
[Bij het schrijven van mijn boekje over de wedloop tussen de vervalsers en de onderzoekers van papyri, Bedrieglijk echt, kon ik altijd advies vragen aan prof.dr. Klaas A. Worp (KNAW). Hijzelf werkte in die tijd aan een geschiedenis van de Nederlandse papyrologie, waarin ook dr. Eefje Prankje Wegener voorkwam. Haar leven bleek interessant genoeg voor een eigen biografie (noot 1). Deze dagen dus een gastbijdrage van Klaas Worp.]
Dr. Eefje Prankje Wegener (hierna “EPW”) geniet bekendheid en waardering bij twee niet erg omvangrijke groepen bewonderaars: enerzijds bij papyrologen, anderzijds bij enkele Leidse “Lokalhistoriker”. Deze biografische schets bevat twee aspecten, enerzijds een beschrijving van haar werk en carrière als papyroloog en anderzijds de korte periode tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarin zij voor ir. H.A. van Oerle de belangrijkste bijdragen heeft geleverd ten behoeve van de totstandkoming van het zogenaamde “Register van de huizen in Leiden 1581-1585-1601” (noot 2). Haar biografie begint natuurlijk bij haar ouders, haar geboorte in Amsterdam en haar jeugd in Rotterdam en Wassenaar.

Haar ouders
De ouders van EPW komen uit twee ver uit elkaar gelegen (zelfs “diametraal” tegenover elkaar) delen van Nederland. Haar vader, Klaas Wegener (geboren op 18 december 1875 in Nieuwe Pekela), was stuurman, haar moeder, Pieternella van der Ploeg (geboren 10 oktober 1879 in Zierikzee). was misschien (volgens de terminologie van die tijd) “huisvrouw, zonder eigenlijk beroep”. Ze trouwen op 29 oktober 1906 in Amsterdam.
Hoe een jongeman van dertig uit Nieuwe Pekela in contact is gekomen met een jongedame van zevenentwintig uit Zierikzee, om dan vervolgens “halverwege ertussen” in Amsterdam te trouwen, is vooralsnog een mysterie. De aanwezigheid van vader Klaas in de hoofdstad is wellicht verklaarbaar uit het feit, dat hij eerst matroos, vervolgens stuurman en later kapitein was op een schip. Op achttienjarige leeftijd was hij opgenomen in het Binnengasthuis in Amsterdam. In het patiënten-register staat hij ingeboekt op 22 november 1893, op “zaal E, kostgeld” (noot 3). Als woonplaats staat vermeld “matrozen instituut”. Dit register vermeldt zijn “onderhoud”. maar het vertelt helaas niet, wat hem destijds mankeerde.

Zou het kunnen zijn, dat Pieternella van der Ploeg haar latere man daar ontmoet heeft? Een rol van de moeder als verpleegster in het Amsterdamse B.G. klinkt misschien zelfs onwaarschijnlijk, want het huwelijk vond pas 13 jaar na de ziekenhuisopname plaats (noot 4).
Een jaar na het huwelijk wordt op 28 september 1907 een eerste dochtertje, Cornelia Eefje, geboren. De eerste naam lijkt te verwijzen naar de moeder van moederszijde (Cornelia Hage) en waarschijnlijk zal de tweede naam “Eefje” van de moeder van vaderszijde (Eefje Schuring) komen.
Geboren in Amsterdam
Een jaar later werd op 30 november 1908, eveneens in Amsterdam, Eefje Prankje Wegener geboren. Bijzonder is dat deze tweede dochter wederom een vernoeming betreft, naar de moeder van vaderszijde (Eefje Schuring). De tweede naam “Prankje” is een werkelijk bijzondere verrassing. Het gaat namelijk om een meisjesnaam, die sowieso bijzonder weinig voorkomt. Wel kunnen op het (destijds geïsoleerd liggende) Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland een handvol attestaties van deze naam worden gesignaleerd (met name in de plaatsen Zierikzee, Brouwershaven, Dreischor, Ouwerkerk en Zierikzee) en dit gegeven kan wijzen op een vernoeming naar een familielid van moederszijde, die immers uit Zierikzee komt (noot 5). De precieze familierelatie i.v.m. een vernoeming is echter (nog) niet duidelijk. Hoe het ook zij, de naam is in ieder geval bijzonder.
Lagere school in Rotterdam
In het bevolkingsregister van Amsterdam is de informatie te vinden dat het gezin op 13 april 1909 vertrokken is naar Rotterdam.

Merkwaardig genoeg staat in hetzelfde register van Rotterdam de datum van 21 april 1909. Dat is echter de datum van inschrijving. Het kan dus goed, dat ze op 13 april zijn verhuisd en een week later zich hebben laten inschrijven bij de gemeente.
Volgens het Rotterdamse Bevolkingsregister verhuist het gezin naar Hooidrift 34a. Latere adressen zijn: Burgemeester Meineszlaan 18b, Bergselaan 89a, en (later) 85b.
EPW is één jaar oud als de familie gaat verhuizen. Tien jaar later wordt in Rotterdam nog een broertje Klaas Pieter geboren (15 april 1919). Normaal gesproken zitten beide dochters dan al op de Lagere School.

Vader Klaas is dan inmiddels opgeklommen van stuurman tot gezagvoerder. Zijn tochten beperkten zich niet alleen tot de binnenscheepvaart, maar gingen ook tot aan de Engelse kust (noot 6). Dat hij daarbij niet altijd even fortuinlijk was, blijkt onder meer uit een uitspraak van de Raad voor de Scheepvaart betreffende de stranding van diens stoomschip “Dorothea” op de Chesil Bank (liggend bij Weymouth, in het Zuidwest-Engelse graafschap Dorset) op 14 februari 1914 (noot 7). De kapitein had nagelaten te “loden”, terwijl het schip door een ondiepe vaargeul van minder dan 30 vadem ging. Uitspraak:
De Raad is van mening, dat het niet-loden te beschouwen is als een ernstige nalatigheid van de schipper, welke de stranding der DOROTHEA heeft ten gevolge gehad. De Raad straft mitsdien Klaas Wegener, schipper van de DOROTHEA, wonende te Rotterdam, door hem de bevoegdheid te ontnemen gedurende een termijn van vier weken als schipper op een schip als bedoeld in art. 2 der Schepenwet te varen.
Uit het bovenstaande blijkt, dat het onze schipper uit Rotterdam niet altijd “voor de wind” ging. Wellicht was deze uitspraak voor hem de achterliggende reden om uit Rotterdam te verhuizen en iets anders te gaan doen. Maar waarom de keuze op Wassenaar is gevallen, is nog niet duidelijk.
Na enig speurwerk op wiewaswie vind ik dat EPW’s moeder Pieternella van der Ploeg in 1879 te Zierikzee was geboren als de dochter was schipper Mels van der Ploeg en Cornelia Hage. Mels van der Ploeg en Cornelia Hage waren in 1872 getrouwd. Cornelia Hage overleed echter in 1888 toen Pieternella net 9 jaar oud was. Haar vader hertrouwde twee jaar later met de dienstbode Prankje van der Vaate.
Pieternella heeft haar dochter dus mede vernoemd naar haar stief-oma.
“Hoe een jongeman van dertig uit Nieuwe Pekela …..”
Dankzij de slechte naam die Pekela mede dankzij Elsevier heeft is ook dit aspect nauwelijks bekend. De populatie in de Groningse Veenkoloniën is erg mobiel en altijd geweest ook. Nieuwe Pekela heeft bv. ook een Deense burgemeester opgeleverd. Anderzijds woont in de regio opmerkelijk veel import.
Eind 19e eeuw had Pekela een bloeiende scheepvaart:
https://www.kapiteinshuis.nl
In de bloeiperiode waren er langs het diep een stuk of tien scheepswerven. De Pekelder scheepvaart was rond 1900 nog niet doodgebloed, dus het is niet verwonderlijk dat Klaas Wegener in Amsterdam terecht kwam.
AFrankB: Ook elders was men heel mobiel. Dat moest ook wel want in een tijd zonder sociale voorzieningen moest men daar naar toe waar werk was. Tenzij je de oudste zoon op de boerderij was of de mazzel had geboren te worden in een familie van stand en met geld of in een enkel geval met geld en zonder stand (dat laatste kwam dan vanzelf wel). Veel mensen waren dagloners- de naam zegt het al. En rara: die zijn er nu weer. Alleen noemen we ze nu flexwerkers.
@FrankB PS:: Leuk die scheepswerven in Pekela! Wist ik niet.
Ik ook niet voor ik in de regio kwam wonen.
“Ook elders was men heel mobiel.”
Ongetwijfeld – anders was mevr. Van der Ploeg ook niet in A’dam terecht gekomen. Er zijn bv. veel Friezen en West-Friezen in de Zaanstreek terecht gekomen tijdens de Industriële Revolutie in Nederland.
@FrankB: En van daaruit in de IJmond. De eersten kwamen rond 1886 vanuit de Zaanstreek mee met de papierfabriek Van Gelder toen die naar de oever van het Noordzeekanaal verhuisde. Later fungeerde de Hoogovens als magneet. Eerst voor werkers uit de Zaanstreek, daarna voor werkers de rest van Noord-Holland, daarna voor werkers uit heel Nederland, daarna voor werkers uit Zuid- en Midden Europa, en daarna werkers uit het Midden-Oosten. ’t Is hier de spreekwoordelijke smeltkroes. En dat past ook wel bij zo’n hoogovenbedrijf.
EPW lijkt te mede te zijn vernoemd naar haar stief-oma. De tweede vrouw van haar opa, de schipper Mels van de Ploeg, heette Prankje van de Vaate.
Van de Vaate is een Zeeuwse naam. In Zuid-Beveland was de Vaate en kom water midden in het dorp om het vee te drenken.
Marten Stol
Medellín, 4 augustus 2020
@ Klaas Worp
¨De aanwezigheid van vader Klaas in de hoofdstad is wellicht verklaarbaar uit het feit, dat hij eerst matroos, vervolgens stuurman en later kapitein was op een schip.¨
Misschien is de verklaring eenvoudiger, en volgt nauwgezet uw carriere-beschrijving: van matroos naar stuurman en gezagvoerder: ergo, van ¨Pollux¨ naar de ¨Prins Hendrikkade¨:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pollux_(schip,_1941)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kweekschool_voor_de_Zeevaart
Wellicht bestaan er nog registraties?
b.a.v.
jl
De schrijver constateert een verschil van een week tussen de uitschrijving uit Amsterdam en de inschrijving in Rotterdam. Ik ben betrokken bij een grote steekproef van 88.000 Nederlanders uit die periode en heb inmiddels geleerd dat noch de uitschrijfdatum, noch de inschriijfdatum ooit precies aansluiten. Ambtelijke vertraging is de meest voor de hand liggende verklaring. Bij aankomst in de nieuwe stad heeft de plicht tot inschrijving ook een kleine marge. Eigenlijk net als nu. Er is dus geen reden om daar iets bijzonders achter te zoeken.
@Klaas Worp vraagt zich af hoe een vrouw geboren Zierikzee een man geboren in Nieuw-Pekela in Amsterdam kan trouwen. Een enigszins amateuristische opmerking want de schrijver onderschat de grote geografische mobiliteit in de negentiende eeuw. Pieternella van der Ploeg was al op 25-04-1896 met haar ouders vanuit Zierikzee naar Amsterdam verhuisd. Van haar is geen beroep bekend. De vader had een winkel. De moeder van Klaas Wegener woonde ook in Amsterdam en hij zelf ook, Dan nog weten we natuurlijk niet hoe die twee elkaar in Amsterdam hebben ontmoet. Maar een mysterie lijkt me een wat te groot woord.
‘Loden’ is het peilen van de diepte met behulp van een zwaar voorwerp aan een touw. Gaat dat slap hangen dan heeft het ‘lood’ de bodem bereikt. Ik vermoed dat 30 vadem (ruim 54 meter, dus helemaal niet zo ondiep) de maximale lengte van het touw was. Wat Klaas Wegener werd verweten is dat hij het lood niet eens probeerde te gebruiken terwijl hij niet precies wist waar hij was (‘gegist bestek’) maar wel degelijk wist dat hij tamelijk dicht bij de kust moest zijn. Hij merkte pas dat de diepte inmiddels veel minder was dan die 54 meter op het moment dat de Dorothea aan de grond liep. Zo te zien gebeurde het bij hoog water, zodat het achteraf zeer veel moeite kostte om het schip weer vlot te krijgen: toen de verzekeraars het maanden later lieten veilen lag het nog steeds hoog en droog op de zandbank.
Kortom: Wegener was niet onfortuinlijk maar gewoon dom bezig, en ik vermoed dat hij daarna niet meer mocht hopen om ooit nog ergens als kapitein aan de bak te komen.
Voor de goede orde: ‘binnenvaart’ heeft er niets mee te maken. De Dorothea was voor die tijd een behoorlijk groot zeeschip: de maritiem-historische databank noemt Marbella en Bilbao als bestemmingen, en Wegener kwam dus nog wel een eindje verder dan de Engelse kust.
Hoezo lag Schouwen-Duiveland geisoleerd, Jona? Omdat er water omheen stroomde? Dan lag heel Nederland geïsoleerd. Water is juist een groot verbindingsmiddel, altijd al. En zeker voor iemand met een boot of schip.
Alleen had bijna niemand daar een boot, alleen de vissers en die legden gewoonlijk alleen in hun thuishaven aan…
Toegegeven, begin vorige eeuw kon je al per openbaar vervoer naar de grote stad. Met de stoomtram naar Zijpe, van daar met de boot naar Numansdorp en tot slot met een andere stoomtram naar Rotterdam-Zuid. De aansluitingen waren prima maar het kostte toch een halve dag en voelde bijna aan als een wereldreis. In de praktijk leefden vrijwel alle eilandbewoners zo geïsoleerd als wat.