
Onlangs blogde ik over mijn lagere school in de Apeldoornse nieuwbouwwijk Zevenhuizen. Daar had ik natuurlijk ook aardrijkskundeles, waarbij we de Nederlandse provincies moesten leren. Van Groningen herinner ik me de zeehaven van Delfzijl, het kort daarvoor afgesloten Lauwersmeer, de scheepswerven van Hoogezand-Sappemeer, de gasbel bij Slochteren (inclusief bodemdaling – rond 1975 al bekend) en de ontginningen voorbij Veendam. En verder waren er producten met mysterieuze namen als aardappelmeel en strokarton. Het beroemde liedje Oost-Groningen van Drs.P. had voor mij dus een hoge herkenningswaarde.
Een week of wat geleden ben ik naar het Veenkoloniaal Museum te Veendam gefietst. Dat is een opvallend leuk museum en beslist de moeite van uw bezoek waard. Ik was vooral onder de indruk van de expositie over schippersvrouwen. Ik meende te weten dat het tegen eind negentiende eeuw een bron van trots was als een gezin voldoende inkomsten had om de vrouw des huizes vrij te stellen van betaald werk, en dat het behoorlijk taboedoorbrekend was dat rijkere vrouwen (zoals een Mina Kruseman) juist wél gingen werken. De zelfverzekerde Oost-Groningse schippersfamilies waren, zo leerde ik, een uitzondering. Misschien is het geen toeval dat Aletta Jacobs kwam uit Sappemeer. Hoe dat ook zij, de schippersfamilies waren rijk genoeg om de echtgenotes van de opvarenden niet te hoeven laten werken, maar toch was een derde van de schepelingen vrouw. Prachtige foto’s trouwens. Maar goed, ik kwam voor het strokarton.

Strokarton
Dat werd – een goede aardrijkskundeles is nooit weg – gemaakt uit strovezels. Zeg maar het niet-eetbare deel van een graanhalm. Het gehakselde stro belandde eerst, vermengd met kalk, in een bolkoker, die het mengsel enkele uren verhitte. Hierdoor braken de vezels.

De tweede stap was dat kollerstenen dit mengsel fijn wreven en het stro nog verder kneusden. De foto hierboven toont een model van een machine die meer dan manshoog was.

Het derde apparaat, dat hollander schijnt te heten, maalde het mengsel nog verder. Zo ontstond een rauwe pulp van kalk en haksel die werd gezeefd om haar te ontdoen van wat nog aan ongerechtigheden resteerde. Ik leerde dat dit vochtige mengsel bekendstond als strostof en door een buis vloeide naar een enorme machine, de strokartonbaan. Het Veenkoloniaal Museum toont een maquette, waarvan dit het begin is.

Zoals hierboven te zien ging het spul als een brede mat erin. Daarna ging het door allerlei persen om het vocht eruit te halen. Na te zijn gewalst droogde het op allerlei roterende, gloeiend hete cilinders, zoals hieronder te zien.

Het strokarton kwam uiteindelijk in rolvorm uit de machine. Hier is het halffabrikaat.

En verder
Daar bleef het niet bij. Andere machines konden het strokarton snijden en er bijvoorbeeld dozen van maken. Ik had me nooit gerealiseerd dat dat de doos eigenlijk een betrekkelijk recente uitvinding is geweest. Eind negentiende eeuw begon men producten niet langer los te verkopen maar in vaste hoeveelheden. Zeker als er opschriften en plaatjes op zo’n doos moesten, zo legde het museum uit, was het vervaardigen nog knap arbeidsintensief.

De opkomst van het plastic was één factor waardoor de vraag naar strokarton afnam. Een andere reden was de enorme watervervuiling. Net als de aardappelmeelindustrie loosden ook de strokartonfabrieken nogal wat eiwitten in de Oost-Groningse kanalen, waar een vervelende geur van moerasgas hing. U weet wel, rotte-eieren-gas.

Neergang
In de jaren zeventig dwong de Europese milieuwetgeving de industrie schoner te worden. Een van de antwoorden was karton te maken van oud papier. Toen de goede doctorandus er in 1973 een liedje aan wijdde, was de industrietak al op z’n retour.
Tegenwoordig zijn de fabrieken gesloten. Bovenaan dit blogje plaatste ik een foto van de onderneming die het het langste heeft uitgehouden, in Oude Pekela. Er is nu een bedrijf gevestigd dat hennep verwerkt. Daar tegenover …

… staat de villa waar de fabrieksdirecteur heeft gewoond. Uiteraard ten westen van het kanaal, zodat de bewoners geen last hadden van de stank van het afvalwater. Het is een kast van een huis, wat bewijst dat er met strokarton goud geld verdiend is geweest.
Mijn overgrootvader uit Sappemeer was schipper op een tjalk, maar zijn vrouw moest werken, aan de lijn voor het schip. Ze is gestorven aan TBC, en toen was het schippersbedrijf kapot. Hij emigreerde naar Emden, en mijn grootvader werd opgevoed door een tante in Jagerwijk.
Zijn vrouw, mijn grootmoeder, zij had alleen lager onderwijs genoten, heeft toen zij weduwe werd in de zestiger jaren een zeereis naar haar geëmigreerde broer in Australië gemaakt. Ik vond haar reisverslag een uitstapje in Egypte.
“We waren al gauw buiten Port Said, er liep een mooie asfaltweg tussen kale geel grauwe vlakten, met hier en daar een lemen hut, ik dacht dat hier rijst en mais werd verbouwd.
Na misschien 5 a tien KM werd het meer bewoond, als je het van boven zag (de hutten) leken het mestvaalten. Het waren kleine vierkante grauwe optrekjes, met vierkante raampjes, de mensen kunnen er nauwelijks in staan, rondom kindertjes vrouwen geiten.
De mannen bewerkten de grond met houwelen en houten ploegen, er waren ook koeien maar vreselijk mager. hele kudden schapen meest zwarte.
Bij iedere kleine nederzetting duiventillen /^\ spitse lemen gebouwtjes met in de top openingen.
Dat was aan de overkant van de Nijl, in het water oude houten schepen, net pramen, met grote uitgestrekte grauwe zeilen, er liepen mannen in lange grauwe gewaden voor, vijftig jaar geleden liepen ook langs het Winschoterdiep, mannen en vrouwen diep gebogen hun schip te trekken, maar dat er nu nog mensen leven, in zulke erbarmelijke omstandigheden, dat heeft me verwonderd.”
Wow!!
Mijn vader begon lang geleden als fabrieksarbeider bij de V.C.F., later Vedena te Veendam (een site over deze en andere fabrieken: http://demensenvandestrokarton.nl/). Men wist dat hij sávonds studeerde dus toen er mensen op de administratie nodig waren werd hij hiervoor gevraagd. Hij kende mijn moeder al maar wilde hij in aanmerking komen voor een huurwoning van de fabriek dan moest er wel getrouwd worden. Met wat nieuw aangekochte cocosmatten, een kolenkachel, en door de beide families aangedragen meubilair werd de fabriekswoning op tijd betrokken voor mijn geboorte. Ik herinner me inderdaad nog de stank die als een deken over de Veenkolonieen lag. En de eindeloze kale verten zoals op de Langeleegte waar je altijd wind tegen had op de fiets. Het landschap van de Veenkolonien is behoorlijk veranderd: het water in de kanalen is schoon en bomenaanplant breekt de wind op fietstochten in het steeds mooiere landschap. Dus als men nu in mijn omgeving bomen kapt omdat het landschap historisch er niet zo uitzag dan vinden deze puristen mij niet aan hun zijde. Voor mij hoeft het landschap geen standbeeld te zijn, frozen in time.
Ik hoop dat je in het mooie Veenkoloniale Museum ook iets meegekregen hebt van het werk van John Smit en zijn Werkgroep Prehistorie https://www.veenkoloniaalmuseum.nl/nl/in-het-museum/activiteiten/museumarcheoloog-john-smit-1952-1997. Ik ben twee keer mee geweest op een veldexcursie van zijn groep, een keer toen hij nog leefde. Hij was de eerste die me weer liefde liet voelen voor het landschap wat ik tot dan alleen maar negatief had ervaren. Hij leerde ons tijdreizen, niet alleen naar het Paleolithicum maar wanneer dan ook. Het verbaast mij nog steeds hoeveel mensen er af komen op lezingen in het Veenkoloniaal Museum. Of het nu over middeleeuwse steenhuizen of ijstijden gaat!
Het is fijn fietsen in Zuid-Oost Groningen. Ik houd van de afwisseling. Want wie wil weten hoe de eindeloze kale verten aanvoelen kan bv. tussen Zuidwending en Meeden terecht (wie het op wil zoeken: Noorderweg en Zuiderweg). Zelf vind ik het wat fijn dat het hooguit een kwartier fietsen kost om er aan te ontsnappen.
“vinden deze puristen mij niet aan hun zijde”
Ah, de hypocrisie van puristen – nog maar 450 jaar geleden was het gebied een eindeloos ondoordringbaar moeras. Die eindeloze kale verten zijn helemaal niet zo historisch.
Dit is toch veel leuker:
http://www.prachtigpekela.nl/nieuws/39195/Brandweer-redt-ree-uit-Pekelerhoofddiep-Oude-Pekela.html
JonaL is hier langs gefietst, want de strokartonfabriek en de villa van de foto’s staan aan dezelfde straat.
Zelf ben ik een ree tegengekomen toen ik over bovengenoemde Zuiderweg fietste (ik had wel mooi bekeken dat ik de wind in mijn rug had, dank u wel – bovendien scheen de zon).
“hoeveel mensen er af komen op lezingen”
Mij niet, de geschiedenis van de Veenkoloniën en Westerwolde is heel boeiend. Wat de landelijke media bv. niet haalt: de werkloosheid is in de anderhalf, twee jaar voor de coronacrisis enorm afgenomen door de oplevende vraag naar technisch personeel (inclusief lager geschoold). De laatste cijfers ken ik nog niet.
Zelfs Bob Dylan is er nog wezen fietsen toen hij een concert gaf in Groningen in de jaren 90. Het landschap deed hem denken aan het Minnesota van zijn jeugd.
“In de jaren zeventig dwong de Europese milieuwetgeving de industrie schoner te worden. ”
Een andere factor is dat de Engelse, dwz de belangrijkste markt weg viel. In dit verband mag een bekende CPNer niet ontbreken:
http://demensenvandestrokarton.nl/problemen-moeten-niet-worden-opgelost-over-de-ruggen-van-de-arbeiders/
Mooi dat hij opkwam voor de arbeiders, maar het was in 1969 wel zoiets als protesteren tegen de zwaartekracht.
Vraagje voor Frank: Waarom viel de Engelse markt weg? Had dat een speciale reden afgezien van het feit dat de hoogtij van dit soort karton sowieso voorbij was?
De Engelsen stapten over op ander verpakkingsmateriaal.
Off topic: De Ideale Wereld laat ook haar licht schijnen over de huidskleur van Jezus. https://youtu.be/kjn1Nhgy7Uk
Briljant.
De laatste strokartonfabriek was OKTO te Winschoten in 1980.