Mina Kruseman

Mina Kruseman? Die dacht ik te kennen. Dat was een van de eerste feministes. Ze was ook de actrice die Multatuli’s Vorstenschool gespeeld kreeg en zelf de hoofdrol voor haar rekening nam, die vervolgens ruzie kreeg met de auteur over de royalties en die Douwes Dekker het briljant geformuleerde commentaar ontlokte dat één Multatuli blijkbaar slechts een vijfde Kruseman waard was. Ik meende verder te weten dat ze het conflict met Multatuli naar haar hand had weten te zetten, domweg doordat ze beschikte over meer mensenkennis. Het optreden van Kruseman in Marc van Oostendorps zaterdagse Multatuli-cursus op Neerlandistiek had me weinig aanleiding gegeven dat beeld beslissend te herzien en ik was eigenlijk wel nieuwsgierig toen Van Oostendorp verwees naar de Krusemanbiografie van Annet Mooij, Branie. (Full disclosure: ik heb Mooij twee of drie keer ontmoet.)

Nou, ik wist dus niks. Ja, Kruseman bewerkstelligde op het toneel de doorbraak van Multatuli en die was het oneens met haar over het geld, maar het conflict eindigde in een debacle voor haarzelf: het toneelgezelschap ontbond haar contract en verving haar door een andere actrice. Dat was echter maar een deel van de mislukking. Ze had geprobeerd een meer natuurlijke speelwijze te introduceren in het Nederlands toneel en dat was hiermee eveneens mislukt.

Na een wraakzuchtige autobiografie – eigenlijk, zo begrijp ik, meer een brievenboek – reisde ze af naar Nederlands-Indië om vele jaren later verder te verhuizen naar Parijs. Nederland was te klein voor én Multatuli en Kruseman.

De Indische jaren vormden niet Krusemans eerste verblijf in de Indië, waar ze haar jeugd al had doorgebracht. Ook bleven haar omzwervingen niet beperkt tot Noordwest-Europa en koloniën, want ze heeft eveneens geprobeerd in Amerika carrière te maken. Naar eigen zeggen was ze vrij succesvol als zangeres maar bleef een doorbraak uit doordat het culturele leven werd beheerst door allerlei kongsis.

Aan haar Amerikaanse avontuur verbond ze een duidelijke conclusie: ze wilde financieel zelfstandig zijn en dat betekende dat ze vooral betaald werk wilde hebben. Dat maakte haar tot feministe, al was ze geen ijveraar voor bijvoorbeeld voor het vrouwenkiesrecht en was ze minstens evenveel pacifiste als feministe. Voor zover het ging om haar eigen doel – een vrouw moest kunnen werken en economisch vrij kunnen zijn – wilde ze ook beter onderwijs en in de destijds spelende discussie of meisjesonderwijs algemeen moest zijn of gericht op specifieke meisjesberoepen, koos ze voor het meer radicale standpunt.

Ze gaf haar visie op de te hervormen maatschappij vorm als zangeres, actrice en schrijfster – en dat in diverse genres. Maar vooral: Kruseman was een soliste.

Een verenigingsverband zou te veel afleiden van de kwestie waar het om ging, of, beter gezegd, waar het óók om ging: haar eigen persoon. Kruseman had evenmin als Belle van Zuylen talent voor ondergeschiktheid, noch aan andere personen, noch aan een zaak. Bij Kruseman ging dit echter nog een stapje verder: zij had namelijk ook geen talent voor nevengeschiktheid. Zij was niet tot echte samenwerking in staat.

Aldus Mooij, die zo aangeeft waarom Kruseman van tijd tot tijd grandioos mislukte én de aandacht trok. Aandacht trok ze echter niet alleen met haar solisme, in een tijd waarin allerlei verenigingen ontstonden waar ze zich bij had kunnen aansluiten, maar ook met het radicalisme waarmee ze haar standpunten uitdroeg. Ik was vooral gefascineerd door haar visie op het Nederlandse culturele leven in de negentiende eeuw, waarover ze in 1873 een openbare brief publiceerde. De Nederlandse smaak, zo schreef Kruseman, was kleingeestig, de critici speelden op veilig en vertrouwden minder op het eigen oordeel dan op reputaties, gemaakt in het buitenland.

Dat was nog maar het begin van de controverse, want sommige media spraken haar tegen en daarop klom Kruseman opnieuw in de pen. Ze haalde allerlei voorbeelden aan, onder andere het feit dat Felix Meritis de selectie van zangers en musici overliet aan iemand die doof was. Dit vond de directie van de Amsterdamse instelling dan weer onkies. De directie wees erop dat de man in kwestie heel gewaardeerd was.

“Dat was geen sterke verdediging,” gromt Mooij, “meer een beroep op eigen achtenswaardigheid.” Kruseman kwam hier in een situatie die ik wel vaker zie: iemand wil een probleem aan de orde stellen, overtuigt niet iedereen, krijgt kritiek, onderbouwt de eigen klacht en wordt vervolgens afgerekend op het gebrek aan goede manieren. Op sommige punten is in Nederland eigenlijk niet zo gek veel veranderd.

Deel dit:

8 gedachtes over “Mina Kruseman

  1. huibree

    Ja. Annet Mooij is een heel inspirerende biografe. Ik heb haar Kruseman-boek nog niet uit. Maar denk aan het fantastische ‘De eeuw van Gisèle’….

  2. FrankB

    “wordt vervolgens afgerekend op het gebrek aan goede manieren”
    De term “tone troll” is van Amerikaanse oorsprong.

  3. Martin

    Ja, 19e eeuw.

    In de biografie over Thorbecke van Remieg Aerts staat ook zo’n voorbeeld. Destijds was het nog gebruikelijk om geschiedenis op een filosofische manier (en nationalistisch) te schrijven. Thorbecke zat in een redactieraad. Daarin zat een andere prof die een historisch-filosofisch artikel had gepubliceerd. Thorbecke vond dat artikel complete onzin, want zo schrijf je geen serieuze geschiedenis, en publiceerde een reactie waarin hij het werk van zijn collega met de grond gelijk maakte. Dat vond de rest van de redactie heel ongepast.

    Over die dove man bij Felix Meritis staat er “De directie wees erop dat de man in kwestie heel gewaardeerd was.”. De directie zei niet dat hij zijn taak goed kon uitvoeren. Volgens mij is de sfeer pas in de jaren 1960 veranderd, althans in het Westen: tegen een prof kan je sindsdien ook gewoon zeggen dat je het niet met hem of haar eens bent. In Duitsland was de spreuk: Unter den Talaren Muff von Tausend Jahren:

    https://de.wikipedia.org/wiki/Unter_den_Talaren_%E2%80%93_Muff_von_1000_Jahren

    “Am 9. November 1967 fand an der Universität Hamburg eine offizielle Feier anlässlich der Übergabe des Rektorats von Karl-Heinz Schäfer an Werner Ehrlicher statt. Bei der Feier im vollbesetzten Audimax schritten die Lehrstuhlinhaber, alle mit Talaren (traditionellen akademischen Amtstrachten) bekleidet, eine Treppe hinunter, an der Spitze der alte und der neue Rektor.

    Gert Hinnerk Behlmer hatte das Transparent in der Innentasche seines Anzugs gefaltet.[5] Während der Prozession holte er es heraus, entfaltete es und trug es mit Detlev Albers vor der Prozession her.[6] Die Professoren konnten den Text nicht lesen und schritten weiter; die Pressefotografen hatten genügend Zeit, die Szene abzulichten. Der Ordinarius für Islamkunde Bertold Spuler rief daraufhin den Studenten zu: „Sie gehören alle ins Konzentrationslager!“[7] Er wurde dafür zeitweilig von seinen Dienstgeschäften suspendiert”

    Dat waren ander tijden: Porf. Spuler, die “u hoort allen in het concentratiekamp!” had geroepen, werd wel een tijdje gesuspendeerd.

  4. Robert

    “Op sommige punten is in Nederland eigenlijk niet zo gek veel veranderd.”

    Daar stem ik helemaal mee in.

  5. Is het elders beter gesteld wat die goede manieren betreft? En dan heb ik het niet over vakanties elders. Vaak is dan alles mooi en aardig, zelfs in oost-Groningen (meen ik echt, heb ervaring). Zolang geld kan verdiend worden is iedereen aardig. En dan nog het punt van ciltuur, die kan je makkelijk verkeerd interpreteren. En dat is niet zwartgallig bedoeld.

Reacties zijn gesloten.