dertigjarige oorlog, etc…) niet meer door één persoon kán geschreven worden. Er zijn voor iedere periode tegenwoordig subspecialisten, hetgeen dan weer leidt tot coördinatieproblemen om er een uitgebalanceerde eenheid van te maken. 😊
Een heel rare omissie in het onderwijsaanbod heb ik altijd gevonden dat in bijna geen enkel land een inleiding in het burgerlijk recht wordt gegeven, terwijl iedereen in zijn leven kennis daarvan aanzienlijk meer nodig heeft dan van welk historisch jaartal ook.
De ballast van het 19e eeuwse curriculum is nog steeds een blok aan ons been. Daar is heel moeilijk van af te komen, omdat iedereen die het er over te zeggen heeft, en erover meepraat, boven de leeftijdsgrens zit waar men verandering als achteruitgang beschouwt. (35 a 40 jaar)
“Een heel rare omissie …..”
Ja, daar ben ik het helemaal mee eens.
Maar ach, het gaat toch om competenties? Zoek het op op internet of stap naar een rechtswinkel; wie geld heeft huurt een dure advocaat [/sarcasme].
@FrankB. Toch Ons onderwijs 2032 maar eens lezen. Ik heb indertijd heel wat van dit soort documenten onder ogen gehad, en ik vind dit helemaal geen slechte. Dit advies geeft een duidelijk kader, komt eindelijk tot de zo noodzakelijke inperking van ons veel te brede onderwijsaanbod, maar vult dat kader zelf niet in. Wel is geïndiceerd hoe het in de praktijk ingevuld kan worden.
E.e.a. is wellicht wat te idealistisch, maar je kunt beter beginnen met de lat hoog te leggen
“Toch Ons onderwijs 2032 maar eens lezen.”
Zodra ik tijd heb, zin heb, er aan denk en niets leukers heb te doen (zoals mijn tijd verspillen op internet).
Dat is het voorrecht van de amateur, dat ik koester.
Verandering als een achteruitgang beschouwen heeft vermoed ik meer met generatie dan met leeftijd te maken. Mijn vader vond verandering moreel verwerpelijk, maar ik ben opgegroeid in een tijd waarin verandering en vernieuwing synonym waren met verbetering. De mensen die weer net iets jonger zijn dan ik zijn over verandering vaak zeer verontwaardigd. Wat wel met leeftijd te maken heeft is dat tieners en twintigers alleen nog maar maar theoretisch enigzins bewust zijn van verandering. De wijze middenweg van Jona: het is zeker niet zo dat er niets moet veranderen, maar hol niet achter elke nieuwe mode aan.
Goed punt
Geheel mee eens, Jona!
Globale feitenkennis, incl. jaartallen, is een belangrijk onderdeel van de geschiedeniskennis, of eigenlijk basale ontwikkeling.
Ik zie tot mijn vreugde dat 2 van mijn 3 kinderen met veel plezier tijdslijnen gebruiken, soms zelfs de boeken lenen die ik daarover voor hen kocht. Nr. 3 ziet voor 1940 een groot zwart gat en zou 1933 en Napoleon aan elkaar koppelen, ware het niet dat hij Napoleon aan Beethoven kan koppelen en daar weet hij het tijdsvak wel van. Tevreden zijn met kleine stapjes is ook iets waard, voor mij tenminste.