Het vroegste christendom als greedy institution

De gemeenschappelijke maaltijd was een van de momenten waarop de leden van de greedy institution zich uitverkoren konden weten (Catacomben van Domitilla, Rome).

Het idee dat alle vroege christenen elkaar lief hadden als broeders en zusters was meer ideaal dan waarheid. Er waren vaak ruzies. Het bekendste voorbeeld is Paulus, die in Galaten 2.11-14 weinig goeds heeft te zeggen over Petrus. De auteur van de Openbaring spreekt vol afschuw van christenen in Pergamon en Tyatira die van het heidense offervlees aten (2.14, 2.20; overigens met vermelding van een vrouwelijke leraar). De auteur van de Eerste brief van Johannes maakt zijn opponenten uit voor antichristen. Ik heb er onlangs op gewezen dat de Brief van Jakobus te lezen is als correctie op Paulus’ opvattingen over de Wet.

Het geruzie hoeft ons niet te verbazen. Het vroegste christendom was immers een greedy institution, dat wil zeggen een instelling die haar leden voorhoudt te zijn uitverkoren en in ruil volledige toewijding eist. (Sparta is een ander antiek voorbeeld.) Die volledig toewijding kwam als vanzelf. Wie een terechtgestelde crimineel begint te vereren – en daar leek het natuurlijk wel op – sneed nogal wat banden af met de rest van de samenleving. En in een greedy institution kan alles wat duidt op minder dan volledige toewijding, leiden tot explosieve situaties. Ruzie was te verwachten.

Lees verder “Het vroegste christendom als greedy institution”

De lijdende dienstknecht

Petrus (Catacomben van Petrus en Marcellinus, Rome)

Zoals er discussie is over het auteurschap van de Brief van Jakobus, zo is er onenigheid over de Eerste brief van Petrus. De argumenten zijn grotendeels dezelfde. Vroege christelijke schrijvers meenden dat Simon Petrus de tekst had geschreven; moderne geleerden vinden het Grieks te goed voor een visser, waarbij de onuitgesproken hypothese is dat Galilese vissers alleen maar Aramees zouden spreken en geen talen zouden kunnen leren; andere moderne geleerden introduceren de hypothese dat de Silvanus die in 5.12 staat vermeld, de vertaler is geweest. Ik zal de kwestie laten rusten.

Plaatsvervangend lijden

Er is zoveel interessanters te vertellen, al zal het citaat u misschien treffen als wat zalverig. De auteur, die we maar Petrus zullen noemen, troost vervolgde christenen en schrijft:

Ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, hij leed en dreigde niet, hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt. (1 Petrus 2.22-25; NBV21)

Lees verder “De lijdende dienstknecht”

De Brief van Jakobus

Jakobus de Rechtvaardige (fresco uit de Mar Saba-kerk in Eddé)

Het christendom, zo beweerde men tot in de jaren tachtig, is ontstaan doordat Paulus het joodse geloof van Jezus verving door een geloof in Jezus, waardoor ook niet-joden op de naderende dag des oordeels konden worden gered. De publicatie van de Dode-Zee-rol die bekendstaat als 4QMMT en het Nieuwe Perspectief op Paulus weerlegden deze visie. We zoeken de oorzaak van het scheiden der wegen nu eerder bij Domitianus’ harde toepassing van de Fiscus Judaicus.

Feit blijft dat Paulus niet-joden uitnodigde bij het Verbondsvolk. Niet iedereen dacht daar zo over en ook hun stemmen klinken in het Nieuwe Testament, zoals in de Brief van Jakobus. Er is wel geopperd dat de auteur de broer van Jezus is geweest, de Jakobus de Rechtvaardige die in 62 in opdracht van hogepriester Ananos II is gestenigd. Als het waar is, hebben we meteen terminus ante quem voor de brief.

Lees verder “De Brief van Jakobus”

Jezus’ vrouwelijke leerlingen

Jezus en de samaritaanse vrouw (Catacomben van Praetextatus, Rome)

Ik heb wel vaker verteld dat rond Jezus drie (vermoedelijk overlappende) groepen volgelingen zijn aan te wijzen. De binnenste cirkel stond bekend als De Twaalf. Zij zouden aan het hoofd staan van de stammen van Israël als dat eenmaal, in de messiaanse toekomst, zou zijn hersteld. Hun namen staan in diverse lijsten, zoals Marcus 3.14-19 en Matteüs 10.2-4. Met één afwijkende naam staan ze ook in Lukas 6.14-16 en Handelingen 1.13. De tweede groep, te onderscheiden van de vorige, bestond uit de apostelen, “afgezanten”, twee aan twee uitgezonden. Ze zijn genoemd in Lukas 10:1. Dat hierbij vrouwen waren, blijkt uit Romeinen 16.7, waar Junia staat vermeld.

En dan waren er de leerlingen. Dat moeten er vele zijn geweest. Over sommige hebben we een roepingsverhaal, zoals dat over Natanaël (Johannes 1.43-51) en Levi (Lukas 5.27-28). Ook bij deze groep lijken vrouwen te zijn geweest. Ik zou althans niet weten hoe je anders moet denken over Maria van Magdala, Johanna, Salome, Susanna of Maria en Martha. Ze volgden Jezus, desnoods zonder chaperonne. Ze bleven bij hem tot bij zijn marteldood en graf. Ze financierden Jezus vanuit hun eigen vermogen (Lukas 8.3). Als je de lasten van het leerling-zijn draagt, zul je de onderwijzingen toch minimaal de moeite van het overwegen waard gevonden moeten hebben.

Lees verder “Jezus’ vrouwelijke leerlingen”

Maria van Magdala

Dit is vanzelfsprekend Maria van Magdala niet, maar een rijke vrouw uit Galilea zal er niet heel anders uit hebben gezien (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Maria van Magdala ofwel Maria Magdalena: iedereen heeft van haar gehoord. Desondanks weten we frustrerend weinig over haar.

Wat weten we wel? Om te beginnen: ze kwam uit Magdala ofwel Migdal (“toren”), een vissersdorp aan de Zee van Galilea. Het geniet enige bekendheid omdat er een scheepje is gevonden uit de eerste eeuw dat prompt werd aangeduid als de boot waarin Jezus had gevaren. Dat was zelfs voor Israëlische begrippen excessief. De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp.

Lees verder “Maria van Magdala”

Oxyrhynchos (1)

Een bewoner van Oxyrhynchos, afgebeeld met schrijfgerei (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Nou blog ik afgelopen laatst over de Kopten en noem ik in dat stukje Oxyrhynchos, maar ik heb nog nooit over Oxyrhynchos geblogd! Tijd voor wat background repair.

Geschikte plek

Ik noemde al dat de Oxfordgeleerden Bernard Grenfell (1870-1926) en Arthur Hunt (1871-1934) er vanaf 1896 een soort noodopgraving deden. Ze wilden, voordat plunderaars het materiaal unprovenanced op de markt gooiden, papyri bergen. Unprovenanced papyri hebben immers geen wetenschappelijke waarde. Papyri zijn eenvoudig te vervalsen – ik schreef er elders meer over – en zulk materiaal kan dus vals zijn. De waarde ervan is even groot als die van een laboratoriumproef waarvan de opstelling niet is genoteerd.

Lees verder “Oxyrhynchos (1)”

Henoch in het Nieuwe Testament

De hemelvaart van Henoch met het offer van Abel (Cappella Palatina, Palermo)

Ik heb in het verleden enkele keren geblogd over het niet-Bijbelboek 1 Henoch. Simpel samengevat: het gaat om vijf tussen pakweg 250 v.Chr. en 50 na Chr. opgetekende teksten, waarin een profeet Henoch vertelt over onder meer de val van de engelen en de Zondvloed. De samenstellers bedoelden hun teksten als waarschuwing voor de naderende wereldondergang. Er waren meer teksten in dit genre, die terecht zijn gekomen in 2 Henoch en 3 Henoch. Dat materiaal is meer mystiek van inslag.

Eerbiedwaardige verhalen

De henochitische literatuur biedt verhalen die de auteurs van de later canoniek geworden Bijbelteksten veronderstellen. 1 Henoch toont bijvoorbeeld dat het christelijke idee dat de messias (die Israël als politieke macht herstelt) dezelfde is als de Mensenzoon (die het Laatste Oordeel velt), ook kan hebben bestaan in een joods milieu. 3 Henoch bevat het idee dat een mysticus kan opstijgen tot de status van Kleine Jahweh. Een fijne inleiding is dit boekje, waarover ik hier schreef.

Lees verder “Henoch in het Nieuwe Testament”

Nimrod

Misschien was een beschermgeest als deze uit Khorsabad wel het model voor Nimrod (Louvre, Parijs).

Waarom, zo kreeg ik als vraag voorgelegd, zijn er in het Midden-Oosten zoveel plaatsen die Nimrod heten?

Dat weet ik toevallig.

Eerst maar even wat achtergrond. Genesis bevat een opsomming van alle volken die de auteur van dat deel van de Bijbel kende, gepresenteerd als afstammelingen van Noach. Hierin zit ook het volgende stukje:

Kus was de vader van Nimrod, die de eerste machthebber op aarde was. Hij was een geweldig jager, door niemand overtroffen. Vandaar de uitdrukking: een voortreffelijk jager, een tweede Nimrod. Eerst heerste hij over Babel, Uruk, Akkad en Kalne in het land Sinear. Vanuit Sinear trok hij later naar Assyrië, waar hij Nineveh, Rechobot-Ir en Kalach bouwde, en ook de grote stad Resen, tussen Nineve en Kalach. (Genesis 10.8-12; NBV21)

Lees verder “Nimrod”

Het teken van Jona (2)

Jona (Catacomben van Callixtus, Rome)

[Tweede deel van een blog over het Teken van Jona. Het eerste deel was hier.]

De bedoeling

Er zijn, zoals gezegd, verschillende mogelijkheden om “het teken van Jona” te duiden:

  • een door de profeet gegeven waarschuwing voor de verwoesting van een stad,
  • de door Jona ontvangen les dat de heidenen zo beroerd niet waren
  • de boodschap dat je je maar niet tegen Gods opdrachten moest verzetten.

Lees verder “Het teken van Jona (2)”

Het teken van Jona (1)

Jona en de grote vis (Sarcofaag, Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

Een van de vragen rond de jaarwisseling was wat het “teken van Jona” was, dat door drie evangelisten wordt genoemd. Er liggen hier diverse problemen. Om te beginnen wat “van” hier betekent. Is dat het teken dat de profeet Jona gaf (de aankondiging van de verwoesting van Nineveh), de les die hij leerde (dat de heidenen tot inkeer konden komen) of het teken dat hij zelf voor de gelovigen vormde (dat je je niet moet verzetten tegen een goddelijke opdracht)? Bedenk hierbij: er was destijds geen vastgestelde canon van de Bijbel. Er kunnen best verhalen hebben gecirculeerd over Jona die de eindredactie niet hebben gehaald. Dat maakt de uitleg voor ons extra lastig.

De tweede vraag: waarom vertellen de evangelisten er verschillend over? Dit brengt ons naar de discussie over de bron Q. Derde vraag: wat is de (Galilese) context van de passage? Pas als we dat allemaal weten, kunnen we bekijken wat is bedoeld. Tip van de sluier: we weten het niet precies, maar de strekking is duidelijk. Kortom, stof genoeg.

Lees verder “Het teken van Jona (1)”