
Vertalen kan op een heleboel manieren. Soms wordt ‘letterlijk vertalen’ als de beste manier gepropageerd, want dan ‘blijf je het dichtst bij wat er eigenlijk staat’. Maar dan is wel eerst de vraag: wat bedoelen we eigenlijk met ‘letterlijk vertalen?’ Vertalen is omzetten van de ene taal in de andere – maar het omzetten van wat? Woorden? Zinnen? Teksten? Betekenis? Dat maakt nogal wat uit – zoals we hieronder zullen zien.
In Johannes 2 staat het bekende verhaal van de bruiloft te Kana, waar Jezus tijdens een bruiloft water in wijn veranderd zou hebben. Over de eventuele historische kern van het verhaal gaat het hieronder niet. Interessanter is trouwens veeleer de functie van het verhaal binnen het Johannesevangelie. In de NBV21 luiden de eerste vier verzen van dat verhaal:
Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen hem: ‘Ze hebben geen wijn meer’.
‘Vrouw, wat wilt u van Me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’
Het woordje in vers 4 dat de NBV21 weergeeft met ‘vrouw’ is de weergave van het Griekse gúnai (γύναι). Niks mis met de NBV21, zou je dus zeggen. De NBV21 is de gereviseerde versie van de NBV (uit 2004). Wie Johannes 2.4 daarin opzocht vond datzelfde vers vertaald als:
‘Wat wilt u van me?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’
Dat is gek: het woordje ‘vrouw’ ontbrak. Hoe zit dat?
De verdwenen vrouw
De vertalers van de NBV hadden daarvoor indertijd een sterk argument: hun doel was de bijbel te vertalen in ‘hedendaags, natuurlijk Nederlands’. Een vrouw aanspreken met gúnai moge in het Grieks heel gewoon zijn, in het Nederlands is het dat bepaald niet. In de praktijk wordt ‘vrouw’ als aanspreekvorm voor een (bekend of onbekend) persoon van het vrouwelijk geslacht in het Nederlands nauwelijks meer gebruikt. Hoogstens nog voor iemands eigen echtgenote, maar ook dan niet zelden met een ondertoon van ironie of ergernis.
Is het gebruik van ‘vrouw’ als aanspreekvorm voor iemand van het vrouwelijk geslacht verre van hedendaags en natuurlijk Nederlands, in het Grieks geldt precies het omgekeerde. Daar is gúnai een volkomen normale manier om je tot een vrouw te richten, of het nu je echtgenote of een andere bekende of onbekende vrouw is. Met andere woorden, het woordje gúnai als aanspreekvorm voor een vrouw is een Grieks taalkenmerk, oftewel: idioom. Dat leidde in 2004 tot de conclusie dat de vertaling ‘vrouw’ onmogelijk was: anders dan in het Grieks zou het woordje in het Nederlands juist bevreemdend werken: archaïsch, ironisch, of als uiting van ergernis. Anders gezegd: met de vertaling ‘vrouw’ zou je de tekst een andere betekenis geven dan de door de auteur bedoelde.
Genegenheid
In 1843 verscheen het Greek-English Lexicon, samengesteld door Henry Liddell en Robert Scott (kortweg LSJ).Sindsdien beleefde het verschillende herdrukken, de laatste in 1968 en toen voorzien van een supplement. Als beginnend classicus voelde ook ik mij in 1973 gedwongen die enorme pil aan te schaffen; ik meen me een bedrag van 150 gulden te herinneren (een kapitaal voor een beursstudent). Sinds 1968 zijn er natuurlijk veel modernere Griekse woordenboeken bijgekomen. Niettemin is LSJ (dat inmiddels ook online is te raadplegen) nog steeds verreweg het meest uitgebreide Griekse woordenboek, door de eindeloos vele voorbeelden van een specifiek woordgebruik die het woordenboek telkens geeft.
Wat schrijft LSJ bij gúnai? Dit: ‘a term of respect and affection: mistress, lady’. Volgens de woordenboekmakers van 1840 drukt gúnai dus niet alleen maar uit dat je een vrouw toespreekt, het verwoordt daarbij ook eerbied en genegenheid. En genegenheid, dat past natuurlijk mooi bij iemand die zijn moeder aanspreekt, zoals Jezus doet in Johannes 2.4. Dan zouden we gúnai daar dus misschien het beste kunnen weergeven met ‘lieve moeder’, ‘beste vrouw’ of zoiets.
Maar dit verhaal heeft een staartje. Of eigenlijk twee.
Vrouw als aanspreekvormen
Staart nummer 1 is een belangrijk boek uit 1996, geschreven door de Engelse classica Eleanor Dickey. In Greek Forms of Address geeft Dickey de resultaten weer van een uitgebreid onderzoek naar Griekse aanspreekvormen. Uit haar boek blijkt dat gúnai (dat in de overgeleverde Griekse literatuur een kleine tweeduizend keer voorkomt) op zichzelf helemaal niet per se eerbied en genegenheid verwoordt: het is een volstrekt neutrale term, die je kunt gebruiken als aanspreekvorm voor elke volwassen vrouw. Ook een vrouw aan wie de spreker een hekel heeft, op wie hij neerkijkt, met wie hij ruzie heeft, die hij iets verwijt, kan in het Grieks probleemloos aangesproken worden met gúnai.
Dat gúnai ‘a term of respect and affection’ zou zijn, schrijft Dickey, “seems to be more polite than the evidence warrants and was perhaps influenced by the way that early classicists felt that women ought to be addressed.”
Ai. De heren Liddell en Scott waren er dus zonder meer van uitgegaan dat Griekse vrouwen vroeger natuurlijk altijd net zo beleefd aangesproken werden als de vrouwen in hun eigen tijd. En dus kon gúnai niet anders dan eerbied en genegenheid uitdrukken. Maar sinds 1996 weten we dus beter. Het is op grond van dat inzicht dat de NBV-vertalers in 2004 ervoor kozen om gúnai onvertaald te laten.
Vrouw bij wijze van distantie
Staart nummer 2 dateert uit 2015, en werpt toch nog weer een nieuw licht op het gebruik van gúnai in Johannes 2.4. Want het mag dan zo zijn dat het woord een neutrale aanspreekvorm is die je kunt gebruiken wanneer je je tot willekeurig welke vrouw op willekeurig welke manier richt, bij het gebruik ervan valt één ding op. In die bijna tweeduizend keer dat gúnai voorkomt, gebruikt een spreker het slechts twee keer als aanspreekvorm voor zijn moeder. Beide keren in het Johannesevangelie: in 2.4 en ook in 19.26, het eerste en het laatste optreden van Jezus op aarde. Dat geeft te denken.
In het Grieks spreek je je moeder aan met mêter, ‘moeder’, of bij haar voornaam. Maar gúnai noem je haar niet, want dat is een aanspreekvorm die je kunt gebruiken voor alle volwassen vrouwen, behalve voor je voor je moeder. Omgekeerd: wie zijn moeder aanspreekt met gúnai spreek tot haar alsof ze niet zijn moeder is, hij distantieert zich van haar. Dat is dus het effect dat Johannes beoogt, een effect dat naadloos aansluit bij de woorden die Jezus in Joh. 2.4 op dat woordje gúnai laat volgen: ‘Wat wilt u van me?’
Hoe vertaal je γύναι?
Ik ga hier niet verder in op waarom de auteur hier (en in 19.26) Jezus afstand laat nemen van zijn moeder. In plaats daarvan nog een paar woorden over hoe we in Johannes 2.4 (en 19.26) dat woordje gúnai eigenlijk zouden moeten vertalen. We moeten op zoek naar een neutraal woord waarmee je in het Nederlands elke volwassen vrouw kunt aanspreken, behalve je moeder. Zo’n woord bestaat: mevrouw.
Dat de vertalers van de NBV21 niet voor die vertaling hebben gekozen leggen ze uit in NBV21. De vertaalmethode toegelicht: het woordje mevrouw ‘past niet in het bijbelse decor, het wordt nergens in de NBV gebruikt.’ En ‘het is een veel te modern-burgerlijk en westers woord om Jezus in de mond te leggen.’ U mag zelf bedenken wat u van die argumentatie vindt.
Gunai onvertaald laten, zoals in de NBV was gebeurd, vonden de vertalers geen optie: het unieke gebruik van gúnai moest op de een of andere manier gehonoreerd worden. Wat er overbleef was ‘vrouw’. ‘De beste optie kun je het niet noemen’, schrijven de vertalers, ‘want het is zeker geen natuurlijk Nederlands. Maar het voldoet. Het is de minst bezwaarlijke oplossing.’
Zelf kijk ik nu al uit naar de keuze van de NBV71.
[Een gastbijdrage van Gert Knepper. Dank je wel Gert!
Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
Wat een boeiend artikel over de vertaling van ‘gunai’.
Ik heb de afgelopen jaren met interesse de vertalingen van OT en NT gevolgd en er veel over gelezen.
Ik moet zeggen dat ik de vertaling ‘mevrouw’ heel goed gevonden zou hebben. de vertaling van 2021 klinkt met te geërgerd in de combinatie met “wat wilt u van me”., De argumenten van de vertalers het zou te westers en te modern zijn) gaan wat mij betreft niet op gezien het effect dat de huidige vertaling heeft.
Bedoeling is: afstand, niet: ergernis.
Dank voor dit artikel.
Ah, ik wilde vragen wat er op “vrouwe” of “mevrouw” op tegen is. Omdat ik nul komma nul verstand heb van taalkunde aarzelde ik; maar inderdaad kreeg ik het idee dat de essentie van “gunai” afstand scheppen is – wat bevreemding tot gevolg heeft bij omstanders. Ik weet wel dat ik raar zou opkijken als iemand zijn/haar eigen moeder aansprak met “vrouwe” of “mevrouw”.
Dus dank u wel.
Inderdaad heel boeiend. Maar het is nog niet klaar. Maria kent haar pappenheimer, dus zegt ze tegen de ceremoniemeester: je moet direct doen wat hij zegt. En inderdaad, de ure is dan wel nog niet gekomen, maar toch komt hier het eerste teken waarmee Jezus zich openbaart. Maakt dat nog wat uit voor wat hij met gunai bedoeld kan hebben? Er zit toch wel een knipoog in
In de Willibrord wordt de aanhef ‘vrouw’ gebruikt wanneer Jezus zich tot zijn moeder (!) richt. Dit wordt gevolgd door: ‘… wat heb ik met jou te maken?’
In de bijbehorende voetnoot: deze afstand maakt duidelijk dat Jezus’ optreden in Kana niet bepaald wordt door menselijke banden, maar door het plan van de Vader. Zie ook Joh 4:34.
De afstand wordt hier dus bewust geschapen.
Door in een nieuwe (gemakkelijkere) vertaling de aanhef ‘vrouw’ weg te laten, doet men afbreuk aan tekst, inhoud en dus aan begrip van wat hier speelt.
Mede hierdoor is deze nieuwe vertaling een verarming in meer dan één opzicht.
in de laatste zin is het woordje ‘zou’ weggevallen en moet het gevolgd worden door “een”.
Gelieve te lezen: Mede hierdoor zou een nieuwe vertaling …
Excuses.
In de Statenvertaling, de enige tekst, want de trouwbijbel van mijn ouders, die ik ken, staat in Johannes 2, 4: Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb ik met u te doen? Mijne ure is nog niet nog niet gekomen. Volstrekt duidelijk lijkt me. Maar de interessantste zin staat in Johannes 2, 10 als de hofmeester het in wijn veranderde water proeft: en zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn op, en wanneer men wel gedronken heeft alsdan de minderen; maar gij hebt den goeden wijn tot nu toe bewaard. Kijk, aan zo’n wonder heb je nog eens wat, en de redenering van de hofmeester is volkomen herkenbaar.
Wat een boeiend artikel! Het gebruik van het woord ‘vrouw’ maar ook ‘dochter’ in Nederlandse Bijbelvertalingen, en het al dan niet bewust weglaten ervan, heeft me altijd geïntrigeerd. (Zie de legende onderaan voor de verklaring van gebruikte afkortingen.)
Dit viel me voor het eerst op tijdens mijn studie theologie aan het Grootseminarie te Brugge. En meer bepaald bij Mc 5:21-43, de perikoop over de genezing van een vrouw die aan bloedverlies leed en over de opwekking van Jaïrus’ dochter. Concreet in Mc 5:34 vermelden HSV, NB en WV ‘(mijn) dochter’, NBV21 nu ook ‘mijn dochter’, daar waar NBV zonder aanspreking bleef. Terwijl die aanspreking volgens de Nederlandse theoloog en predikant Egbert Rooze zaliger net cruciaal is voor een goed begrip van deze perikoop. Niet alleen noemt Jezus de beide vrouwen ‘dochter’, de tekst vermeldt ook expliciet dat ze allebei iets met het getal 12 te maken hebben. Dit kan volgens Rooze geen toeval zijn: de 2 dochters met hun 12 jaren schuiven als het ware in elkaar, het probleem van de ene is verweven met dat van de andere. (Zijn verdere uiteenzetting is razend interessant maar zou me nu te ver leiden.)
Bij het interpreteren van deze teksten moeten we altijd voor ogen houden dat dit niet noodzakelijk de woorden zijn die Jezus heeft uitgesproken. Wat we wel zeker weten is dat deze woorden door evangelisten werden neergeschreven, tientallen jaren na Jezus’ dood en verrijzenis. Met als enig doel: de lezers overtuigen dat Jezus de Christus is en Zoon van God. De evangelies zijn dus theologische teksten. Ze vonden het nodig om dit op papier te zetten omdat onder de toenmalige Jezusvolgelingen twijfels over Hem begonnen te rijzen.
Jezus die zijn moeder met het afstandelijke ‘vrouw’ aanspreekt moeten we m.i. dan ook theologisch interpreteren en in een ruimere context plaatsen nl. de nieuwe gemeenschap die Jezus heeft gerealiseerd. [Voorbeeld 1] In Lc 14:26 lezen we (NBV21) “‘Wie Mij volgt, maar niet breekt met zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zussen, ja zelfs met zijn eigen leven, kan niet mijn leerling zijn.” [Voorbeeld 2] In Mc 3:32b-35 (NBV21) “Toen er tegen Hem gezegd werd: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken U’, antwoordde Jezus: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ (…) en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en mijn zus en mijn moeder.’
In een samenleving waar familiebanden zeer sterk waren, moet dit ongetwijfeld een diepe indruk gemaakt hebben. Maar volgens de evangelisten staat voor Jezus geen enkele verhouding of (familie)band boven het volgeling-zijn van Jezus. De identiteit van de leerling wordt op de 1e plaats bepaald door zijn verbintenis met de nieuwe gemeenschap die Hij heeft gecreëerd. In Joh 2:4 (NBV21) “Vrouw, wat wilt u van Me? Mijn tijd is nog niet gekomen.” neemt Jezus ook hier afstand van zijn moeder en van het moederlijk gezag. Want het is zijn hemelse Vader die beslist wanneer het moment is gekomen om te handelen. Niet alleen zijn leerlingen maar ook zijn eigen moeder begrijpen de ware toedracht van Jezus (nog altijd) niet, zoals zo vaak in het NT blijkt.
Het ‘probleem’ van de (te) vrije interpretatie van de NBV-vertalers, in casu het weglaten van de aanspreking ‘vrouw’, werd trouwens in NBV21 niet overal ‘rechtgezet’. Wellicht hebben de vertalers daar wel goede redenen voor. Ik geef twee voorbeelden.
Joh 8:10 (perikoop over de overspelige vrouw). HSV: “Vrouw, waar zijn die aanklagers van u? Heeft niemand u veroordeeld”? Ook zo in NB en WV, maar géén aanspreking in NBV noch NBV21.
Meer frappant vind ik de aangrijpende tekst over de verschijning van de opgewekte Christus aan Maria Magdalena in Joh 20:13,15. HSV: “[de twee engelen] zeiden tegen haar: Vrouw, waarom huilt u?” (…) “Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huilt u? Wie zoekt u?” Evenzo in NB maar de aansprekingen met ‘vrouw’ ontbreken volledig in WV, NBV en NBV21. Terwijl ik me kan inbeelden dat de evangelist ook hier bewust afstand wil creëren tussen enerzijds (de aardse) Maria en anderzijds de (hemelse, transcendente) engelen en (de opgewekte dus voortaan ook transcendente) Jezus. Zij maken haar duidelijk dat haar band met Jezus vanaf nu helemaal anders is. Jezus wil niet dat Maria haar geloof baseert op een tijdelijk herstel van het verleden: Hij is nu op weg naar de Vader. Dit verklaart ook Joh 20:17. Meteen na het emotionele moment waarop Maria Jezus als ‘Rabboeni!’ herkent, antwoordt Hij haar (NBV21) ’Houd Me niet vast, Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader.’
In “De vertaalmethode toegelicht” staat er echter niets over Joh 8:10 noch Joh 20:13,15. Een bron die ik vaak gebruik, ook nu, is “Studiebijbel in perspectief”, Nederlands Bijbelgenootschep, Haarlem, 2009, 3e druk, 2017.
Legende: NT = Nieuwe Testament, Mt = Matteüs, Mc = Marcus, Lc = Lucas, Joh = Johannes, HSV = Herziene Statenvertaling, NB = Naardense Bijbel, NBV= Nieuwe Bijbelvertaling, NBV21 = NBV-revisie van 2021, WV = Willibrordvertaling.
Een heel mooie en m.i. correcte uitleg.
Overigens had het woord ‘vrouw’ als aanspreektitel vroeger in Nederland wel degelijk een notie van respect (n.m.m. vooral in Brabant) en was tegelijk een heel gewoon woord; maar in een zoon – moeder relatie wordt dit woord niet gebezigd. Het is duidelijk dat Johannes hier een bedoeling mee heeft, zoals door U uitgelegd, waarvoor dank.
Dank; ik kan het voor het grootste deel met u eens zijn. In twee opzichten verschil met u van mening.
1. Ik begrijp dat u vindt, dat telkens waar het Griekse woordje gúnai staat, met ‘vrouw’ vertaald had moeten worden. Dat ben ik niet met u eens. In verreweg de meeste gevallen is, zoals ik heb uiteengezet, vertegenwoordigt ‘gúnai’ niets anders dan de manier waarop in het Grieks van het NT een vrouw normaliter wordt aangesproken. Dat betekent dat we met een idiomatisch gebruik van dat woordje te maken hebben, en een vertaling ‘vrouw’ doet daaraan geen recht: in het Nederlands spreken we een vrouw nu eenmaal niet op die manier aan. De NBV en NBV21 kiezen in dat geval meestal voor de ‘nuloptie’, d.w.z. ze laten de in het Grieks maar niet in het Nederlands gebruikelijke aanspreekvorm weg. Dat is prima te verdedigen; maar je zou dus eventueel wel kunnen denken aan ‘mevrouw’.
2. Uw opvatting dat het er in 2.4 om zou gaan dat ‘de hemelse vader beslist wanneer het moment is gekomen om te handelen’ (en dat zijn moeder daar dus niets mee te maken heeft) is weliswaar een eerbiedwaardige en traditionele uitleg, maar zij is evenzeer problematisch. Want Jezus’ moeder vat zijn antwoord helemaal niet op als terechtwijzing, maar juist als aansporing: ze gaat meteen het personeel vertellen dat ze moeten doen wat Jezus zegt. Blijkbaar hebben Jezus woorden haar tot de opvatting gebracht dat de tijd dat Jezus gaat handelen wel degelijk gekomen is. Ik denk dat het zinnetje dat de NBV21 vertaalt met ‘mijn tijd is nog niet gekomen’ als retorische vraag geïnterpreteerd moet worden: ‘Is mijn tijd niet gekomen?’, met dus als gesuggereerd antwoord: ja! In het Grieks is die interpretatie zonder meer mogelijk. Dan wordt de reactie van Jezus’ moeder ineens begrijpelijk: ze begrijpt dat Jezus’ tijd, d.w.z. het begin van zijn openbare optreden als zoon van God dat gekenmerkt zal worden door ‘tekenen’, is aangebroken.
“… ze gaat meteen het personeel vertellen dat ze moeten doen wat Jezus zegt.”
Een aansporing?!
Het ligt iets genuanceerder. Weer gebaseerd op (studiebijbel) Willibrord:
“Zijn moeder zei tegen de dienaren: ‘Wat Hij u ook beveelt, doe het maar.”‘
Hier klinkt iets berustends in door.
Dat die moeder geweten zou hebben van het uur dat voor haar zoon zou zijn gekomen, lijkt me sterk. De moeder komt juist met de mededeling dat de wijn op is. Hiermee legt ze onbewust de noodsituatie van de mensheid bloot. Zowel ‘bruiloft’ als ‘wijn’ verwijzen immers naar het komend messiaanse heil.
(Hosea 2:21-22 en Amos 9:12-14).
Verder onderschrijf ik de notitie van Patrick Desmarets in zijn geheel.
Ik begrijp heel goed dat u denkt dat er in ‘Wat Hij u ook beveelt, doe het maar’ iets berustends doorklinkt. Dat komt door dat woordje ‘maar’. Alleen: u heeft zich dan wel door de (studiebijbel) Willibrord laten foppen. Want die die vertaling heeft dat woordje ‘maar’ er zelf bij verzonnen: in het Grieks staat het er niet. Er is dus geen enkele reden om de opdracht aan het personeel als ‘iets berustends’ op te vatten.
Het vervolg van uw redenering begrijp ik niet. Dat Jezus’ moeder eerst met de mededeling kwam dat de wijn bijna op was impliceert toch niet dat ze daarna Jezus woorden ‘Is mijn uur niet gekomen?’ niet kan hebben begrepen?
De enige die zou hebben geweten wanneer het het uur van Jezus was, zou de Vader zijn geweest. Dit lijkt mij logischer.
U zet een vraagteken achter de zin van Jezus. In de Willibrord staat deze niet. Is de Willibrord zo slordig?
“De enige die zou hebben geweten wanneer het het uur van Jezus was, zou de Vader zijn geweest. Dit lijkt mij logische.”
Tja, als u niet op mijn argumenten ingaat maar slechts zonder enige argumentatie meedeelt dat u een bepaalde interpretatie “logisch” vindt, wordt een discussie niet erg zinvol.
“U zet een vraagteken achter de zin van Jezus. In de Willibrord staat deze niet. Is de Willibrord zo slordig?”
Nog eens: de Willibrord kiest voor een bepaalde, traditionele, interpretatie, en ik heb aangegeven waarom die interpretatie problematisch is. Vervolgens heb ik een andere mogelijke interpretatie geopperd, die als voordeel heeft dat het betreffende probleem zich daar niet voordoet. Een redelijke keuze voor één interpretatie betekent nog niet dat de andere daarmee “slordig” is.
Zullen we onze gedachtewisseling hierbij besluiten? Dank voor uw inbreng!
Het is voor veel zinnen en fragmenten in het Nieuwe Testament zeer moeilijk, soms wellicht nagenoeg onmogelijk om ‘de juiste’ interpretatie te kennen. Soms ligt die voor de hand omdat de evangelist zelf toelichting geeft. Maar een aantal uitspraken klinken voor ons, Westerlingen in de 21e eeuw, moeilijk te vatten. Alleen al het vertalen van Oud-Grieks teksten uit de 1e eeuw n.C. over een semitisch volk uit het Nabije Oosten naar hedendaags Nederlands is vaak al zeer moeilijk en zorgt voor de nodige vragen en discussies, zoals deze blog duidelijk maakt. Wie een beetje tijd stopt in exegese merkt al gauw dat verschillende Nederlandse vertalingen of studiebijbels zeer uiteenlopende verklaringen kunnen geven voor precies dezelfde tekst. De beste houding lijkt mij bescheidenheid en openstaan voor andere meningen. Bedankt Jona Lendering en Gert M. Knepper voor dit boeiende artikel!
‘Vrouw’ is niet een intrinsiek negatieve aanduiding, net zo min als ‘man’. Het negativisme hangt geheel van de context af (zoals het beruchte “vrouwtje” van Van Agt, die er overigens in wel meer opzichten naast zit) en de context is toch uitstekend verklaard door Desmarets?
Over vertalingen uit het Grieks doe ik geen uitspraken want ik beheers die taal helemaal niet. Ik baseer me wel op (verschillen tussen) de bestaande Nederlandstalige Bijbelvertalingen. We mogen ons gelukkig prijzen dat we in ons taalgebied zoveel goede vertalingen hebben!
Die interpretatie vind je o.a. terug in de “Studiebijbel in Perspectief” die ik in m’n eerste reactie heb vermeld. Maar ik besef heel goed dat er daarnaast nog andere valabele interpretaties mogelijk zijn. Zoals de rabbijnen zeggen: elk woord van de Bijbel heeft 70 betekenissen. Dit maakt zo’n discussies als de onze hier net interessant.
Bedankt voor deze interessante bijdrage!
Als deze je over één enkel woord in de bijbel al zo’n grote discussie kunt voeren wordt het toch wel moeilijk om, zoals gelovigen doen, vol te houden dat de bijbel Het Woord van God is.
Heeft God ooit beweert dat Zijn Woord maar voor Een uitleg vatbaar is?
Beweerd
Volgens mij is dit Bijbelgedeelte alleen te begrijpen als je doorhebt dat Jezus zijn moeder antwoordt met een citaat uit de Bijbel. De uitspraak “τί ἐμοὶ καὶ σοί, γύναι – Ti emoi kai soi gunai”, in de NBV21 vertaald met ” “Vrouw, wat wilt u van Me?”, verwijst naar 1 Kon 17:18 (de weduwe van Zarfath tegen de profeet Elia). In de NBV21 is het daar vertaald met “Wat heb ik u misdaan, godsman?”, maar het zijn in het Grieks precies dezelfde woorden. Door de auteur letterlijk vertaald uit het Hebreeuws, want dat zal Jezus in dit geval wel gesproken hebben.
Ik heb dat uitgewerkt in mijn blog in een kort verhaal: https://bijbelenzo.nl/het-raadsel-van-de-bruiloft-in-kana/ en ook een toelichting gegeven: https://bijbelenzo.nl/toelichting-het-raadsel-van-kana/. Dan krijgt deze uitdrukking van Jezus een heel andere betekenis. Geen distantie, maar een hint dat hij op het punt staat om een wonder te doen. Juist ook een blijk van vertrouwen, omdat Jezus ervan uitgaat dat zijn moeder die hint zal begrijpen.
Een verhelderende uitleg, maar ik vraag mij nu af of ‘Het raadsel van Kana” is opgelost en of de crux van het raadselachtige zinnetje ’ti emoi kai soi, gunai’ niet eerder zit in het griekse woord ’ti’ ipv het woord ‘gunai’. Gunai staat weliswaar in de vocatief (?), maar wel achterin de zin. Is het woord gunai daarom niet veeleer een uitroep ipv een aanspreektitel? Zulks in de zin van (wat is er weinig wijn) ‘man, o man!’ i.c. ‘vrouw, o vrouw!’
Ook in het hebreeuws staat het woord achterin de zin: ma (wat) l -i (voor mij ) wa (en) li (voor) ka = jou, isjh (vrouw).
Maar wat wordt met ‘wat’/’ti’ bedoeld?
Een verwijzing naar 1 Koningen 17:18, heel knap gezien! De meeste Nederlandse Bijbelvertalingen vermelden deze verwijzing niet. Bij nader inzien enkel de Naardense Bijbel van de mij bekende vertalingen, die had ik eerder over het hoofd gezien. En dit houdt inderdaad helemaal steek want de evangelist gebruikt ook hier weer een sterk oudtestamentisch beeld om over Jezus te spreken. Lees 1 Koningen 17:17-24 er maar eens op na. [1] Het gaat over de ‘godsman’ of profeet Elia. Jezus wordt in het NT ook profeet genoemd en Joh 1:21 verwijst expliciet naar Elia. Verwijzen naar Elia maakt duidelijk dat men een ingrijpen van Godswege verwacht. De Joden verwachtten de terugkomst van Elia om de komst van de Messias voor te bereiden. Elia werd aan het einde van zijn opdracht naar de hemel gevoerd (!), zie 2 Koningen 2:11. [2] Het gaat over het doden van de zoon van de weduwe. In het NT wordt Jezus ook zoon genoemd: de Zoon van God. En we weten hoe het met deze Zoon is afgelopen. [3] De zoon van de weduwe wordt weer opgewekt. Dit is het eerste opstandingsverhaal dat in de Bijbel voorkomt. Johannes’ evangelie als een drama dat als één grote spanningsboog reeds in hoofdstuk 1 begint en eindigt bij hoofdstukken 19-20 (passieverhaal en Opstanding).
De Bijbel zit vol intertekstuele verwijzingen. Ook het NT is een mozaïek van oudtestamentische citaten en toespelingen. Eigenlijk kun je het NT maar goed verstaan tegen de achtergrond van de Joodse Bijbel, ons Eerste (Oude) Testament. Uw toelichting waar u naast verwijst, toont het immense belang van de Septuaginta aan bij bijbelexegese. Dit is de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel die gangbaar was in de tijd van Jezus en die ongetwijfeld door de Griekssprekende Jezusgemeenten en de evangelisten werd gebruikt. De Hebreeuwse teksten die de basis vormden voor de Septuaginta zijn verloren gegaan. Hedendaagse vertalingen van de Hebreeuwse Bijbel maken gebruik van de veel jongere ‘Masoretische’ teksten uit de tiende eeuw na Christus. Er zijn duizenden verschillen tussen de oudere Griekse Septuaginta en de Masoretische teksten, sommige belangrijk, andere onbeduidend. Ik dacht dat Pieter Oussoren, de vertaler van de Naardense Bijbel, aan een integrale vertaling van de Septuaginta was begonnen. Bij uitgeverij Skandalon is “De Bijbel van Jezus” van hem te verkrijgen maar die bevat enkel een deel van Genesis. Zie https://www.naardensebijbel.nl/bijbel-jezus-genesis-vertaling-joods-griekse-septuaginta/.
Bedankt voor deze mooie reactie! Het maakt me natuurlijk blij als iemand mijn commentaar ‘heel knap gezien’ vindt 🙂
Boeiend dat hier de opwekking van de zoon van de weduwe al vooruitziet op de opstanding van Jezus. Dat had ik nog niet zo gezien. Wel dat heet eerste wonder van Mozes was dat hij water in bloed veranderde en het eerste wonder van Jezus water in wijn. De verwijzingen naar het Eerste Testament verdringen elkaar bijna in dit verhaal!
Naast het grote belang van de Septuaginta, denk ik dat we hier toch terug moeten gaan naar de oorspronkelijk gesproken talen. De spreektaal was Aramees, maar Jezus zal het Bijbelcitaat in het Hebreeuws hebben gezegd. Dan viel het zijn moeder ook direct op als citaat. Zoals ik in mijn blog heb geschreven:
In het Hebreeuws is het nog een beetje mooier, omdat de woorden voor “man” en “vrouw” hetzelfde beginnen.
מַה־לִּ֥י וָלָ֖ךְ אִ֣ישׁ הָאֱלֹהִ֑ים – Mah li walag, Iesh ha’elohim. 1 Kon 17:18
מַה־לִּ֥י וָלָ֖ךְ אִשָּׁה – Mah li walag, Iesh-ah. Joh. 2:4
Dan staat ‘vrouw’ dus tegenover ‘godsman’. Jezus moest wel ‘vrouw’ zeggen in plaats van ‘moeder’ om zo het citaat goed uit te laten komen. Daar hoeven we dus verder niet achter te zoeken dat hij daarmee distantie uitgedrukt zou hebben. Ondanks dat het wel uit het Grieks zou blijken, zoals Gert dat in zijn artikel aantoont. Een artikel dat zeker goed in elkaar zit wat het Grieks betreft!
Twee opmerkingen:
“De vertalers van de NBV hadden daarvoor indertijd een sterk argument: hun doel was de bijbel te vertalen in ‘hedendaags, natuurlijk Nederlands’. ”
Waarom is dat een ‘sterk’ argument? Wie bepaalt wat dat ‘hedendaags, natuurlijk Nederlands’ is? Hoe sprak/spreek de ‘gemiddelde christelijke Nederlander’ dan?
Er zijn zijn vast wel Nederlanders te vinden die het volgende zouden willen lezen:
“Yo wijffie, bemoei je met je eigen zaken”.
Een andere vraag die ik hier even niet gesteld zie gaat over de positie van Maria op die bruiloft. Waarom zou de hofmeester zo’n advies of zelfs bevel van haar aannemen? Was het een bruiloft van de familie, mogelijk zelfs van een broer of zus, dat Jezus zomaar naar de catering zou stappen en nogal vreemde opdrachten kon geven?
Voor de gedetailleerde uitgangspunten die aan de NBV en de NBV21 ten grondslag liggen, kan ik alleen maar verwijzen naar de uitgebreide literatuur die de NBV daarover heeft gepubliceerd.
Die vraag is zinloos, want hij heeft geen betrekking op de tekst maar op een kennelijk door u geponeerde historische gebeurtenis – zoals ook al blijkt uit het feit dat u de anonieme moeder van Jezus een naam geeft. Wat u doet heet ‘historiseren’, d.w.z. een tekst verwarren met een gebeurtenis. Een verhaal waarin iemand 600 liter water in prima wijn veranderd zal echter, om het zacht uit te drukken, door een historicus niet snel als historisch worden beoordeeld. Wie dat wel wil doen, heeft nogal wat uit te leggen.
“Die vraag is zinloos, etc” verwijst naar uw tweede opmerking.