
Ik blogde gisteren over de vraag wat een Romein was en wees erop dat er rond pakweg 70 v.Chr. twee definities waren: een bewoner van Rome en een inwoner van Italië, die het burgerrecht had van een eigen stad én een Romeins burgerrecht. De oude steden waren in feite gemeentes geworden.
In de daaropvolgende jaren deelden met name Julius Caesar en keizer Augustus het burgerrecht kwistig uit. Heel significant is dat Caesar de bewoners van de steden op de Po-vlakte maakte tot Romeinse burgers. Het gaf hem de mogelijkheid er legionairs (per definitie mensen met Romeins burgerrecht) te werven, zodat hij meer soldaten had dan zijn senatoriële tegenstanders. Augustus herhaalde het kunstje. De monarchie van Augustus was, met een beroemd woord van de oudhistoricus Ronald Syme, de wraak van de provincies.
Het burgerrecht werd ook uitgedeeld aan verdienstelijke buitenlanders. Als een stad Latijns burgerrecht bezat, kreeg iemand die burgemeester was geweest, automatisch het Romeinse burgerrecht. Ook soldaten die in de hulptroepen hadden gediend, kregen het burgerrecht, vaak in de vorm van een officiële akte die op een diploma was geschreven (zie boven). Kivilaz, de leider van de Bataafse Opstand, heette in het Latijn Julius Civilis, wat betekent dat zijn voorouders het burgerrecht hadden gekregen van Julius Caesar of Augustus. Civilis’ tegenstander Labeo heette voluit Claudius Labeo en zal begunstigd zijn geweest door keizer Claudius.
Er waren ook steden, de zogeheten coloniae, waar de hele bevolking het burgerrecht kreeg. Dat betekende ook de stichting van een Capitool-tempel, want wie Romein was, moest wel kunnen offeren aan de Romeinse goden. (Om die reden heeft Keulen, een verbastering van Colonia, nog altijd een kerk met de naam St. Maria im Kapitol. Als je de kerk binnenloopt, beklim je nog altijd het oude tempelterras.)
Het Romeinse burgerrecht was nu een persoonlijk privilege. Of je in rechtszaken altijd een beroep kon doen op de keizer, zoals vaak wordt beweerd, is niet helemaal duidelijk, maar je had het recht te dienen in de legioenen en kon dienen in de hogere ambten. Mocht je ter dood worden gebracht, dan bleef in elk geval de gruwelijke kruisdood je bespaard. Je betaalde ook mee aan de pensioenkas van de soldaten: daarvoor had Augustus de belasting op erfenissen ingevoerd die u uit onze eigen geschiedenis kent als Alva’s “twintigste penning”. In de loop van de twee eerste eeuwen van onze jaartelling verbreidde het burgerrecht zich naar de rijke elites van het imperium. Hoewel een van onze bronnen anders beweert, maakte het voor de staatsfinanciën vermoedelijk weinig uit toen keizer Caracalla (r.211-217) het burgerrecht aan iedereen verleende. Vanaf nu was iedereen Romein, mits vrijgeboren en mannelijk. Tegelijk bestond nog de definitie dat een inwoner van Rome een Romein was. Ongeveer zoals een Utrechtenaar kan wonen in Utrecht-Stad en in de provincie Utrecht.
De term bleef in gebruik als aanduiding van de onderdanen van de Byzantijnse keizer, die dus beter zou kunnen worden aangeduid als “keizer van de Romeinen”. De Karolingische, Ottoonse, Salische, Staufische, Luxemburgse en Habsburgse vorsten waren keizers van een “Rooms” rijk.
Na de kerstening werd “Romein” synoniem met christen. Het woord echoot voort in de aanduiding van de rooms-katholieken. “Romaioi” was nog vele eeuwen de aanduiding van de christenen op het Balkanschiereiland en in Anatolië. En daarvandaan werd “Rum” weer een gebiedsaanduiding: de sultan van Rum regeerde niet in Rome en niet over de christenen, maar over wat nu Turkije heet.
Kortom, zoals de vragenstellers opmerkten: het woord heeft nogal wat betekenissen. En dat wil dus zeggen dat de vraag anders moet worden geformuleerd.
[Later vandaag meer. Het diploma was de 255e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Twee kleinigheden. Alva eiste de tiende penning, dus tweemaal zoveel als de twintigste! Niettemin, altijd nog veel minder dan de Minister van Financiën thans van ons vraagt. Maar er staat ook veel meer tegenover.
En Utrechtenaar was vroeger een scheldwoord voor homosexuelen. Utrechters is beter.
Nope. Alva introduceerde een tiende penning (de Spaanse omzetbelasting), een twintigste penning (de oud-Romeinse successiebelasting) en een honderdste penning (een soort onroerende zaak-belasting).