Dageraad van Holland

Ik weet niet meer hoe ik Henk ’t Jong heb leren kennen – online, ongetwijfeld – maar ik weet wel dat we elkaar voor het eerst hebben ontmoet in een restaurant op een bovenverdieping van het Groot Handelsgebouw in Rotterdam, genietend van het uitzicht op het station en de prachtige wolkenkrabbers. We ontdekten dat we het redelijk eens waren maar toch niet dezelfde visie hebben op geschiedenis. Dat doet er ook niet zoveel toe. Ik mag die ouwe brompot wel.

Hij weet namelijk waar hij het over heeft en is niet bang een impopulair standpunt in te nemen. Een historicus moet immers onbevangen, integer en onafhankelijk zijn en een trog een trog en een vijg een vijg noemen. Zoals op zijn blog Apud Thuredrech, waarin ’t Jong hier het standpunt weerlegt dat geschiedenis vooral een verhaal zou zijn. Wat het wel is:

Geschiedschrijving is het beschrijven van gebeurtenissen uit het verleden, hun oorzaken en gevolgen, gebaseerd op bronnen- en literatuuronderzoek, zonder de lege plekken op te vullen met fantasie of romantische verklaringen.

Ik licht deze zin eruit omdat dit precies is hoe ’t Jong te werk gaat in het eerste boek dat ik van hem lees, zijn pas verschenen De dageraad van Holland.

Lees verder “Dageraad van Holland”

Slag bij Vlaardingen (3)

Nog een ontginningslandschap: de Pijp in Amsterdam (Google Earth)

Het citaat van Alpertus van Metz dat ik in mijn eerste stukje aanhaalde, bevat bijna alle elementen die in het tweede stukje aan de orde zijn gekomen. Onder auspiciën van de Hollandse graaf (de hoofdman van de “rovers”) ontgonnen boeren de woeste gronden langs een rivier (“het Merwedewoud”), waarbij iedereen een door sloten afgebakende kavel ter ontginning kreeg en tijns betaalde. Alle boeren van het ontginningsdorp deden krijgsdienst: met eenvoudige wapens vochten ze zij aan zij met het garnizoen van de Vlaardingse burcht.

Alpertus verklaart het succes van de Hollandse boeren door erop te wijzen dat de soldaten van het keizerlijke leger in paniek raakten. Dat kan een deel van de waarheid zijn, maar je zou denken dat de soldaten van de bisschop toch wel zullen hebben begrepen wat een omtrekkende beweging was. Wellicht is een andere oorzaak van de Hollandse zege dat de boeren met een verrassend grote inzet vochten. En met reden, want de ontginningskavels waarop ze slag leverden, waren van henzelf.

Lees verder “Slag bij Vlaardingen (3)”

Slag bij Vlaardingen (2)

Ontginningslandschap bij Woerden

Kort voor de jaarwisseling schreef ik over de Slag bij Vlaardingen, waarin Dirk III, graaf van wat later “Holland” zou heten, een leger versloeg dat de Duitse keizer tegen hem had uitgestuurd, aangevoerd door de bisschop van Utrecht en de hertog van Lotharingen. Waarom is zo’n gevecht na een millennium nog de moeite van het herdenken waard?

Om te beginnen: de positie van Dirk, van zijn voorgangers en zijn opvolgers. Als graven waren ze verantwoordelijk voor het duingebied en de mondingen van de Maas en Rijn, maar ze raakten steeds meer geïnteresseerd in de wildernis in het achterland. Waar zich tegenwoordig een landschap uitstrekt vol steden en weilanden, lag destijds een woest veengebied: elzenbroekbos, struiken, rietveen. In de loop der eeuwen was het veen steeds verder gegroeid en het had de vorm gekregen van metersdikke kussens. Hoewel er mensen woonden, begrijp je waarom Alpertus het een “woud” noemt, een middeleeuws synoniem voor onherbergzaamheid.

Lees verder “Slag bij Vlaardingen (2)”

Slag bij Vlaardingen (1)

Bij gebrek aan eigen fotomateriaal van de Slag bij Vlaardingen krijgt u dit plaatje van het wapen van het Huis van Holland. (Te zien op het raadhuis van Gouda, dus met Vlaardingen of de elfde eeuw heeft het weinig van doen.)

Morgen loopt het oude jaar af en overmorgen begint 2018. Dat is een kroonjaar in de geschiedenis van het graafschap Holland: een millennium geleden vond de Slag bij Vlaardingen plaats. Het leek me aardig uw aandacht daar alvast op te vestigen. Niet omdat kroonjaren belangrijk zijn, overigens, want het verleden is altijd interessant en niet alleen als iets precies duizend jaar geleden of op deze of gene datum is gebeurd. Ik bied echter graag wat voorpubliciteit zodat u, als u later dit jaar met de officiële herdenking wordt geconfronteerd, herkent dat het iets belangrijks is. Eerst geef ik het woord aan Alpertus van Metz, die we, als “Nederland” destijds een begrip zou zijn geweest, hadden kunnen typeren als de eerste Nederlandse historicus.

Aan de kust brak een oorlog uit met de volgende aanleiding. Een groep Friezen had zijn woongebied opgegeven en was gaan wonen in het Merwedewoud. Daar hadden ze zich aangesloten bij een groep rovers en samen met hen beroofden ze de kooplieden. (Later werden die Friezen overigens onderworpen door diezelfde rovers, die hun land toewezen en ieder een perceel ter ontginning gaven met de opdracht dat te bebouwen en cijns te betalen.) Herhaaldelijk kwamen de kooplieden uit Tiel naar de keizer om hem te vragen of hij, in zijn genade, hen wilde beschermen tegen de rovers. Omdat de vorst de handelswegen begaanbaar wilde houden, ontbood hij bisschop Adelbold en hertog Godfried. Hij gelastte hun op te trekken tegen de Friezen, ze uit hun illegale woonplaatsen te verjagen en de rovers te verdrijven. Op grond van dit bevel verzamelden ze een enorm leger, waarvan ook de aanzienlijkste en in de oorlogvoering meest ervaren mannen deel uitmaakten.

Lees verder “Slag bij Vlaardingen (1)”

Adalbert

Het altaar waarin de resten van Adalbert liggen

Een tijdje geleden belandde ik, enigszins ongepland, in de Egmondse Abdij. Ik wist dat het historische klooster, waar de graven van Holland ooit hun kanselarij hadden, niet langer bestond en had daarom nooit eerder een reden gezien erheen te gaan. Nu zal ik niet zeggen dat ik daarmee een onherstelbaar cultureel misdrijf heb gepleegd, maar ik had er beter wél eens een kijkje kunnen nemen. Het is een mooie, rustige plaats. De plek waar ooit de kloosterkerk heeft gestaan is aangegeven en in de buurt ligt in een moderne kerk Adalbert, de missionaris die hier ooit het christendom zou zijn komen uitleggen, opnieuw begraven.

Toen hij hier rond 700 aankwam, waren hier wat Friese boerennederzettingen. Missionarissen als Wigbert en Willibrord hadden geprobeerd het gebied te kerstenen, maar hadden weinig bereikt, hoewel de lokale heerser Radboud behulpzaam was geweest. Er kwam pas schot in de zaak toen deze koning in 719 was overleden en de Frankische leider Karel Martel zich van alle gebied ten westen van het Vlie meester had gemaakt. Rond 730 waren er kerken in Velsen, Heiloo en Petten. En ergens daartussen leefde dus Adalbert.

Lees verder “Adalbert”