[Voor de vaste bezoekers van deze blog: vandaag zijn jullie even niet aan de beurt, maar is de blog voor kinderen die het verhaal van Gilgameš nog nooit hebben gehoord. Daar moet verandering in komen. Het staat u natuurlijk vrij een achtjarige voor te lezen; zondag rond ik af. Het eerste deel was hier.]
Nadat ze de cederbomen hadden omgehakt en een vlot hadden gemaakt, voeren koning Gilgameš en zijn vriend Enkidu weer terug naar de stad Uruk. Enkidu stond aan het roer en Gilgameš stond vooraan, met het hoofd van Humbaba. Het was een enorme reis: als je de landkaart pakt, zie je dat ze begonnen in het land dat nu Libanon heet en dat ze toen eerst naar het noorden voeren, door Syrië, dat ze daarna het vlot en de bomen over het land moesten dragen door wat nu Turkije heet, dat ze toen de rivier de Eufraat bereikten en daarover verder gingen, opnieuw door Syrië en toen nog een stuk door Irak. De Eufraat stroomde langs Uruk, dus ze hoefden het vlot en de bomen niet nog een keer op hun schouders mee te dragen.
Toen ze in Uruk kwamen, was iedereen blij, vooral Ninsun, de buffelgodin die ook de moeder was van Gilgameš. Van het hout maakten ze mooie kamers in het paleis. Alle mensen keken naar Gilgameš en Enkidu en dachten: “Wat een stoere mannen zijn dat, dat ze zo ver hebben gereisd, een monster hebben verslagen en het beste hout van de wereld naar onze stad hebben gebracht.” En het waren niet alleen mensen die vol bewondering keken naar de twee vrienden.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.