
De Oudheid is vaak kleurloos. De fleurige verf die er ooit voor zorgde dat standbeelden, reliëfs en tempels fonkelden in de zon, is in de loop der eeuwen verbleekt. Pas in de negentiende eeuw ontdekten kunsthistorici dat antieke sculptuur en architectuur buitengewoon bont beschilderd waren geweest. Het vooroordeel dat alles ooit was gemaakt van stralend wit marmer, leeft echter nog in talloze stripverhalen en films.
De antieke kleurenpracht is dan ook wat moeilijk voorstelbaar, maar een enkele keer beschikken oudheidkundigen over voorwerpen waarop de antieke kleuren zijn bewaard. Zoals op het Egyptische textiel dat momenteel, nu de coronasluiting van de musea voorbij is, wordt tentoongesteld in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
De expositie is alleen al een bezoek waard omdat het materiaal niet zo vaak wordt geëxposeerd. Blootstelling aan licht doet de kleuren immers vervagen.
Niet dat het allemaal bontgekleurd is. Het oudste voorwerp, een weefsel van een eeuw of vijftig oud, is bijvoorbeeld een onbeschilderd stuk linnen dat vooral opvalt doordat het weefsel zo verschrikkelijk verfijnd is. Linnen laat zich slecht kleuren. Pas toen de Egyptenaren wol in hun kleding waren gaan verwerken, begonnen ze hun textiel vaker te verven.
Zoals zoveel Egyptische voorwerpen komen ook de kledingstukken uit graven, die op enige afstand van de Nijl lagen en zich dus, anders dan de steden in het dal, bevonden buiten het bereik van de meanderende en overstromende rivier. Een van de pronkstukken op de expositie is het portret op een lijkwade van een man die in de eerste helft van de derde eeuw na Chr. moet zijn overleden.

De afbeelding toont niet alleen de overledene, maar ook de kleren die hij tijdens zijn leven droeg: een overkleed met verticale banden over een onderkleed met een halsdecoratie. Zowel de lijkwade zelf als de afgebeelde kleding representeren grote welvaart.
Dat textiel kostbaar was, blijkt ook uit het feit dat opgegraven kledingstukken niet zelden zijn hersteld. Een op papyrus geschreven overzicht van een nalatenschap vermeldt tussen de voorwerpen van waarde ook een kussen en een kledingstuk.
De expositie is belangrijk omdat ze in beeld brengt hoe weinig representatief de geschreven teksten uit de Oudheid zijn. Afgaand op de door een orthodoxe elite geschreven bronnen zou je bijvoorbeeld verwachten dat christenen sober leefden, maar in de praktijk namen de gelovigen in hun graven de duurste textiel mee. Het topstuk van de tentoonstelling is een complex weefsel met het verhaal van de aartsvader Jozef, dat zich – misschien niet helemaal toevallig – voor een groot deel afspeelt in Egypte.

Andere christelijke textiel was voorzien van heidense motieven zoals de wijngod Dionysos, die door de Grieken werd beschouwd als dezelfde als de god van de joden en christenen. Ook het oud-Egyptische teken anch, dat het leven symboliseerde, kreeg een christelijke betekenis. Romeinse jachtmotieven keren terug in christelijke afbeeldingen van Sint-Joris.
Wie de textieltentoonstelling heeft bezocht kan nog even doorlopen naar een tweede expositie, gewijd aan de resultaten van het Nederlands-Italiaanse onderzoek naar de begraafplaats bij de beroemde trappenpiramide van Sakkara. Dat grafveld is al in de negentiende eeuw onderzocht met technieken die we tegenwoordig zouden typeren als plundering. Men noteerde de vindplaats niet, terwijl dat informatie is waar hedendaagse wetenschappers veel aan hebben. De huidige onderzoekers willen de inmiddels weer onder het zand verdwenen graven terugvinden om alsnog de herkomst vast te stellen en de betekenis te reconstrueren die de voorwerpen ooit hebben gehad. Zo toont deze tweede expositie, even klein als leerzaam, niet alleen hoe de Egyptenaren dachten over hun doden, maar ook hoe de oudheidkunde voortdurend zichzelf bevraagt, bekritiseert en bijleert.
***
“Textiel uit Egypte” is nog tot 27 september te zien in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden; “Leven in een dodenstad” tot 22 november. Vanwege de corona-richtlijnen is online-reservering verplicht.
[Oorspronkelijk verschenen in het NRC Handelsblad op 23 juni 2020.]
Nog nooit in het RMO geraakt tot m’n spijt… Ik ga volgende maand eens kijken, bedankt vr de tip! The phoebus foundation van Fernand Huts, de eigenaar van het Antwerpse Katoennatie, heeft een majestueuze privécollectie ondergebracht in een eigen museum te Antwerpen; één van de blikvangers is een omvangrijke collectie archeologisch textiel, waaronder Koptisch, Egyptisch en Byzantijns… Zeker ook eens de moeite waard! Maar nu even niet, want Antwerpen is momenteel een oranje zone…
Zie alhier voor het museum: https://phoebusfoundation.org/deelcollecties/
De Katoennatie is echt een aanrader. Een andere belangrijke textielcollectie is die van de Abeggstiftung in Riggisberg, Zwitserland, een stukje ten zuiden van Bern. Wat de oudheid betreft een permanente tentoonstelling van o.m. twee spectaculaire wandbespanningen. https://abegg-stiftung.ch/collection/der-spaetantike-mittelmeerraum/ . Is momenteel geopend, volgens de website. Ook het museum in Turijn (eveneens open) heeft een zaal vol met opmerkelijk antiek textiel, https://museoegizio.it/en/ .
Even op de website van RMO gaan kijken; een een aantal van de tentoongestelde objecten zijn afkomstig uit de Phoebus foundation; ik dacht al dat ik een aantal zaken herkende… 😉 Ik vind het trouwens wat schandelijk dat ik nog niet in het RMO ben geweest, want de twee catalogi van het museum die ik heb, geven een beeld van een ronduit prachtige collectie… “Valkhof” heb ik wel al bezocht, met dank aan de aanstekelijke stukjes van Jona…
Reserveren is inmiddels niet meer verplicht en je kunt meteen de Romeinse tentoonstelling meepikken. Toch maar weer eens keer naar Leiden.
Heeft er iemand Von Däniken al laten weten dat die man uit Thebe een tuniek draagt met een juichende astronaut erop?
Dank voor dit. Als je het eenmaal ziet, dan is twijfel uitgesloten. De kunst is om het als eerste te zien. Wetenschap in actie! 😉
Treffend hoeveel Egyptenaren nog steeds dezelfde gelaatstrekken hebben.
Dat komt natuurlijk omdat ze buitenaardse astronauten als voorouders hebben – er waren er maar weinig en ze waren allemaal familie.
Het is echt zo. Bekijk bv. foto’s van wijlen Hosni Mubarak.
Dat van die astronauten is ook echt zo.
Dat had ik niet van je verwacht Frank.😉
Jona, mooie blog en prima foto’s!
Wat is dit weer een mooi stukje. Hartelijk dank hiervoor! En daarenboven veel waardering voor de niet aflatende ijver om de lezers ook tijdens de vakantiefietstocht te blijven verwonderen.
‘(…) komen ook de kledingstukken uit graven, die op enige afstand van de Nijl lagen (…) buiten het bereik van de meanderende en overstromende rivier.’
Om vervolgens – vele honderden tot enkele duizenden jaren later – door antiquairs te worden opgekocht en uit elkaar gehaald, omdat de kunstig ingewoven wollen versieringen afzonderlijk meer opbrachten dat het gewaad zelf, en niet zelden zonder provenance…
Gelukkig wordt ook dit aspect in de tentoonstelling belicht.
Het MET in New York organiseerde in 1995/96 een tentoonstelling over laat-antiek textiel. Zit veel Koptisch bij. Een mooi essay/catalogus is nog te downloaden:
https://www.metmuseum.org/art/metpublications/Textiles_of_Late_Antiquity?Tag=&title=&author=&pt=&tc=&dept=&fmt=
Onderstaand ook een deel uit een artikel bij een symposium over het bidden in een Koptisch klooster:
(Geeft meteen aan waarom textiel -met afbeeldingen- zo duur was).
—A story from the Apophthegmata about Antony the Great depicts him requesting help from God on how to escape accidie and the cloud of besetting thoughts. He is sent an angelic visitor who offers an illustration of ideal monastic practice: the angel, who for pedagogical purposes takes on Antony’s own appearance, sits down to work. After a while he stands up to pray, then sits back down to his weaving. Later he rises again to pray, and then returns to work. “Do this,” the visitor tells Antony, “and you will be saved.” So he did, and so he was.
—Standing for more extensive prayer should come only after completing three rows of weaving. John’s obvious concern is to establish a harmonious rhythm of the three elements of work, meditation, and prayer.
Thus when the classic textual sources speak of a certain monk’s practice of 50, 100, or more “prayers” in the course of a day, they mean 50, 100, or more units consisting of both recitation and prayer. Evagrius, for example, is claimed to have “done 100 prayers” each day, which means that he would stop for “prayer” (in the narrower, technical sense) every ten minutes.
—Just as the ascetics soaked palm branches in water to make them pliable for weaving, so mind and heart were steeped in the biblical Word until they, too, could be bent to God’s purpose.
Living for Eternity: The White Monastery and its Neighborhood. Proceedings of a Symposium at the University of Minnesota. By Columba Stewart.
En dan kwam ik nog het volgende tegen in mijn mapje ‘Kopten’:
Een artikel over Koptisch textiel met afbeeldingen van Christus en heiligen met een nimbus. Onderzoek ging over het hoe en wanneer toepassen van een gewone nimbus danwel een kruisnimbus. De kruisnimbus was het allerhoogste natuurlijk. Een afbeelding van de baby Jezus had nog een gewone nimbus en laat die er nou bijna precies zo uit zien als de afbeelding op bovenstaand doodskleed! Zou de gestorvene Christen geweest kunnen zijn?