
Natuurgodsdiensten zijn de oudste vorm van religie. Zegt men. Vóór de moderne wetenschap bestond verklaarde de primitieve mensheid namelijk alle natuurverschijnselen als goddelijk ingrijpen. En nog eerder, vóór de mens begreep dat er goden bestonden, zag de oermens overal vage en ambigue natuurkrachten. Althans, dat dachten antropologen en godsdiensthistorici aan het eind van de negentiende eeuw. Zij meenden ook dat de oermens de vruchtbaarheid van het land had geïdentificeerd met die van de vorst. Vandaar dat de Graalkoning in een verwoest land leefde zolang de wond in zijn lendenen niet was genezen.
Koningsmoord
In natuurgodsdiensten was het niet onlogisch ’s konings vruchtbaarheid zo geconcentreerd mogelijk in te zetten: als men elk jaar een andere heerser aanstelde, maximaliseerde men diens vermogen de natuur te doen uitlopen en de oogst overvloedig te laten zijn. Aan het einde van het jaar moest de koning dan dood. Vandaar dat in zoveel Griekse mythen en sagen de koning akelig aan zijn einde komt: Herakles verbrandde, Agamemnon bezweek aan bijlslagen, Pelias werd geslacht.
Een volgende fase in de ontwikkeling van de godsdienst was dat men inzag dat een jaarlijkse koningsmoord niet bevorderlijk was voor de bestuurlijke continuïteit. Daarom zouden de vroege mensen bij het voorjaarsoffer hun koning hebben vervangen door een zwakbegaafde of een krijgsgevangene. Anders gezegd, ze maakten iemand tot koning die ze konden missen. Uit Assyrië kennen we verschillende van dit soort substituutkoningen. Het is begrijpelijk dat zo’n man in zijn laatste dagen de bloemetjes nog eens buitenzette in de koninklijke harem. Later verving men dit mensenoffer door een symbolische executie. Vandaar dat caranavalsvierders in Brabant en Vlaanderen op de laatste dag van dit voorjaarsfeest poppen verbranden, die dan Prins Carnaval verbeelden.
Invloed
Dat dachten de antropologen en godsdiensthistorici dus aan het eind van de negentiende eeuw. De bekendste onderzoeker op dit gebied was James Frazer (1854-1941), maar er waren er meer, en het idee dat natuurgodsdiensten de oudste vorm van religie zijn, is nog altijd populair. Soortgelijke opvattingen zijn te vinden in T.S. Eliots Waste Land, in Robert Graves’ commentaren op de Griekse mythen, in de romans van Hubert Lampo.
Of denk aan de beschrijving van een “heilig huwelijk” in Dan Browns Da Vinci-code. De New Age heeft nog meer gespiritualiseerde erotiek toegevoegd. Ook de hedendaagse opvatting dat religiositeit steeds meer gaat over een “god van de gaten”, veronderstelt dat godsdienst van oorsprong was bedoeld om natuurverschijnselen te verklaren.
Kritiek
Dat staat echter maar te bezien. Omdat de oermensen geen teksten schreven, kunnen we moeilijk reconstrueren wat ze dachten. Zo gauw we wel beschikken over geschreven teksten, zien we een veelvoud aan goden, waarvan er vele weinig met de natuur te maken hebben, zoals de alomtegenwoordige beschermgoden van de koning en de oorlogsgoden. Veel godsdienstige gebruiken lijken overgangsriten te zijn geweest, die vooral een sociale functie hadden. Vanaf het begin was religie een complexe aangelegenheid en het is te simpel te doen alsof het louter natuurgodsdienst was.
Het zwakke punt van de reconstructie van oude natuurgodsdiensten is dat hierin zaken samenkomen uit culturen die niets met elkaar te maken hebben. Ze liggen te vaak te ver uit elkaar in tijd en ruimte. Ik illustreerde hierboven de theorie van Frazer met de middeleeuwse Graal, Griekse helden, Assyrische substituutkoningen en Vlaamse carnavalsprinsen. De wezenlijke vraag is: wat is vergelijkbaar en wat niet? Wanneer vergelijk je appels met peren? Of, deftig gezegd: wanneer mag je, als culturele elementen uit verschillende samenlevingen overeenkomsten vertonen, aannemen dat die voortkomen uit een gedeelde structuur?
Vergelijkingstheorie
In de negentiende eeuw hoopten historici nog dat ze de menselijke geschiedenis konden verdelen in enkele segmenten waarbinnen zaken vergelijkbaar waren. De marxistische opeenvolging van productiewijzen is de bekendste poging vergelijkingen wetenschappelijk aan te pakken. Ik heb over vergelijkingstheorie al eens geblogd.
De verfijning van dit soort schema’s verliep echter trager dan de groei van het aantal bronnen en archeologische vondsten. De wederzijdse kritiek van de wetenschappers belet hopelijk al te gekke ontsporingen, maar vaak rechtvaardigen oudheidkundigen hun vergelijkingen met niets meer dan de constatering dat er resultaat is. Dat is te simpel. Immers, een andere vergelijking zou wel eens méér resultaat kunnen opleveren.
Deze vergeetachtigheid is eigenlijk best problematisch. Omdat we geld maar één keer kan kunnen uitgeven, kunnen wetenschappers hun schijnwerpers op een beperkt aantal zaken richten en als burgers mogen wij verwachten dat dit optimaal gebeurt. Een goede vergelijkingstheorie is beslist een desideratum, al was het maar om duidelijk te maken waarom we weinig hebben aan brede generalisaties zoals die achter het idee dat natuurgodsdiensten de oude vorm van religie zijn geweest.
Sinds ik het onzinnige: als je iets vindt wat je niet kan verklaren heeft het waarschijnlijk een religieus doel, wat steeds in de archeologie toegepast werd, heb vervangen door: als je het niet snapt heeft het waarschijnlijk te maken met seksuele activiteiten, is alles ineens begrijpelijker! Ook bovenstaand prachtig beeld met twee gezichten/persoonlijkheden en één lichaam. Duidelijk toch?
We weten helemaal niets van oeroude religieuze voorstellingen van onze voorouders. We weten niet eens of ze toen al homini sapientes waren, of dat die voorstellingen al in een eerder stadium bestonden. Honden blaffen ook tegen de maan. We moeten in elk geval bedenken dat we maar het allerlaatste stukje van de menselijke ontwikkeling op dit punt kunnen overzien, niet meer dan een paar duizend jaar. 5000 jaar geleden is in dit verband heel recent. Waarom schilderden indertijd onze voorouders Lascaux? Niemand die het weet of kan weten. En ook dat is nog maar 17.000 jaar geleden, toen mensen al tienduizenden religieuze voorstellingen hadden. Het enige wat we met enige betrouwbaarheid kunnen veronderstellen is dat er – zeg – 50.000 jaar geleden een heel grote diversiteit geweest moet zijn. (en nog geen koningen, al dan niet voor een jaar) . En dat iedere algemene uitspraak die begint met: De mens dacht oorspronkelijk…., grote argwaan verdient.
Het is 19e eeuwers niet aan te rekenen dat ze dachten dat oude geschiedenis echt oud was, men had nog geen idee van de tijdschaal. Tegenwoordig hebben we daar wat meer kijk op, maar oude gewoonten zijn taai. De zon gaat nog steeds op, en oude geschiedenis gaat nog steeds over een tamelijk recente periode van ons verblijf op aarde.
Medellín, 2 augustus 2020 (sorry het is hier 7 uur vroeger 🙂 ).
@ Jacob Krekel
U stelt dat we ¨helemaal niets weten van … voorstellingen van onze voorouders¨.
Dat is juist het object van studie waar Jona onze aandacht voor vraagt.
1. We weten even zo goed ¨helemaal niets¨ van voorstellingen van onze na-ouders. Maar dat belet de futurologie niet om daarover hypotheses op te stellen en wetenschappelijke studie te verrichten. Daarbij is het juist relevant wél buiten vaste denkkaders om te denken, te bedenken en te fantaseren.
Niets is te gek of ondenkbaar bij het verkennen van het onbekende, behalve het heilige moeten van respect en eerbied voor al wat leeft, groeit en bloeit. Ethische toetsing, openbaar, transparant en reconstrueerbaar vooraf, en als ja/nee moment van besluitvorming.
Naast futurologen zijn vooral ook hedendaagse kunstenaars daar actief. En met vaak verrassende gevolgen.
(Hedendaagse kunstenaars kunnen eveneens retro-actief verkennen. Ook dat kan tot verrassende inkijkjes in voorstellingen van mensen leiden.)
Serendipiteit en Kairos zijn vaste bestanddelen van het wetenschapsbedrijf. Ontkenning daarvan leidt juist tot gemiste kansen en zelfs ontsporingen.
Elk pleidooi voor meer ruimte voor onderwijs, onderzoek en wetenschap, en juist ook voor fundamenteel onderzoek, zal met een groot en blij hart de historische juistheid en het belang van ruimte en tijd voor serendipiteit en Kairos erkennen en gepaard gaan met de luide roep om financieren.
2. Op uw ¨niets¨ valt goed af te dingen, Jona geeft een indrukwekkend aantal voorbeelden van zoekrichtingen in zijn vak.
Mag ik er nog twee aan toevoegen?
a. Aansluitend bij Jona’s waarschuwingen bij onvoldoende doordachte inzet van de vergelijkende methode en zijn niet helemaal uitgewerkte verzuchting omtrent het pogen van het structureel functionalisme (waaronder de verhalen van K. Marx c.s.) tot ¨systeem vergelijkingen¨ te komen bij te onderscheiden niveaux van technologie ontwikkeling en bijbehorende maatschappelijke organisatievormen, lijkt het me juist ook bij de hedendaagse oudheidkunde passen om die pogingen van structureel functionalisten wél te blijven volgen en waar mogelijk verder te ontwikkelen.
Inmiddels is er toch wel een vervolg gekomen op Lenski’s ¨Human societies¨ uit 1948 mag ik hopen?
Daarbij lijkt het me ook van belang dat we nog steeds, en uiteraard met de nodige slagen om de arm en met scherpe waarneming, vastlegging en analyse daarvan, in het hedendaagse ¨terug kunnen kijken¨ in de tijd… Ik doel op ¨human societies¨ die in het nu en volgens de normen van de oudheidkunde en de archeologie, nog steeds in het stenen tijdsperk, het brons tijdperk of het ijzer tijdperk verkeren. Ieder van ons kent voorbeelden, tezamen een enorme verzameling.
Daarnaast zijn er ook in de zogenaamde hedendaagse samenlevingen tal van verschijnselen waar te nemen die je aan het denken zetten. Ik hoef hier alleen maar de voordeur open te doen om uitingen van religieuze extase of idool aanbidding waar te nemen die voor een inwoner van Nederland niet elke dag zichtbaar zijn noch te ¨begrijpen¨.
En dan doel ik niet alleen op de manier waarop de RK kerk de traditie hier is binnengedrongen. Ik doel ook op Santería en op andere vormen van uit de 16e eeuw stammende rituelen en bijbehorende voorstellingen uit West Afrika, Angola en de Congo zowel aan de Caribische als aan de Pacific kust, en die ook mee-migreren naar andere delen van dit land.
(Van de indiaanse culturen is in Colombia helaas weinig heel gebleven, wel ¨iets¨ maar niet veel. Als ¨startland¨ van de Europese expansiedrift op dit continent. hielden de Europeanen hier zodanig huis, dat gruwelijk geweld nog steeds een basiskenmerk is van de hedendaagse Colombiaanse samenleving. Gabriel García Márquez geeft daar tal van voorbeelden van. Nog in de afgelopen maand maakte de VN bekend dat per kalenderjaar nergens ter wereld zoveel mensenrechten- en milieu-activisten om het leven gebracht worden, met motorzagen enzovoort, als hier in Colombia.)
Kortom: er is veel te zeggen voor ruimhartige multi-disciplinaire samenwerking tussen oudheidkundigen en sociale wetenschappers die actief zijn in structureel functionalisme.
Dan ook kunnen degelijke vergelijkende studies gemaakt worden, waarbij ¨Jona’s regels¨ in acht genomen worden.
b. Een heel andere manier is de werkwijze van psychologen bij het object van studie dat Jona aan de orde stelt. Het is wellicht een groot taboe in de hedendaagse oudheidkunde, maar men kan niet volhouden dat vanuit de psychologie en vanuit de psycho-analyse niet nagedacht en geschreven is over ¨voorstellingen van onze voorouders¨.
Totem en taboe staat vast ook bij Jona in de boekenkast.
Even afgezien van zin en onzin, van zinvol en loos gepraat en geschrijf, de studie naar de geschiedenis van de ontwikkeling van het menselijk brein en de zoektocht naar het mechanisme van functioneren daarvan, de reikwijdte ervan en vele andere aspecten, zijn wetenschappelijke activiteiten die op velerlei terrein toegepast worden en tot vermindering van menselijk leed geleid hebben.
De ogen voor dat deel van het wetenschapsbedrijf sluiten, betekent ook de ogen sluiten voor het wangebruik van die kennis, zoals in het geval van Cambridge Analytica en Facebook.
Het lijkt me dus niet onverstandig om ook de, wellicht in hedendaagse ogen onjuiste of knullige pogingen uit de eerste helft van de 20-e eeuw om tot benoeming van waarnemings- voorstellings- en interpretatie kaders van voorouders te komen, mee te nemen in het object van studie dat Jona benoemt.
Ik herinner daarbij aan het pleidooi van de Gulbenkian commissie (¨Open the social sciences¨, 1996) waarin gepleit wordt voor een veel verdergaande samenwerking tussen pyschologen en biologen. En daarbij de verschrikkelijke ontsporingen van de afgelopen paar honderd jaar op dat terrein niet vergeten en blijvend bestrijden. Ontsporingen die nu zelfs de uitkomst van ¨november¨ mede beïnvloeden.
Gelet op de mega-sprongen die nu per maand gemaakt worden in het verder doorgronden van de manier waarop ¨wiring¨ in het brein bepaald en gerealiseerd wordt. ook door omgevingsfactoren, ligt er wellicht nog een specifiek empirisch onderzoeksterrein braak: oudheidkundigen die via de scans van breinen van hedendaagse stenen, brons- en ijzertijdperk.st.ers in staat zijn om 10.000 jaar terug te kijken in de tijd.
Wie weet: over de oudheidkundige aspecten van comparatieve ¨brain-wiring¨ en menselijke voorstellingen.
Totem en taboe: over Freud is nog steeds niet het laatste woord gezegd.
“We weten niet eens of ze toen al homini sapientes waren”
Jawel hoor, kwestie van zuivere terminologie, wat u hier onkarakteristiek verzuimt. Homo Sapiens is niets anders dan een biologische soortnaam en paleontologie heeft uitgewezen dat deze soort ruim 300 000 jaar op Aarde rondloopt (bron: Engelse wikipedia, oudste vindplaats Jebel Irhoud, Marokko).
U bedoelt hoogstwaarschijnlijk dan ook iets anders, maar wat precies blijft onduidelijk door uw ongelukkige woordkeuze. Ik gok op een misplaatste analogie.
“We moeten in elk geval bedenken dat we maar het allerlaatste stukje van de menselijke ontwikkeling op dit punt kunnen overzien.”
Onzin. Kwestie van vindplaatsen vergelijken. We weten dat leden van Homo Sapiens al minstens 36 000 jaar geleden schilderde. Dat is een menselijke ontwikkeling.
“toen mensen al tienduizenden religieuze voorstellingen hadden”
Hier spreekt u uzelf gezellig tegen. Het ontwikkelen van religieuze voorstellingen door mensen is per definitie ook een menselijke ontwikkeling.
“en oude geschiedenis gaat nog steeds …”
Waarmee u in een cirkelredenering vervalt, doordat u uw eigen terminologie niet onder de loep neemt. Eén definitie van geschiedenis is
Geschiedenis in de ruime betekenis verwijst ook naar alles wat in het verleden heeft plaatsgevonden.
Die begint dus bij de Oerknal.
Dat er tussen toen en nu nogal wat flinke gaten zitten is nogal wiedes, maar dat rechtvaardigt geenszins uw nihilisme.
U kunt veel en veel beter dan dit.
“gespiritualiseerde erotiek”
Daar word ik impotent van.
“de hedendaagse opvatting dat religiositeit steeds meer gaat over een “god van de gaten.”
Er is maar één bewering die algemeen geldig is tav religieuzen: elke algemene uitspraak is een haastige generalisatie. De idee “god van de gaten” is afkomstig van ….. de evangelist Henry Drummond en de theoloog Dietrich Bonhöffer. Vooral de laatste vind ik het citeren altijd weer waard.
“how wrong it is to use God as a stop-gap for the incompleteness of our knowledge. If in fact the frontiers of knowledge are being pushed further and further back (and that is bound to be the case), then God is being pushed back with them, and is therefore continually in retreat. We are to find God in what we know, not in what we don’t know.”
(Sorry, ik ken het Duitse origineel niet).
“Man soll Gott in dem finden und lieben, was er uns gerade gibt.”
Bonhoeffer zag het “gevaar” in de poging om religie rationeel te rechtvaardigen. Het resultaat is dan een soort van poëtische religie. Daar gaat deze blog ook over: het idee avan natuurgodsdiensten is voor velen aantrekkelijk. We zien de planeten en de seizoenen en alles wat leeft en donder en bliksem etc, en wij vragen ons af: waar komt dat allemaal vandaan? Er waren eens Jehovas’s getuigen aan mijn deur en die vroegen: denkt u ook wel eens, dat het er allemaal als een wonder uitziet? Ik zei: ja dat denk ik ook wel eens. De Verlichting heeft een streep getrokken door dit soort fantasievolle denken: als je geen data hebt dan is het lege speculatie.
Weet je, die ideeën van Frazer (en de Cambridge Ritualists) gaan in laatste instantie over hoe mensen in elkaar zitten. Daarom waren ze zo verleidelijk voor dichters als Eliot en Graves en bijvoorbeeld ook Ted Hughes. Het is natuurlijk allemaal speculatie (en oké, speculatie op basis van gegevens die inmiddels vaak verouderd zijn), maar wees nou eerlijk, hebben de gammawetenschappers ons echt verder gebracht? In ieder geval is wat ze te melden hebben zelden maar bij benadering zo interessant.
Volgens mij is het probleem in de gammawetenschappen dat er wel interessante vragen zijn, maar geen goede modellen waarmee de observaties overtuigend verklaard kunnen worden. Zie bv de academische economie: is dat wel een wetenschap? En de psychologie beleeft een replicatie crisis; herhaling van het experiment levert een andere conclusie op, vandaar dat men het daar vaak over methodologie heeft. Dat ligt natuurlijk aan het onderwerp dat men bestudeert: mensen en menselijk gedrag.
Ik denk dat in elk geval binnen de oudheidkunde de wens ontbreekt om goed te modelleren. Ik ben nogal geschrokken van de reacties op pogingen daartoe: “Dat is geen geschiedenis” en dan de smoezen waarom men zich er niet in hoeft te verdiepen.
De vraag is of men de bedoeling heeft om de geschiedenis te begrijpen. Je kunt natuurlijk historische feiten verzamelen voor zover ze te vinden zijn, maar gaat het ook niet een beetje over: waarom ging het zo? Als je die vraag wilt beantwoorden dan moet je het wel over oorzakelijkheid hebben. Macht, frustratie, overmoed, kortzichtigheid, dat soort dingen.
Genau!
Dat lukt ons niet, hé.
Een kleine correctie: het meervoud van homo sapiens is homines sapientes.
‘…dat godsdienst van oorsprong was bedoeld om natuurverschijnselen te verklaren…”
Volgens mijn bescheiden mening ging het daarbij niet om het verklaren, maar om het gunstig stemmen c.q. afdwingen van bepaalde krachten (bijvoorbeeld de zon), zodat er voldoende voedsel en nageslacht zou zijn. Vandaar het offeren (koningen, kinderen, dieren, etenswaren e.d.)
Men verleent diensten c.q. offers aan de god of godheden teneinde iets te verkrijgen. Do ut des.
.
Helemaal mee eens!
Citaat uit de Nederlandse Wikipedia
‘Een offer (ook wel offerande), afgeleid van het Latijnse offerre ‘aanbieden’, is een geschenk, meestal aan een god, godin, of goden, maar ook aan andere machten zoals een fetisj of de doden. Het doel is te bedanken, goede gezondheid te krijgen, reiniging, hulp krijgen, vergiffenis vragen (een ‘zoenoffer’), enz. Het achterliggende principe wordt wel aangeduid met de Latijnse woorden do ut des: ‘ik geef opdat u (iets terug)geeft’.
Dat naarmate de homo sapiens zich meer ontwikkelde een steeds beter inzicht kreeg in wat de natuurkrachten betekenden heeft in wezen niets met godsdienst te maken. De toenemende kennis verminderde zijn angst en hij werd steeds minder afhankelijk van het gunstig stemmen van de goden. Hoewel ik in mijn (katholieke) jeugdjaren nog vaak meegemaakt heb dat er zogenaamde novenen (negendaagse gebeden) gehouden werden om bij God af te smeken dat een zieke persoon zou genezen. Of dat men de belofte deed ergens op bedevaart te gaan als een zoon/ dochter in zijn examen zou slagen.
Zie ook op Wikipedia onder ‘offerblok’
Overigens is “do ut des” een rechtsprincipe. Ik denk dat achter deze reductie van het heidense offer tot een transactie in feite een christelijk vooroordeel schuil gaat.
De Egyptenaren hadden het Hb-Sd, het Sed-festival. De farao moest ‘bewijzen’ dat hij het koningschap waardig was door te rennen. Het feest werd afgeschaft in dynastie III; na Djoser werd het voor zover ik weet niet meer uitgevoerd.
Het schijnt dat de offerdood van Hadrianus’ lieveling Antinous in de Nijl samenhangt met de voorstellingen rond dit Sedfeest. Dit feest diende voor de verjonging en vernieuwing van de farao.
Mij is onbekend of Antinous zelf de duik heeft genomen of niet.
Het netjes begraven van paarden en honden kun je nog beschouwen als een soort vermenselijking van huisdieren. Runder- varkens- en vissengraven zijn mij niet bekend, maar dat kan aan mij liggen. Maar aan het begraven van beren in Scandinavië (niet van elanden, en nog niet gedomesticeerde rendieren, eveneens jachtwild) moet men toch een magische of religieuze betekenis toekennen, welke is natuurlijk speculatie. Ook het repertoire van de grotschilderingen in Frankrijk en Spanje geeft aanwijzingen in die richting, de scandinavische rotstekeningen weer veel minder. Daarop worden elanden en rendieren weer wel veelvuldig afgebeeld.
Rituele rundergraven zijn u onbekend? Ook de gemummificeerde Egyptische apis-stieren?
Ik ben helemaal geen theoloog of filosoof maar mijn meerdere expedities in de diepe binnenlanden en tot in de uithoeken van Afrika (Oeganda, Kenya, Tanzania, Burundi, Kongo: Kivu en Pygmeeëngebied, Benin, Togo, Burkina Faso, Mali, Zuid Afrika) met nauw contact met de plaatselijke bevolking (sommigen hadden nooit een blanke gezien) leerde me duidelijk dat hun religieuze benadering vooral en uitsluitend de natuurverschijnselen, de voorouders, de voortplanting en de clan- en familie-aangelegenheden betrof. Ik ben er van overtuigd dat onze oeroude voorouders gelijkaardige “religieuze” voorstellingen hadden, net zoals er vandaag de dag nog tal van mensen zijn die de Covid 19 pandemie als een straf van een god zien.
“Ik ben er van overtuigd …..”
Ik ook, min of meer, maar het blijft een extrapolatie zonder enige empirische bevestiging. Zoals JonaL al schreef: “een andere vergelijking zou wel eens méér resultaat kunnen opleveren.”
Vanwege een pas opgelopen oogkwaal lees ik niet veel meer op mijn scherm, maar dit heb ik meegenomen. Interessant…maar weet u zeker dat u niet een en ander is ontgaan? Sprak u de taal van al die verschillende voksstammen?
Wij hadden telkens gidsen-begeleiders mee die de inlandse taal spraken, anders zou ik niet weten wat ik daar kwam doen.
Er is weinig op tegen om het als werkhypothese te gebruiken.
Het hele model hangt natuurlijk ook om de visie op religie als iets dat primair is om dingen te verklaren. Dat lijkt mij al een problematische want heel eenzijdige omschrijving van religie. Bij Harari (waarvan ik vermoed dat je die veel te slordig zal vinden om als historicus serieus te kunnen nemen, maar die ik als denker dan wel weer kan waarderen) is religie niet dat, maar is het een gedeeld verhaal om mensen te laten samenwerken, om het sociale leven te reguleren in een maatschappij die wat groter en complexer is dan een familie. Religie is in die zin een administratief en prescriptieve construct. Ik vind dat wel een betere omschrijving en verklaring, en het sluit ook meer aan op wat je beschrijft bij de oudere religies die we kennen.
Het thema van deze blog is niet zo politiek gevoelig, dus daarover kan men schrijven wat men wil.
Maar zie bv https://www.theguardian.com/commentisfree/2020/aug/04/rightwing-academic-freedom-policy-exchange-thinktank
De auteur heeft een cursus gemaakt over de economie en politiek van immigratie, dus dat was meteen raak.
Omdat het hier gaat over uit de duim gezogen conclusies gaat:
https://www.nature.com/articles/BF28089
“The feminist ‘philosopher’ Luce Irigaray is another who gets whole-chapter treatment from Sokal and Bricmont. In a passage reminiscent of a notorious feminist description of Newton’s Principia (a “rape manual”), Irigaray argues that E=mc2 is a “sexed equation”. Why? Because “it privileges the speed of light over other speeds is an ‘in’ word). Just as typical of this school of thought is Irigaray’s thesis on fluid mechanics. Fluids, you see, have been unfairly neglected. “Masculine physics” privileges rigid, solid things. Her American expositor Katherine Hayles made the mistake of re-expressing Irigaray’s thoughts in (comparatively) clear language. For once, we get a reasonably unobstructed look at the emperor and, yes, he has no clothes:
The privileging of solid over fluid mechanics, and indeed the inability of science to deal with turbulent flow at all, she attributes to the association of fluidity with femininity. Whereas men have sex organs that protrude and become rigid, women have openings that leak menstrual blood and vaginal fluids⃛ From this perspective it is no wonder that science has not been able to arrive at a successful model for turbulence. The problem of turbulent flow cannot be solved because the conceptions of fluids (and of women) have been formulated so as necessarily to leave unarticulated remainders.eeds that are vitally necessary to us”
De moderne gekte is niet te verzinnen. Feit is dat het veel moeite heeft gekost om tot de Navier-Stokes vergelijking te komen, en het is nog steeds niet bekend hoe die first principles afgeleid moet worden. https://www.claymath.org/millennium-problems/navier%E2%80%93stokes-equation
Niet gehinderd door enige kennis van zaken maar een beetje aankwekken. Niet dat dat wat uitmaakt, maar het is toch wel opmerkelijk dat zulke waanzin gepubliceerd wordt.